column
Bodie
Jacques de Vroomen
‘Goodbye God, I'm going to Bodie’. Een zin uit het dagboek van een schoolmeisje, Californië 1879. Haar familie had besloten naar het mijnwerkersstadje Bodie te verhuizen. In Bodie kon je immers snel rijk worden. Amerika was in de greep van de goudkoorts. In 1879 telde het stadje tienduizend inwoners. Een tijdgenoot heeft ook de saloons geteld. Dat waren er in dat jaar vijfenzestig. De plaatselijke begrafenisonderneming moet ook een goudmijn zijn geweest want er werd veel geschoten en ook raak geschoten dus ook gestorven in Bodie.
VICINITY MAP
In de loop van deze eeuw raakte het goud op en het stadje ontvolkt. Van de houten gebouwen uit de negentiende eeuw staat nog ongeveer 5% overeind. Ik bezocht de restanten van het stadje onlangs en was diep onder de indruk. Ik ben zelden in mijn leven zo geraakt door de schamele resten van een oud plaatsje als deze keer in Californië. Laat ik het uitleggen.
Interessante historische bouwwerken worden in Nederland voor verval behoed door Monumentenzorg. We brengen met elkaar heel wat belastinggeld op om ervoor te zorgen dat die pittoreske gevels uit de middeleeuwen, dat monumentale stadhuis uit de Gouden Eeuw of die fraaie synagoge van een eeuw later ongeschonden voor het nageslacht behouden blijven.
Een plausibel beleid, ongetwijfeld, maar er zijn ook schaduwzijden. Dat ontdekte ik bij mijn bezoek aan het Californische Bodie. In Bodie wordt geen cent uitgegeven aan monumentenzorg. Het oude postkantoor, het kerkje, het brandweerhuisje, de her en der nog overeind staande particuliere woningen worden van dag tot dag zeer zichtbaar ouder. Een stuk dak is weggewaaid. Een losgeraakte goot klappert tegen een gevel. Het huis van de timmerman was kort voor mijn bezoek compleet ingestort. Er wordt in Bodie niets gedaan om de tand des tijds tot kalmte te manen. Het resultaat is zeer indrukwekkend.
Beeldende kunst had ik altijd gezien als een vorm van kunst die in principe tijdloos was. De nachtwacht van Rembrandt ziet er in 1800, 1900 en 2000 exact hetzelfde uit. Tenminste als het schilderij van tijd tot tijd vakkundig gerestaureerd wordt. Maar die restauratieve tijdloosheid heeft ook een dodelijk steriliserend effect.
Het is normaal en natuurlijk dat dingen verouderen. In Bodie heb ik voor ruiten gestaan die ik eerst schoon moest vegen om iets daarbinnen te kunnen onderscheiden. Die ‘binnenkant’ was niet de verantwoord ingerichte stijlkamer maar gewoon de rommel die men bij het verlaten van het huis in 1919 had laten liggen. En op de oude schoen, de borden op de aanrecht, het schrijftafeltje in de hoek ligt een decimeter stof. Bodie is in de ware zin van het woord een historisch monument omdat je ervaart hoe de tijd het langzaam opvreet. Een oud stadje, want je ziet hoe het oud is geworden en dagelijks ouder wordt.
Kunstwerken die als gevolg van onze zorg eeuwig in optimale vorm blijven, missen iets wezenlijks. Ze missen de sporen van de tijd. Alles en iedereen op deze aardbol dient te buigen voor de suprematie van de tijd. Er is geen tijdloos leven. Er is alleen tijdelijk leven. Dat hebben ze daar in Californië verdomd goed begrepen.