| |
| |
| |
Alle begin is boeiend
In dit artikel wil ik verwachtingen, onzekerheden en ervaringen van een startend docent CKV 1 beschrijven. Achtereenvolgens komen aan de orde: enkele projecten ter voorbereiding van het vak CKV 1, de concrete voorbereiding van dit schooljaar, de eerste ervaringen van collega's in hun 4vwo-groepen, de aarzelende start in 4havo.
Kees van de Ven
| |
Het verscheurde innerlijk
In het schooljaar 1995-1996 voltrok zich op onze school, het Pauluslyceum in Tilburg, in 6vwo het voorbereidingsproject Het verscheurde innerlijk, uitvoerig beschreven door Mart Janssens.1 Tijdens een kennismakingsdag namen de leerlingen van 6vwo deel aan een kunstcircuit: ze bezochten een beeldend kunstenaar in zijn atelier, het museum De Pont, het filmhuis Cinecitta en de muziekschool. Daarna werd het expressionistische thema aan de hand van een reader uitvoerig verkend in de lessen Nederlands, Engels en Tekenen. Uiteindelijk maakten de leerlingen en werkstuk, waarin twee kunstcomponenten moesten worden opgenomen.
Naast een uitvoerige beschrijving van het kunstwerk en zijn maker, diende ook een creatieve component aan het werkstuk te worden toegevoegd: het schrijven van gedichten, het uitwerken van tekeningen, een foto- of videoreportage. Het gelezen Engelse boek werd een nummer voor de lijst; literatuur Nederlands werd opgenomen in het leesdossier, het bestudeerde surrealisme maakte deel uit van het schoolonderzoek kunstbeschouwing.
Het project leverde belangrijke winstpunten op. Mart noemt vooral de mogelijkheden van een samenwerkingsverband met collega's van de andere vakken.
Een jaar later draait het project opnieuw, nu in 5vwo. Hanne van Asten, nu 6vwo, kiest voor het subthema Angst. Ze bestudeert het surrealisme en vooral het werk van Salvador Dali, van wie ze enkele schilderijen beschrijft. Ze neemt gedichten in haar werkstuk op en schrijft ook zelf: ‘...de zwarte hoofdpijn/ zwemt weg/ in een draaikolk van/ kleuren.’
Haar voornaamste winst ziet ze in ‘het verkregen inzicht in het maken van een werkstuk’. Al pratend kom ik samen met haar tot de ontdekking dat ze tegelijk haar eigen ‘verscheurde innerlijk’ heeft verkend: hoe bewaar ik evenwicht tussen droom en daad, tussen wereldverbetering en realiteitszin?
| |
De stad
Het project De stad, uitgevoerd door 4havo en 4vwo, was meer dan Het verscheurde innerlijk een vooroefening CKV 1. Van meet af aan heeft Hanneke Bedaux, docente handvaardigheid -en kunstcoördinator- gepoogd alle leraren in de kunstvakken en de talen bij het project te betrekken. Het moest immers een serieuze test worden. Voor de docenten betekende het het verkennen van de mogelijkheden binnen het eigen vak, de bereidheid tot samenwerken onderzoeken, het meebepalen van een zinvolle inhoud en uiteindelijk ook het beoordelen van het ingeleverde kunstdossier. De voorbereidingsfase vond ik uitermate boeiend. Je proeft elkaars ideeën, legt ze naast de maatlat van wat je in 4havo haalbaar vindt, je verdedigt je eigen plannen en sluit compromissen.
Op dinsdag 31 maart 1998 luisterden de verzamelde 4havo- en 4vwo-leerlingen naar hun conrector Leo Harks, die zijn pupillen op het hart drukte het project serieus uit te voeren. Niet alle vraagtekens in de oogjes verdwenen. Even later startte de stand up comedian Ko de Laat, oud-leerling, de kennismaking met kunst en cultuur. Ko wandelt door de stad, rust uit in het café, en noteert zijn observaties op humoristische, soms cynische wijze. Ondanks een aantal verrassende teksten verloor de performer langzaam zijn grip op het publiek. Hij had zich niet goed voorbereid. Eerste les voor de beginnende CKV 1-docent!
Hierna volgde een inhoudelijke en organisatorische introductie door een begeleidend docent, die ook het werkboek uitreikte. In twee schrijfopdrachten ‘Ik heb (n)iets met Tilburg’ en ‘Dat wil ik slopen en dit wil ik ervoor in de plaats’ ontdekten de leerlingen dat je bij nader inzien meer te melden hebt
| |
| |
dan je tevoren dacht, en dat schrijven dwingt je gedachten te ordenen. Het ‘klad’ in het werkboek diende te worden bewerkt tot een netversie voor het kunstdossier.
