| |
| |
| |
La Banlieue - een thematisch kunstproject bij Frans
In het kader van mijn eindstage heb ik een kunst- en literatuurproject opgezet in een 5 VWO klas. Ik wilde op deze manier mijn eindstage op een bijzondere wijze afsluiten en daarnaast iets doen met de nieuwe ontwikkelingen binnen het (literatuur)onderwijs. Ik koos dan ook voor een koppeling met andere kunsten zoals bij het vak CKV en het zelfstandig leren. In dit artikel wil ik zowel de theoretische als de praktische kanten van dit project beschrijven.
Suzanne Pennings
Datum |
Tijdstip |
Lesinhoud |
1.12.98 |
14.15-14.20 |
Inleiding project |
|
14.20-15.55 |
‘La Haine’ kijken |
3.12.98 |
8.10-8.15 |
‘Dans mon HLM’ luisteren |
|
8.15-9.00 |
Zelfstudie lokaal-gebonden |
8.12.98 |
14.15-15.55 |
Zelfstudie niet lokaal-gebonden |
|
vóór 15.55 |
Inleveren producten ‘La Haine’, ‘Dans mon HKM’, tevens uitreiking ‘Ariane’ |
9.12.98 |
8.10-8.15 |
‘Paradisiaque’ luisteren |
|
8.15-9.00 |
Zelfstudie lokaal gebonden |
10.12.98 |
9.00 |
Uitreiking ‘Images’ |
|
9.00-9.50 |
Zelfstudie lokaal-gebonden |
15.12.98 |
14.15-15.55 |
Zelfstudie niet lokaal-gebonden |
|
vóór 15.55 |
Inleveren project, uitreiking evaluatie |
18.12.98 |
9.00-9.50 |
Mondelinge evaluatie |
| |
Projectopzet
Mijn eigen doelstellingen voor het project waren zoals gezegd de koppeling met het vak CKV en het zelfstandig leren. Daarnaast wilde ik bij de keuze van het thema rekening houden met het schoolvak Frans, omdat de lessenreeks binnen het reguliere programma moest plaatsvinden.
Alvorens tot een projectopzet te komen, moest ik me goed realiseren met wie ik te maken had: een reguliere 5 VWO klas met nog erg weinig ervaring voor wat betreft het zelfstandig leren. Gekozen is dan ook voor een aantal klassikale momenten, een aantal lokaal-gebonden en niet-lokaalgebonden zelfstudie-uren (zie tabel tijdsindeling).
Als onderwerp van de lessenreeks heb ik de ‘banlieue’ gekozen, oftewel de voorsteden van Parijs, omdat dit thema actueel is in Frankrijk, en vooral ook omdat het de leefwereld is van veel Franse jongeren. Het doel is om de leerling een duidelijk beeld te geven van de huidige situatie in de voorsteden van Parijs. Belangrijk hierbij is dat de situatie aldaar zo vaak mogelijk aan de belevingswereld van de leerling wordt gekoppeld. Verder moeten de kunstvormen film, muziek, literatuur en schilderkunst centraal staan. De leerling moet een duidelijk beeld krijgen hoe een bepaald thema door diverse kunstvormen en diverse kunstenaars op heel verschillende manieren gestalte kan krijgen.
Ik ben in mijn eigen archief en dat van anderen op zoek gegaan naar bruikbare kunstwerken. Voor wat betreft film viel mijn keuze op La Haine. Deze had ik een tijdje terug opgenomen van de VPRO, met een aardig interview met één van de hoofdrolspelers. Verder had ik zelf twee totaal verschillende liedjes die over de banlieue gaan, te weten een nummer van Renaud en van MC Solaar. Vooral het laatste rapnummer sluit goed aan op de belevingswereld van de leerlingen. Het verhaal Ariane van Le Clézio werd me aangeraden door een goede vriendin. Opnieuw staat hier een jongere centraal, hetgeen ik erg belangrijk vond bij dit thematisch project. Het moeilijkste was het om ook iets te vinden over de banlieue in de beeldende kunst, maar een avondje internetten samen met het zoekprogramma AltaVista was de oplossing voor dit probleem. Uit het
| |
| |
grote aanbod koos ik drie afbeeldingen die allemaal getekend of geschilderd waren en stuk voor stuk een totaal verschillende sfeer uitademden.
| |
La Haine
Het totale project nam tien lessen van 50 minuten in beslag. Tijdens de eerste twee lessen werd het project ingeleid en de film ‘La Haine’ bekeken. Deze Franse film gaat over het leven van drie jongeren in één van de voorsteden van Parijs.
