| |
| |
| |
De payadas van de gauchos
Het landschap in de Spaans-Amerikaanse literatuur (1823-1930)
Identiteit, natuur, tegenstelling stad en platteland - thema's in het werk van de Venezolaanse dichter Andrés Bello die representatief zijn voor de negentiende-eeuwse literatuur in Spaans-Amerika. Een beeld van de ontwikkeling van deze thema's in de literatuur van Spaans-Amerika in de periode 1823-1930, vanaf het begin van de Romantiek tot het einde van het Naturalisme. Ook aandacht voor de mate waarin het nagestreefde ideaal van een authentieke literatuur is verwezenlijkt. En suggesties voor het literatuuronderwijs.
Nicolien Montessori
Tiempo es que dejes la culta Europa
que tu nativa rustiquez desama
y dirijas el vuelo a donde te abre
el mundo de Col su grande escena
‘Het wordt tijd dat je het gekunstelde Europa verlaat / dat jouw natuurlijke eenvoud niet meer bemint / en dat je je vleugels uitslaat om daar neer te strijken / waar het grootse panorama van de wereld van Columbus zich voor je openbaart.’
Met deze woorden nodigde de Venezolaanse dichter Andrés Bello (1781-1865) in 1823 de poëzie uit om het corrupte Europa te verlaten en neer te strijken in Amerika, de wereld van Columbus, om daar de prachtige en overvloedige natuur te bezingen. In het Europa van de Verlichting was immers alleen nog aandacht voor filosofie en rekenkunst. Amerika, daarentegen, was het land waar de prille toekomst veelbelovend lokte. Bello verbleef gedurende de onafhankelijkheidsoorlog in Londen, als afgezant van de revolutionaire junta in Caracas. Hij richtte in deze periode twee tijdschriften op, Biblioteca Americana en Repertorio Americano waarin de hier beschreven gedichten zijn verschenen.
Bovenstaand fragment maakt deel uit van het gedicht Alocución a la poesía (Oproep aan de poëzie), dat in 1826 werd gevolgd door Silva a la agricultura de la zona tórrida (Silva aan de landbouw van de droge zone). Een silva is een gedicht van onbepaalde lengte, meestal bestaande uit zeven en elflettergrepige verzen, zonder een vast rijmschema. In beide gedichten stond Bello een pattriotisch doel voor ogen. Rond 1825 had het overgrote deel van Spaans-Amerika zich onafhankelijk gemaakt van Spanje. Andrés Bello droeg als eerste de boodschap uit dat deze politieke onafhankelijkheid gepaard diende te gaan met de ontwikkeling van een eigen, authentieke cultuur. Er moest gezocht worden naar een originele vormgeving die zich voor eens en altijd zou onttrekken aan de culturele banden met het voormalige moederland.
In Alocución a la poesía stelt Bello de geschiedenis van corruptie en verderf in Europa tegenover de zuiverheid en reinheid van Amerika, een continent met een veelbelovende toekomst en met ruimte voor idealen. Aan het einde van dit gedicht wordt de hoop uitgesproken dat er een Amerikaanse Virgilius op zal staan, die de basis zal leggen voor een authentieke, niet op Europa geënte cultuur.
In Silva a la agricultura de la zona tórrida lijkt Bello deze rol zelf te gaan vervullen. Hij bezingt de Amerikaanse natuur en haar producten. Tevens benadrukt hij het belang om deze natuur te cultiveren. In dit gedicht steekt het platteland zeer positief af bij de stad. Het lijkt of de deugden die in Alocución aan Europa worden toegekend, geprojecteerd worden op de landschapsbeschrijving in de Silva. Daarentegen wordt de stad beschreven als de poel van verderf waar alle kwade trekken van Europa terug te vinden zijn.
In een aantal opzichten kan worden gesteld dat Bello zijn streven naar de schepping van een onafhankelijke cultuur niet heeft gerealiseerd, omdat hij zelf vast blijft houden aan de Europese traditie. De silva was een veelgebruikte versvorm ten tijde van het neoklassicisme. Het moraliserende dat van het gedicht uitgaat - hard werken in een sober bestaan op het platteland - past ook binnen een duidelijke traditie.
| |
| |
Veelzeggend is het verlangen naar de komst van een nieuwe Virgilius - de grondlegger van de Europese cultuur - en de gelijkenis tussen de Silva en de Georgica. In het geciteerde fragment valt op dat Amerika aangeduid wordt als ‘de wereld van Columbus’; een opvallende naamgeving in een gedicht dat pleit voor de vorming van een originele, Amerikaanse cultuur.