Fanatieker stortte men zich op de eerste groepsopdracht: een reisbrochure voor jongeren: ‘Van stedentip tot stedentrip’. Ik heb fraaie exemplaren gezien over New York, Barcelona en zelfs over een springlevend Troje.
In het middagcircuit zag de ene groep een diaserie over architectuur in Tilburg, terwijl andere groepen luisterden naar verschillende lezingen over de vraag ‘hoe geeft de stad Tilburg ruimte aan popcultuur?’ Van de leerlingen hoorde ik weinig negatieve reacties. Zelf was ik alweer bezig met mondelinge examens over het leesdossier. Woensdag 1 april was een echte doedag. Elke leerling nam deel aan drie van vier geplande activiteiten: een dansworkshop en een muziekwerkshop in de Tilburgse Dans- en Muziekschool, een filmworkshop in Theater Louis en een architectuurwandeling (met vragen en opdrachten). Van dans en muziek kreeg ik uit de summiere verslagen geen helder beeld; de filmworkshop kreeg goede kritieken, maar ook hier waren de verslagen te beperkt. De les: geef leerlingen een handleiding voor een verslag mee (zoals Palet dat doet).
Een derde dag werd doorgebracht in Amsterdam: een rondleiding door de Arena (‘viel wat tegen’) en een stads- wandeling met kijkopdrachten. Er is zo veel te zien in Amsterdam!
Terwijl de leerlingen werkten aan de netversies van hun verslagen, werd het thema verder uitgediept in de vaklessen. Voor mijn vak, Nederlands, gingen we buiten de perken van het CKV 1-experiment. De opdracht was een boek te lezen waarin de stad een belangrijke achtergrond is: Gimmick bijvoorbeeld, werk van Elsschot, maar ook Jay McInerney's Bright Lights, Big City, in vertaling vanzelfsprekend. Het raadplegen van secundaire literatuur over de auteur was een eis. Het boek stond centraal in de laatste leesdossieropdracht van het jaar; de leerlingen kregen er een cijfer voor, dat meetelde voor het rapport. Enkele opdrachten: ‘Hoe beschrijft de auteur de stad? Welke sfeer roept de stad op? Beschrijf de wijze waarop de hoofdfiguur de stad beleeft, ondergaat, hoe deze hem beïnvloedt.’
Achteraf bezien was het traject nogal lang; in de laatste fase werkten de vakken náást elkaar, in plaats van met elkaar. Pas vrij laat leverden de leerlingen hun kunstdossier in. Elke deelnemende docent beoordeelde vijftien werkstukken. Het belangrijkste criterium was de vraag of alle opdrachten waren gemaakt. Hoewel we ons voorgenomen hadden niet meer dan vijftien minuten per dossier uit te trekken, kon ik het nogal eens niet laten me wat meer in de teksten te verdiepen. Wie uitnodigend kan presenteren, mag ook wel de kwalificatie ‘goed’ krijgen. Heel weinig werken hebben we met onvoldoende gewaardeerd.
| |
Voorbereiding op het schooljaar 1998-1999
CKV 1-docent word je niet zomaar. Je moet vanzelfsprekend je meer dan gemiddelde belangstelling hebben laten blijken. Maar dan nog blijf je afhankelijk van het formatieplan van je schoolleiding. Welnu, in juni stond pas vast wie de sectie CKV 1 zouden bemannen, en zelfs daarna zorgde het last minute-vertrek van een van de sectieleden voor urenuitbreiding voor een ander. Hanneke Bedaux (doc. Handvaardigheid) en Frans Diederen (Ne) zijn na uitgebreide scholing kunstcoördinator en kunstmentor. Mart Janssens (Te en vakdidactiek Academie Beeldende Vorming), Vera van Tiem (En) en schrijver dezes zijn kunstmentoren. (Terzijde: ik zou een prijsvraag willen uitschrijven om voor deze titel iets beters te verzinnen) Mart neemt een bijzondere plaats in: op de Academie geeft hij cursussen voor kunstmentoren.
In dit artikel over beginnersperikelen heb ik vooral oog voor de ervaringen van Vera en mezelf.
Vera en ik zijn laat betrokken bij de voorbereidingen. We hebben op de methodenconferentie in Eindhoven een aantal CKV 1-methodes gezien - Boem Paukeslag, De Verbeelding, Palet - en we hebben er onze mening over gegeven. Frans en Hanneke hebben uiteindelijk gekozen voor ZienderOgen Kunst, voornamelijk vanwege de kwaliteit van de opdrachten voor het dossier. Tijdens de sectievergaderingen wil Vera het naadje van de kous weten: wanneer doe ik wat, welk materiaal moet ik uitdelen, waar vind ik dat? Langzamerhand krijgen we vat op inhoud en organisatie.