Voordat de film begon kregen de leerling de bijbehorende opdrachten, zodat ze goed wisten waar ze op moesten letten tijdens het kijken. Bij de eerste opdracht moesten de leerlingen technisch-inhoudelijke vragen beantwoorden, bijvoorbeeld een karakterbeschrijving van de hoofdpersonen geven en het genre van de film benoemen. Bij de tweede opdracht maakten leerlingen een keuze uit een drietal opdrachten die creatief van aard waren, zoals het schrijven van een recensie, het ontwerpen van een filmposter of het schrijven van een dagboekfragment van één van de hoofdrolspelers. Tenslotte gaven de leerlingen hun eigen mening over de film.
Deze eigen mening was over het algemeen erg positief. Een leerlinge schreef het volgende:
‘Op zich hou ik helemaal niet van die reality-films. Ik vind ze over het algemeen maar naar en eng. Ondanks dat ze eigenlijk de waarheid juist goed laten zien. Maar deze film was duidelijk anders. Ik heb geen moment niet gekeken, want ik vond het veel te spannend. Vooral de snelheid waarmee ze de beelden achter elkaar lieten zien. Hierdoor kwam er veel vaart in de film. Ook de inhoud was goed. Alleen vond ik sommige dialogen iets te lang duren. Dan werd er een beetje “onzin” tegen elkaar gezegd. Maar één zinnetje is mij de hele tijd bij gebleven: “Jusqu'ici tout va bien”. Dat zinnetje vond ik erg mooi en het zei tegelijkertijd ook veel over de film zelf [...].’
| |
Dans mon HLM
De derde les stond in het teken van muziek. Er werd geluisterd naar het liedje Dans mon HLM van Renaud Séchan: een nummer van enkele tientallen jaren geleden waarin per couplet één van de bewoners wordt voorgesteld van de etages van een HLM (Habitation à Loyer Modéré: meestal grauwe woonblokken). Bij het liedje hoorden twee opdrachten: ten eerste een aantal begripsvragen om de leerling op de hoogte te brengen van de inhoud van de chansontekst, en een tweede opdracht waarbij de leerling zelf een couplet van het lied moest schrijven, waarin een nieuwe bewoner van de flat voorgesteld moest worden.
Een leerlinge heeft een boer geplaatst naast de mensen die al in het huizenblok wonen: een klootzak, een kantoorpikkie, een geblondeerd tutje en een verzameling nieuwe hippies (tekst is niet gecorrigeerd).
‘Au cinquième de mon HLM
Y'a une espèce de paysan
Qui soigne un cochon à son balcon
Qui fait cela d'une manière autrement
I'le donne un repas très bon
Et le promène trois fois par jour
Le matin, l'après-midi et le soir
A cette temps ils se promènent à la cour
Et sa route en retour par le trottoir
Ensuite il est à nouveau à son balcon
Après il le prendre sous la douche
Et lave le petit queue du cochon
Aussi la sale bouche
Et les pieds finalement
Le cochon sent très doux
Si le paysan a fait tout, il est content
C'est vous dire s'il est fou!’
Geheel volgens de manier van Renaud (dat wil zeggen 17 regels, zelfde structuur, op rijm en met gebruik van argot) heeft deze leerlinge een nieuw couplet geschreven voor het bestaande chanson. Aardig hierbij is dat ze juist heeft gekozen voor het contrast. Naast typische stedelingen heeft ze iemand van het platteland geplaatst.
| |
Ariane
Literatuur was het onderwerp van de vierde les. Het verhaal was Ariane van Le Clézio. Ariane woont in één van de flats van de Parijse banlieue. Het verhaal beschrijft één van de avonden aldaar: Ariane drinkt wat met haar vriendin en slentert nog wat rond, totdat ze wordt gegrepen en verkracht door een aantal motorrijders. Er hoorde een opdracht bij die was onderverdeeld in een aantal deelopdrachten. De eerste vier pagina's van het boek geven een beschrijving van het verhaaldecor en de leerlingen moesten hier een schets van maken. Belangrijk was de juiste sfeer weer te geven in de tekening. Ook moesten de leerlingen een precieze persoonsbeschrijving geven van de hoofdpersoon en hierbij een geschikte afbeelding zoeken in een tijdschrift. Als laatste opdracht moesten ze een samenvatting geven in het Nederlands.