Desalniettemin heeft de stem van Bello duidelijk en helder geklonken en zijn invloed niet gemist. Beide gedichten omvatten elementen die kenmerkend zijn voor de ontwikkeling van de Spaans-Amerikaanse literatuur in de negentiende eeuw. Dit geldt voor het streven een eigen culturele weg in te slaan en voor twee op de voorgrond dringende thema's die steeds naar voren komen: de Amerikaanse natuur (en haar bewoners) enerzijds en het contrast tussen de stad en het platteland anderzijds.
| |
Het intellectuele klimaat na de onafhankelijkheid
Nadat de banden met het moederland waren verbroken, stond de elite van Spaans-Amerika voor een ideologisch dilemma. Over een aantal cruciale zaken moest een standpunt worden ingenomen. Het ging hierbij om kwesties als het bepalen van een houding ten aanzien van het koloniale verleden, het voormalige moederland en in het verlengde daarvan: Europa. De nieuw ontstane staten moesten een eigen identiteit bepalen en men ontkwam hierbij niet aan de vraag met welk aspect van het verleden en met welke groepering uit de eigen bevolking - blank, Indiaans of mesties - men zich het meest identificeerde. Bovendien moest er een koers worden uitgezet om de nieuwe landen tot ontwikkeling te brengen. Ook hierbij gold de vraag of het wenselijk was om zich te richten op buitenlandse modellen uit Europa en de Verenigde Staten of uit te gaan van de eigen realiteit. Binnen de politieke elite woedde over deze en vele andere vragen een felle strijd tussen conservatieve en liberale krachten. De belangen van de conservatieven lagen over het algemeen bij het grootgrondbezit en de katholieke kerk. Zij waren gericht op het behoud van de status quo uit de koloniale tijd. De liberalen streefden economische vooruitgang na. Zij zagen de stad als motor van de vooruitgang, waren vaak fel anti-clericaal en trokken ten strijde tegen het platteland en haar barbaarse bewoners die zij beschouwden als een obstakel voor de gewenste economische ontwikkeling. Zij baseerden zich veelal op het positivisme en concludeerden dat Zuid-Amerika een aantal stadia achterliep bij de Verenigde Staten en Europa. Vaak legden ze de oorzaak van deze achterstand bij de inheemse, minderwaardige bevolking. Aan dit alles lag een eenduidig wereldbeeld ten grondslag. Er was maar één weg naar de vooruitgang, namelijk het westerse economische en juridische model. Deze attitude blijkt steeds een rol te spelen binnen de reeds genoemde literaire thema's waarvan nu een beschrijving volgt.
| |
De tegenstelling stad - platteland
Tegen de achtergrond van deze vragen en tegenstellingen werd de Romantiek - in Europa immers ook een culturele weerslag van complexe ideologische en filosofische attitudes - op een speciale manier geïncorporeerd in Spaans-Amerika. De nadruk kwam vooral te liggen op de nationalistische en individualistische tendensen binnen deze stroming.
De Romantiek werd door de Argentijnse schrijver Esteban Echeverria (1805-1851) geïntroduceerd. De specifieke context van Argentinië maakte het onmogelijk om de Europese idealisering van de natuur en de Edele Wilde zonder meer over te nemen. In de oude wereld was dit immers een reactie op de toenemende industrialisatie in de steden. In Spaans-Amerika echter, waar de industriële ontwikkeling nog niet plaats had gevonden, zag men de natuur als een obstakel voor de gewenste ontwikkeling. In Argentinië werd de uitgestrekte pampa bevolkt door rondzwervende gauchos. Rond hen concentreerde zich bovendien de macht van de Federalist Rosas, die het land bestuurde van 1829 tot 1852.
Samen vormden zij het symbool van de barbarij in de ogen van de beschaafde unitarios, het op Europa gerichte deel van de elite dat zich in Buenos Aires bevond. In de tekst El matadero (Het slachthuis, 1838) is het abattoir een allegorie voor het Argentinië onder Rosas. De gauchos en negers worden in deze tekst gelijk gesteld aan beesten: gepeupel dat als aasgieren aanvalt op de ingewanden van het vee. (Zie Wellinga, K., Indianen, cowboys en dictators, literatuur in Latijns-Amerika, Van Gorcum, Assen, 1979, p. 65-68). De verheerlijking van de Edele Wilde valt hier dus ver te zoeken. Ook het slachthuis, de ruimte waarin het verhaal zich afspeelt, wijkt af van de Romantische conventies.