Het schooljaar is op Paulus in vier periodes verdeeld. De 4vwo-klassen hebben CKV 1 in periode 1 en 3; 4havo in periode 2 en 4. Frans en Hanneke begeleiden de 4vwo-leerlingen. Zo kunnen Vera en ik profiteren van hun ervaringen. Hanneke en Frans zijn niet ontevreden: er is voldoende interesse; er wordt goed gewerkt.
Jordi Becx, leerlinge van 4A, ging met weinig positieve verwachtingen naar de eerste les CKV. ‘Ik houd niet van kunst, ik zie er niets in. Toch heb ik bij mijn kunstautobiografie meer op kunnen schrijven dan ik dacht. Veel heb ik niet geleerd. Je kon ook weinig opzoeken, omdat de mediatheek niet beschikbaar was. Ik begin te ontdekken dat toneel me wel interesseert, maar dat schilderijen me niets zeggen. Ik lig wel veel opdrachten achter.’
| |
| |
Guido van Puijenbroek uit dezelfde klas vind CKV 1 een onzinnig, want overbodig vak: ‘dat zit toch in je opvoeding. Ik kon dan ook een heel uitgebreide kunstautobiografie schrijven.’ Even later in het gesprek: ‘Ik heb inmiddels de film Kundun gezien, en er een verslag over gemaakt. Wat ik echt gaaf vond, was dat twee oud-leerlingen van Paulus over hun opleiding en beroep, industrieel vormgever, kwamen vertellen. Dat was recht uit de praktijk!’
Toen ook voor Vera en mij het Uur-U naderde, heb ik haar een aantal vragen voorgelegd. Wat zijn je belangrijkste onzekerheden? Hoe pak je die aan? Krijg je je organisatie rond? Vera's antwoorden leggen m.i. problemen bloot die menig collega zal herkennen. Vera stelt op de eerste plaats het probleem van de deskundigheid: ‘Waarom hebben ze míj gevraagd voor dit vak? Blijkbaar vinden ze in Zoetermeer dat CKV 1 door elke docent gegeven kan worden. Nemen ze het niet serieus? Hoe heb ik zo snel ja kunnen zeggen? Nu pas realiseer ik me dat ik CKV 1 moet gaan geven zonder deskundigheid. Dat de voorbereiding verhoudingsgewijs wel erg veel tijd kost. Dat ik niet meer kan dan mijn leerlingen een hoofdstuk vóórblijven. Natuurlijk kan ik ze wel bezighouden, en krijg ik de organisatie wel rond. Maar als ik een serieuze vraagbaak en gesprekspartner wil zijn, zal ik heel wat uren in de uitbreiding van mijn kennis moeten steken. Die cursus van Mart had ik toch vorig jaar al moeten volgen. Ik ga me daar zeker voor aanmelden.’
Bij dat laatste voornemen sluit ik me van harte aan, zoals veel uit Vera's verhaal op mij van toepassing is. Toch is het de vraag of het niet een voordeel is dat je geen superdeskundige bent. Misschien herken je nu veel sneller de problemen van de leerlingen. Dat was toch ook zo toen ik een aantal jaren geleden Informatiekunde ging geven!
Mijn eigen twijfels zaten meer in de hoek van de leerlingen. Jaren geleden, maar het heugt me als de dag van gisteren, zei een 6vwo'er tegen me: ‘Wat moet ik met uw kunst en cultuur, meneer, is de wereld daar beter van geworden? Maken ze het verschil tussen rijk en arm kleiner? Waarom zou ik me losmaken van mijn omgeving, waar kunst met grote K onbekend is?’ Nu zal een 4havo-leerling het niet zo onder woorden brengen, en hij zal niet op de hoogte zijn van Rick van der Ploegs antwoord op voorgelegde vragen. Maar reageren sommige leerlingen niet intuïtief op dezelfde manier? Vinden ze CKV 1 niet sowieso ballast, die komt bovenop het drukke programma, hun problemen met het plannen en het studiehuis?
Hoe gaat een 4havo-leerling reageren op vragen en opdrachten in Ziender-Ogen Kunst:
‘2a. | Tot welke stroming of stijl behoren de genoemde kunstenaars?
(Duchamp, Cage, Cunningham, Buddingh', KV) |
2b. | Waartegen zet iedere kunstenaar zich af?’ |
Knapt ie af op een passage als ‘Een kunstwerk kent zowel inhoudelijke als formele aspecten.... Ook al is het werk dat je ziet figuratief, dan wil dat nog niet zeggen dat de inhoud meteen duidelijk is. Dat komt bijvoorbeeld omdat er symbolen worden gebruikt die in onze tijd niet meer in zwang zijn.’ (p.15) Ik vraag me af of ZienderOgen Kunst de leerlingen genoeg kan boeien. Moet de trukendoos open?
| |
De eerste lessen
Voor CKV 1 heeft de roostermaker blokuren geregeld. Daarnaast hebben de leerlingen één studiehuisuur.