| |
Paradisiaque
De vijfde les stond opnieuw in het teken van muziek, maar dan van geheel andere aard: Paradisiaque van MC Solaar. Een harde raptekst waarin de buitenwijken worden vergeleken met het hemelse paradijs. De tekst
| |
| |
bevat veel moderne en nieuwe woorden en is geschreven als een gedicht. Kortom niet echt makkelijk voor een 5 VWO-leerling. De eerste opdracht bestond dan ook uit een serie inhoudelijke vragen die de leerling door de tekst heen hielpen. De tweede opdracht was het lezen van een achtergrondartikel over het leven en het werk van MC Solaar, dat ik had gevonden op internet. Ook hier hoorde een serie vragen bij.
| |
Images
De laatste kunstvorm die behandeld werd was de schilderkunst in de vorm van twee boekomslagen en een schilderij, opnieuw gevonden op het internet na een avondje trefwoorden zoals ‘banlieue’ en ‘HLM’ te hebben ingetikt. De drie afbeeldingen geven een totaal verschillend beeld van de banlieue. De eerste opdracht was dan ook een beschrijving te geven van de drie afbeeldingen. Een leerlinge schrijft:
‘Plaatje 1: Je ziet de flatgebouwen van de banlieue met daarvoor op de grond allemaal troep/oud vuil en in het midden een soort “Hulk” die leunt op een bijl en hij heeft nog meer wapens bij zich. De afbeelding is grotendeels rood, wat het allemaal een agressieve sfeer geeft. Het schildert de banlieue af als een zooitje met veel agressiviteit.’
‘Plaatje 2: Een straatje tussen twee huizen waar iemand eenzaam loopt. Het lijkt alsof de persoon gevangen zit, want dwars voor hem staan andere huizen. Boven zie je de wolken (die wat lichter getekend zijn) en onder zie je hele donkere wolken (de hel en de wolken boven zijn de hemel). De sfeer is wat eentonig (het is simpel getekend en er zijn alleen maar saaie, donkere kleuren gebruikt), eenzaam, leeg en verlaten. Zo geeft het ook de banlieue weer: als een plek waar niet veel is.’
‘Plaatje 3: Je ziet verschillende personen met een verschillend hoofd. Sommigen hebben de flatgebouwen van de banlieue als hoofd, iemand anders een drugsspuit, weer een ander de lopen van geweren, één heeft geen hoofd en één heeft wel een gewoon gezicht. Hij beeldt de regering uit, die alles mooier maakt dan de werkelijkheid. (Om hem heen zijn allemaal bloemetjes en hij is het grootst getekend en staat bovenaan). Er zijn verschillende kleuren gebruikt die zorgen voor een rommelig en druk effect. Het beeld dat het van de banlieue geeft is dat de regering voordoet dat de banlieue goed zijn, maar daaronder zie je dat de banlieue een grote rotzooi is met veel criminaliteit.’
Bij de tweede opdracht moesten de leerlingen de afbeeldingen in verband brengen met de andere kunstwerken die waren behandeld: La Haine, Dans mon HLM, Ariane, Paradisiaque. Welke afbeelding past waarbij of past er helemaal geen afbeelding bij? Tenslotte moest de leerling zelf een afbeelding zoeken bij één van de vier werken.
| |
Evaluatie
De laatste les bestond uit een schriftelijke evaluatie van het project. De vragen en de antwoorden van de leerlingen komen later nog aan bod.
| |
Soorten opdrachten
Ik heb geprobeerd zoveel mogelijk variatie aan te brengen in de opdrachten, maar de beperking hierbij was dat alle opdrachten in principe zelfstandig uitgevoerd moesten kunnen worden met het oog op de beperkte contacttijd in de tweede fase. De opdrachten worden dus in principe individueel uitgevoerd, maar mogen ook in tweetallen gemaakt worden. De soorten opdrachten zijn de volgende:
1. | Kunstbestuderende opdrachten. Een voorbeeld: La Haine, opdracht 1: karakterbeschrijvingen geven van hoofdpersonen, samenvatting inhoud, thema van de film, genre van de film, inhoud verhaal samenvatten. |
| |
2. | Kunstervarende opdrachten. Voorbeeld: ‘La Haine’, opdracht 2b: een recensie schrijven. |
| |
3. | Reflectieve opdrachten. Bijvoorbeeld: Evaluatie. |
| |
4. | Productief-creatieve opdrachten. Bijvoorbeeld: La Haine, opdracht 2: dagboekfragment schrijven, poster maken. |
| |
5. | Combinatie kunstbestuderend/productief-creatief. |
Bijvoorbeeld: Ariane, opdracht 1b: met behulp van nauwkeurige karakterbeschrijving een afbeelding zoeken.
| |
Waar ligt de nadruk?
