Lijsten van leesbare boeken
Overigens laat de boekenlijst bij het thema ‘liefde en verliefdheid’ op pagina 41 laat zien, dat er weliswaar nog een band is met de Nederlandse literatuur (met boeken van Den Doolaard, Doeschka Meijsing, Willem van Toorn en Jan Wolkers), maar dat het accent toch ligt op de eigen Surinaamse en de Caribische en Latijns-Amerikaanse literatuur. In de vervolglijstjes met boeken rond de thema's die typisch zijn voor de Surinaamse literatuur van slavernij tot etnische verhoudingen en maatschappijkritiek in het algemeen is de concentratie op de eigen literatuur volledig. Bij de ‘Honderd mooie boeken’, achterin de uitgave, waaruit de volwassen leerling bij verschillende opdrachten kan kiezen zijn er 64 uit het buitenland - waarvan uit Nederland werken van Kader Abdolah, Marion Bloem, Van Dis, Hermans, Yvonne Keuls en Mulisch - en 36 uit Suriname zelf of van Surinaamse auteurs die in Nederland wonen, zoals Edgar Cairo, Albert Helman, Ellen Ombre, Hugo Pos en Astrid Roemer. Dat Isabel Allende en Julio Cortazár veel aandacht krijgen is haast vanzelfsprekend.
Al deze boeken roepen het leven op in Suriname of in Zuid-Amerika, Surinames eigen continent, vroeger en nu. En dan zijn er de korte teksten in de beschreven lessen. Cultureel interessant en mij onbekend is ‘lobisingi’, een favoriet tijdverdrijf van Surinaamse vrouwen in de vorm van happenings op de zondagmiddag in de open lucht, waarbij ze liefdesliederen zongen voor elkaar. Vooral creoolse volksvrouwen, dikwijls de moeders van kinderen van verschillende vaders, genoten van de seksuele relaties, ‘matiwerk’ genaamd, die ze met elkaar aangingen. Lobisingi worden hier in verband gebracht met het prachtige gedicht van Sappho ‘Gelukkig als de goden lijkt / mij de man die vlak / tegenover jou zit en luistert / naar je mooie stem’. De lessen bevatten naast Nederlandstalige gedichten ook gedichten in het sranan, de eigen taal van Suriname, waarin belangrijke Surinaamse dichters als Trefossa en Shrinivási hun werk schreven. Juist voor mensen uit Suriname die in ons land wonen, geeft deze methode dus veel om in contact te blijven met de eigen cultuur.
Maar ook óns intercultureel literatuuronderwijs zou allszins gediend zijn met een bescheiden en eenvoudig boek als dit, dat naar de keuze van de gedichten en verhalen en de wijze waarop de leerling wordt geacht daar zelfstandig, maar van stap tot stap aan de hand van de docent, mee om te gaan, zonder meer in een behoefte voorziet. Ik heb daarbij nergens de indruk opgedaan, dat dit boek niet ook gebruikt zou kunnen worden door jongere leerlingen, met name op scholen met veel allochtone meisjes en jongens.