Je ontkomt er in je introductieles niet aan een stortvloed aan informatie te presenteren. Ik geloof dat ik een tamelijk helder beeld heb kunnen schetsen van het vak: werken aan thema's, eigen activiteiten en verslagen daarvan, opdrachten in creatieve zin, toetsen, een werkstuk, en aan het eind een gesprek over de neerslag van een en ander in het kunstdossier. Dat CKV 1 naar behoren dient te worden afgerond, maakt wel indruk
Ik heb uitgelegd hoe ik mijn rol als kunstmentor ervaar: niet een deskundige, maar iemand die samen met zijn pupillen op zoek wil in de wereld van kunst en cultuur. Ik heb beloofd dat ik ook alle opdrachten zelf zal maken, en mijn werk desgevraagd zal inbrengen. Zo heb ik verteld welke onderwerpen ik in mijn kunstautobiografie wilde opnemen. Het bracht ze wel op ideeën. De kunstautobiografie was het eerste huiswerk, dat gedeeltelijk of geheel in het studiehuisuur gemaakt kon worden.
Over dat huiswerk was ik zeer tevreden. Al tijdens het tweede blokuur heb ik een aantal interessante zaken kunnen bespreken. Ik citeer enkele passages:
(over schilderijen van Van Gogh:) ‘Toen ze op het journaal foto's van de verschillende werken lieten zien dacht ik bij mezelf: dat kan mijn opa ook schilderen. Mijn opa schildert ook en ik zag weinig verschillen.’
‘Mijn favoriete schilder is Bob Ross, dat is die man die je altijd op TV 10 ziet. Hij schildert mooie schilderijen, en dat doet hij zo snel dat je denkt dat kan ik ook wel. Het lijkt me leuk een dagje met een schilder mee te lopen en niet heel de dag naar die zogenaamde kunst te moeten kijken.’
‘Toen ik vijf jaar was gingen we naar een kathedraal. Aan de muur hingen allemaal schilderijen. (De kruistocht - de leerling bedoelt hier de kruisweg, KV)) Ieder schilderij beeldde een statie uit. Ik heb daar m'n ogen uitgekeken.
| |
| |
Mijn moeder vertelde wat ieder schilderij uitbeeldde. Ik vond het zo'n mooi, eigenlijk afschuwelijk verhaal, dat ik iedere dag voordat we gingen spelen eerst naar de kathedraal wilde. Het verhaal bleef mooi.’
‘Ik speel sindsdien hoorn en het bevalt me nog steeds goed. Ik zit in een klein orkestje met veel leeftijdgenoten en dat is gezellig. Ik heb ook nog privé-les bij een leraar waarmee ik dan stukjes muziek ga oefenen, zodat ik volgend jaar bij het grote orkest van Sophia's Vereniging kan.’
‘Maar ik heb een keer een prachtige kerk gezien, daar was ik helemaal weg van. Dat was in Milaan, toen we daar op vakantie waren. Hiernaast zie je hem op de foto: een heel grote kerk met veel punten en allemaal frutsels en fratsels.’
Gespreksstof genoeg, dunkt me, niet klassikaal, maar met individuen of kleine groepjes.
In het tweede blokuur zijn de leerlingen begonnen aan de opdrachten in ZienderOgen Kunst. Duidelijk is al wel dat er interessante onderbrekingen van het ritme moeten komen, anders verzanden we misschien al snel in ‘saai, vermoeiend’. Vertellen over interessante voorstellingen en concerten uit de tiplijst, misschien een video-opname laten zien van het gesprek van Sonja Barend met Marijn Simons (binnenkort in de Concertzaal)?
Met Mart praat ik vaak over het vak, al is het kort. Naar de vergadering met de hele sectie kijk ik reikhalzend uit, al kost ze me mijn wekelijkse schaatsavond. Ik ga zoveel mogelijk scholingsbijeenkomsten bezoeken, zoals die op vrijdag 25 september 1998 in Nijmegen over het thema Over smaak valt te twisten. Ik geniet nog na van de boeiende presentatie van André van Dijk bijvoorbeeld.
Maar nu maak ik een eind aan dit artikel, want ik moet nog een aantal kunstautobiografieën lezen, ik moet nog een hele rits vragen van hoofdstuk 2 beantwoorden, ik moet het bandje met de Moldau van Smetana nog kopiëren... en voor mijn hoofdvak Nederlands...
| |
literatuur
1 | Mart Janssens, Een onzekere toekomst; een poging tot het beschrijven van de beeldende vakken in het perspectief van CKV!, in: Beeldaspecten 1997-9, p. 34-37 |
|
|