Vervolgens zou ik nog iets willen zeggen over de verdeling van de opdrachten over de verschillende categorieën. Het grootste aandeel vormen de zogenaamde kunstbestuderende opdrachten. Dit is opzettelijk zo gedaan, omdat leerlingen op de eerste plaats iets van de Franse uitgangstekst/film/lied moeten begrijpen, voordat ze over kunnen gaan naar productief-creatieve opdrachten en kunstervarende.
Het bestudeerde werk wordt vervolgens naar de wereld van de leerling toegehaald door middel van productiefcreatieve opdrachten (opnieuw een erg belangrijk onderdeel bij het thematisch
| |
| |
werken, omdat je als docent toch wilt dat leerlingen een bepaalde boodschap ervaren bij een dergelijke thematiek). Er zijn wat minder kunstervarende opdrachten, omdat in de eerste plaats de thematiek centraal staat en de leerling zijn/haar visie ook al via de andere opdrachten duidelijk kan maken. Verder passen dit soort opdrachten ook beter aan het einde van de lessenreeks, evenals de reflectieve opdrachten.
Reflectieve opdrachten zijn er relatief gezien het minst, omdat leerlingen al snel genoeg krijgen van dit soort opdrachten. Ik vind ze zelf wel belangrijk, maar dan liever één keer per project.
Gekozen is voor een grote variatie binnen de opdrachten en werkvormen om voor elk wat wils te kunnen bieden.
Iedere leerling krijgt voldoende mogelijkheden zichzelf te laten zien, ook als hij geen groot kunstenaar of literatuurkenner is. Ook binnen de vijf soorten opdrachten is gelet op voldoende variatie. Zo wordt de kunst bestudeerd voor wat betreft karakters van hoofdpersonen, thematisch, sfeerbeschrijving, puur inhoudelijk en een aantal andere aspecten.
De enige beperking bij de werkvormen was dat ik groepswerk uitsloot, omdat deze lessenreeks binnen de Tweede Fase gegeven zou moeten kunnen worden. Naar mijn idee levert dat te weinig contacturen op om met deze groep op een zinvolle manier aan groepswerk te doen. Dit betekent niet dat groepswerk uitgesloten is bij de Tweede Fase, integendeel. In het kader van dit project, dat bedoeld was voor een klas met weinig ervaring in zelfstandig leren, leek het mij echter minder geschikt. Wel heb ik het incidenteel werken in tweeof meertallen als optie opengelaten voor de leerlingen, mits er maar individuele eindproducten uit voortvloeien. Te meer omdat deze leerlingen het project als geheel mogen absolveren voor hun literatuurlijst.
| |
Mening van de leerlingen
De mening van de leerlingen zou ik graag willen presenteren aan de hand van de evaluatievragen en de verschillende of juist gelijkluidende antwoorden hierop.
1. Wat vond je van het project als geheel en wat heb je ervan geleerd?
Een groot deel van de leerlingen geeft aan dat ze het een leuk project vonden, maar ook dat het erg veel tijd heeft gekost. Alle leerlingen geven aan dat ze iets hebben geleerd over de toestand in de ‘banlieue’. Een klein aantal leerlingen geeft ook nog aan dat ze wat van het Frans hebben geleerd tijdens het lezen.
‘Ik weet nu meer over de omstandigheden in de voorsteden van Parijs en ik denk dat dit goed is voor mijn persoonlijke ontwikkeling.’
‘Af en toe was het wel een beetje veel werk, maar over het algemeen viel dat wel mee.’
‘Op zich vond ik het wel een leuk project, maar ik vond het wel erg veel werk.’
‘Leuk, omdat het een modern thema was. Leerzaam, omdat het niet alléén over verhalen ging, maar ook over liedjes.’
‘Ik ben wel wat te weten gekomen over de banlieue, ik had niet gedacht dat het er zo erg zou zijn.’
