Redactioneel
‘In den beginne....’ Innovaties beginnen met woorden. Het is voor beleidsmakers zo simpel: het plan klaar, de eindtermen vastgesteld, de contouren beschreven. De leraar rest de taak woorden om te zetten in daden: CKV 1 kan starten.
Maar zo simpel is het niet. Aan het begin bestaat niet alleen het woord, maar ook onderwijstraditie, leraarroutine, leerlingverwachtingen. Elke innovatie is een leerproces en dat wordt beïnvloed door de situatie waarbinnen het zich voltrekt.
Dit nummer van Tsjip/Letteren gaat in op de eerste daadkracht rond CKV 1. Cor Geljon beschrijft zijn leerproces als omscholingscursist en als cursusleider CKV 1. Kees van de Ven geeft een zelfportret van de vragende én aarzelende, de enthousiaste én uitgedaagde docent. Hij benadrukt aspecten als overleg en reflectie. Mireille Oostindië liep stage in een museum. Daar komen leerlingen binnen met nieuwe en andere vragen dan voorheen: het museum moet dan ook anders gaan denken - en handelen - waar het gaat om educatie.
Niet elke docent kiest voor CKV 1. In een interview zegt docent Christine Elkhuizen inhoudelijk werken met leerlingen en de uitdaging zelf te leren te preferen boven de organisatiedwang van CKV 1. Ze benadrukt ook de schoolcontext: CKV 1 wordt niet gerealiseerd in een neutraal niemandsgebied. Leraren hebben meer omhanden dan CKV 1, en dat laatste krijgt dan ook niet steeds de prioriteit.
Na deze persoonlijke ervaringen ronden vier meer beschouwende artikelen het thema af. Wam de Moor stelt de vraag naar de canon aan de orde; een onvermijdelijke vraag. De eindtermen CKV 1 geven immers aan dat leerlingen moeten kennismaken met kunst van ‘algemeen erkende kwaliteit’. Maar ze verwoorden ook dat het begrip kwaliteit niet voor iedere leerling eenduidig omschreven kan worden: de criteria voor kwaliteit zullen per leerling, per school, per regio, per aanbod verschillen. De vraag naar richtlijnen is onvermijdelijk.
Samen met Lia Laagland presenteert Wam een eerste indruk van de nieuwe methodes voor CKV 1. Opvallend vind ik dat daaruit blijkt hoe moeilijk sommige methodes zich kunnen losmaken van een sturende didactiek: het aanbod, een theoretisch-analytische werkwijze domineren vaak beleving en ervaring. Naar mijn idee ligt hier eenzelfde onderwijstraditie aan ten grondslag als aan veel innovatie: een technocratisch denken over kennisoverdracht. Alsof kennis, kunst, innovatie een baksteen is die je gewoon maar in de hand van de leerling respectievelijk leraar hoeft te leggen. Kennis- en kunstoverdracht en het vormgeven aan innovatie zijn echter leerprocessen, waarin kennis, kunst en innovatie opnieuw vorm krijgen vanuit de lerende leerling of docent.
Michel van der Maas bespreekt enkele aspecten van een dik dubbelnummer van het tijdschrift Theater en Educatie.
Michel oriënteert ons op de diepgang van discussie en op de creativiteit in praktijkvoorbeelden, kenmerkend voor dat nummer.
Marja Bavinck sluit het thema af. Ze beschrijft vanuit haar ervaring met de omscholingscoördinatie hoe innovatie vorm krijgt in de specifieke context van school en leraar: de kunstcoördinator ziet er overal wat anders uit. Ze benadrukt twee belangrijke voorwaarden voor innovatie: samenwerken en aansluiten bij het verleden.
De bijdragen samen verduidelijken dat innovatie veel vergt: omscholing, samenwerking binnen en buiten de school, kiezen van methodes en reflecteren op een nieuwe visie op onderwijs: gericht op perceptie en reflectie, gericht op het leren van de leerling in plaats van op het aanbod vanuit het vak en/of de docent. Het gaat om het ontdekken van nieuwe normen en kwaliteiten, het ter discussie stellen van oude en nieuwe uitgangspunten, zoeken naar een nieuw evenwicht. Innoveren is een stevig leerproces. Dat kost tijd en energie.
En verder. De column van Jacques de Vroomen geeft weer een andere kijk op cultuureducatie. Joop Dirksen schetst een tussenstand voor geïntegreerd literatuuronderwijs. Hij behandelt in een tweede bijdrage de didactische mogelijkheden van I.M.
Kees Combat bespreekt Marita Mathijsens negentiende-eeuwse dichters. Hij bespreekt ook een Surinaamse methode voor literatuuronderwijs. En tot slot zijn er de Leeswijzer, na Schooltijd en de Agenda. Daartussen zit een excuus: ook het redigeren van een tijdschriftnummer is een leerproces. Er is bij het vorige nummer nogal wat misgegaan. We pogen dat in een extra pagina enigszins te herstellen. Ik hoop dat de perceptie van dit nummer er niet minder om is.
Piet-Hein van de Ven