2. Welke les vond je het leukste en waarom?
Met stip op nummer 1 staat hier de film La Haine. Het merendeel van de leerlingen vond dit de leukste les: ‘een toffe film’, ‘erg leuke film’, ‘hele gave film’, ‘steengoeie film’, maar ook ‘... omdat ik het leuker vind om iets te kijken, dan te lezen’ en ‘... omdat je niets hoefde te doen tijdens het kijken’. Ook werd genoemd het liedje van MC Solaar, omdat de betekenis van het liedje zo bijzonder bleek en de les rond Renaud, omdat het een leuk liedje was met een leuke opdracht.
3. Welke les vond je het minst leuk en waarom?
Bij deze vraag is er zeer divers antwoord gegeven. Op de film na zijn hier zo'n beetje alle opdrachten genoemd, met motivatie. Hier blijkt er duidelijk een groot verschil te zitten tussen de leerlingen en ook zie je een koppeling van het waardeoordeel aan de bijbehorende opdrachten. De opdrachten hebben dus wel degelijk invloed op het leuk of niet leuk vinden van een bepaald werk.
‘Het liedje van Renaud, Dans mon HLM. Ik vond het lied niet leuk, erg saai en vervelend. De opdrachten erbij waren moeilijk.’
‘De les dat ik de eerste twee opdrachten in de les moest maken, want ik zat alleen (dinsdagmiddag).’
‘De les van Clézio vond ik het minst leuk. Het was erg moeilijk om zo'n tekening te tekenen en ik vond de tekst ook wel moeilijk.’
‘De les met de drie afbeeldingen vond ik het minst leuk, omdat ik daar niet zoveel verstand van heb.’
4. Welke opdracht vond je het leukst om aan te werken en waarom?
Opnieuw veel verschillende reacties, hier volgen er een paar:
‘De opdracht om iets te tekenen. Ik vind tekenen wel grappig. En over dit onderwerp valt genoeg te tekenen.’
‘De opdrachten van “Images”. Die vond ik niet moeilijk en dat plaatje
| |
| |
erbij zoeken vond ik wel leuk.’
‘De opdracht van “Renaud”, het was wel leuk om zelf een couplet te schrijven.’
‘Het verhaal, omdat daar veel variatie in zat.’
5. Welke opdracht vond je het minst leuk om aan te werken en waarom? Ook hier veel verschillen tussen de leerlingen.
‘Minst leuk vond ik de tekening bij Ariane.’
‘De tekst, dat was veel werk!’
‘Het liedje maken, want dat kostte me zo ontzettend veel tijd.’
6. Hoe verliep het zelfstandig werken in het algemeen?
Alle leerlingen geven aan dat het zelfstandig werken goed is verlopen. Sommigen geven aan dat ze liever en beter thuis werken en de voorkeur geven aan een eigen planning. Wel geeft een enkeling aan dat je opdrachten hierdoor zo serieus oppakt dat je er (te) veel tijd aan besteedt. Een ander zegt dat hij nu veel meer heeft gedaan dan tijdens een normale, klassikale lessenreeks, en daar is hij niet zo blij mee.
7. Heb je veel met anderen samengewerkt of juist niet?
Sommige leerlingen geven aan dat ze erg veel hebben samengewerkt, maar dan wel vaak in vaste koppels. Dit leverde hun een aanzienlijke tijdsbesparing op of ze vonden het gewoon prettig. Anderen hebben soms samengewerkt, vooral tijdens de les. En weer anderen zeggen dat ze met opzet juist alles zelf hebben gedaan, omdat ze het prettiger vinden niet afhankelijk te zijn van andere leerlingen. Kortom iedereen heeft zijn eigen manier van werken gekozen en kan ook aangeven waarom.
8. Heb je je werk goed kunnen plannen of viel dat juist tegen?
Een groot gedeelte van de leerlingen zegt alles goed gepland te hebben. Anderen gaven aan dat ze vanwege het korte tijdsbestek en veel huiswerk van andere vakken daar soms wat moeite mee hadden.
‘Ik wilde wel plannen, maar ik had nauwelijks de tijd om iets te plannen.’ (Aantal lessen gemist).
‘Het ging wel redelijk, als ik iets niet af had, kon je het ook gewoon in de les doen.’
‘Viel tegen, maar oefening baart kunst.’
‘Ik heb mijn werk wel goed kunnen plannen.’
9. Hoeveel tijd heb je in totaal aan het project besteed? (Maak een verschil tussen het werk op school en thuis).
Gemiddeld komen de leerlingen uit op een uur of tien in totaal. Dat wil zeggen het werk op school en thuis samen, exclusief de contacttijd. Wel zijn er uitschieters naar beneden (4 uur) en naar boven (20 uur). Over het algemeen is er meer thuis gewerkt dan op school, maar ook hier zijn er uitzonderingen, zoals een jongen die schrijft alles op school te hebben gemaakt, ook tijdens de tussenuren. Op basis van de negen lesuren die dit project gekost heeft, lijkt me dit een heel redelijk resultaat, behalve dan bij de uitschieters naar boven (dit moet voorkomen worden).
10. Heb je nog suggesties over hoe bepaalde onderdelen beter zouden kunnen?
‘Wat minder opdrachten of meer tijd geven. Niet alle opdrachten hadden echt iets met Frans te maken.’
‘Minder tekenen!’
‘Iets meer tijd geven, dus (vooral Ariane).’
‘Nee, ik heb geen suggesties. Het project was goed opgezet.’
‘Nee, is goed, alleen we mochten wel iets meer tijd krijgen.’
‘Iets meer tijd voor alle opdrachten, dan heb je meer tijd over om het netter af te werken, eventuele versieringen, enz.’
| |
Tenslotte
In hoeverre zijn nu de doelen bereikt die ik mezelf gesteld had?
Het eerste doel dat ik mezelf gesteld had, heb ik in ieder geval gerealiseerd. Ik wilde mijn eindstage op een leuke manier afsluiten voor de leerlingen. Aangezien de reacties overwegend positief waren, denk ik dat de leerlingen dit als een zekere afsluiting hebben beschouwd. Zeker omdat het helemaal anders is dan ze gewend zijn bij de andere vakken (overwegend klassikaal les) en omdat het aansluit bij hun belevingswereld.
Daarnaast wilde ik iets doen met het nieuwe vak CKV. Ik ben hier ten dele in geslaagd. Een echt CKV-project moet vakoverstijgend zijn. Omdat deze lessenreeks binnen het vak Frans gegeven moest worden, heb ik me beperkt tot Franse kunstvormen. Wel is het aardig gelukt diverse kunstuitingen aan bod te laten komen en deze ook met elkaar in verband te brengen en te vergelijken. Deze vergelijking wordt met name gemaakt bij de ‘Images’-opdracht, maar had best bij meerdere opdrachten opgenomen kunnen worden.
In de derde plaats wilde ik het project zo zelfstandig mogelijk laten verlopen. Ik denk dat dit wel goed gelukt is, en ook de werkvormen waren divers genoeg.
| |
| |
Bij de uitvoering van het project ben ik een aantal problemen tegengekomen. De tijd die de leerlingen voor de opdrachten kregen, bleek in een aantal gevallen te weinig te zijn. Alle problemen omtrent de tijdsindeling hadden voorkomen kunnen worden als ik een zeer nauwkeurige tijdsindeling had gemaakt voor mezelf. Daar bedoel ik mee een schatting van de tijd die de leerlingen nodig zullen hebben per opdracht. Met behulp van dit schema had ik de leerlingen aan kunnen geven hoeveel tijd ze minimaal en maximaal aan een bepaald onderdeel moesten besteden. Er zouden dan geen vreemde uitschieters zijn geweest en de leerlingen hadden hun werk beter kunnen plannen.
Na afronding van dit project zou ik ook een aantal suggesties willen doen voor volgende projecten. Bij een aantal opdrachten zou groepswerk kunnen worden toegepast. Met name bij de film en de afbeeldingen zou een vergelijking van verschillende visies een zekere verdieping zijn voor de leerling. Juist door te praten en te werken met anderen kan een bepaalde mening veranderen of juist sterker worden. Wel moet er dan voor worden gezorgd dat ieder groepslid een aandeel heeft in het eindprodukt.
Verder zou ik een volgende keer een algemene overkoepelende slotopdracht maken, waarbij de leerling op zijn of haar eigen manier een koppeling maakt met de eigen belevingswereld. Te denken valt aan een collage over de Franse banlieue en de vergelijkbare Nederlandse situatie of een interview met een gemeentefunctionaris over de problematiek van de huisvesting en/of criminaliteit in eigen stad. Ook een beeldend kunstwerk met als thema de banlieue zou een geschikte eindopdracht kunnen zijn. Kortom teveel om op te noemen...
|
|