De tegenstelling stad - platteland komt heel sterk naar voren in een literair essay: Civilización y barbarie. Vida de Juan Facundo Quiroga (Beschaving en Barbarij. Leven van Juan Facundo Quiroga, 1845) van de Argentijnse schrijver Domingo Faustino Sarmiento. Hij koppelt de begrippen direct aan beschaving en barbarij. Gedurende de periode van nationale ontwikkeling in Argentinië zag Sarmiento veel in het Europese model van vooruitgang. Buenos Aires zou een link vormen met deze moderne wereld; de pampa vormde daarentegen het achterland waar het gevaar van de barbarij
| |
| |
steeds op de loer lag. Sarmiento wees echter ook op het risico van een te ver doorgevoerd liberalisme.
In het begin van deze eeuw komt het thema terug in de dan gangbare traditie van de regionale naturalistische roman, ook wel aangeduid met de term novela criollista. Afhankelijk van de visie van de auteur, delft nu eens de natuur, dan weer de beschaving het onderspit.
In La Vorágine (De maalstroom, 1924) van de Colombiaan José Eustasio Rivera verzwelgt het oerwoud de beschaafde stedeling Arturo Cova, die de groene hel was ingetrokken om zijn vrouw te zoeken die hem had verlaten. De visie van de Venezolaan Rómulo Gallegos in de roman Doña Bárbara (1929) is een stuk gematigder. Het oerwoud is de ongestructureerde, woeste plaats van herkomst van de vrouwelijke hoofdpersoon, Doña Bárbara, wier naam in dit opzicht veelzeggend is. Het komt tot een huwelijk met een beschaafde man uit de stad. De suggestie wordt gewekt dat woeste natuurkrachten gecultiveerd kunnen worden.
De korte verhalen die Horacio Quiroga (1878-1937) in deze zelfde periode schrijft, spelen zich af in het oerwoud van Misiones in Uruguay. Zijn verhalen kenmerken zich door een strijd tussen de mens en de weerbarstige natuur, waarbij de mens veelal op wrede wijze het onderspit delft. Dit heeft hij echter vaak aan zich zelf te wijten. In La miel silvestre (De wilde honing) trekt de huiselijke stedeling Benincasa argeloos het oerwoud in. Niet gehinderd door enige kennis van zaken valt hij ten prooi aan een kolonie vleesetende mieren. In El hijo (De zoon) is de idyllische natuur door toedoen van de mens tot een gevaarlijk oord verworden. De dertienjarige zoon uit het verhaal bekoopt dit met een fatale stap in een vossenklem.
| |
De natuur en haar bewoners
In het streven om tot een eigen literatuur te komen, was de natuur een voor de hand liggend thema. Immers, wat waren de Europese bossen vergeleken bij de Amerikaanse oerwouden?
Waar in Europa trof je een bergketen zo groot en machtig als het Andesgebergte? Wat te denken van de overvloed aan tropische vruchten en gewassen? Waar was de - al dan niet vernietigende - invloed van de natuur op de mens zo groot als in Amerika? De natuur komt het meest idyllisch naar voren in de roman María van de Colombiaan Jorge Isaacs (1837-1895). Deze roman is gebaseerd op de tekst Paul et Virginie van Bernhard Saint Pierre. In deze tekst komen de kenmerken van de Romantiek uit Europa het meest zuiver naar voren. Ik zal me hieronder echter vooral richten op teksten die meer de nadruk leggen op elementen die eigen zijn aan Amerika en die de inheemse bewoners als onderwerp hebben.
| |
Indianismo
Om twee redenen werd de Indiaan een dankbaar onderwerp. Het paste binnen het streven een eigen literatuur te creëren, los van Europa. Daarnaast paste het in het Romantische ideaal van de Edele Wilde. In Amerika bleek dit echter een controversieel onderwerp te zijn. Het ging hier immers niet om een exotische abstractie, maar om inheemse landgenoten waar de schrijvende elite zo zijn mening over had. In de loop van de negentiende eeuw heeft de literaire benadering van de Indiaan een aanzienlijke ontwikkeling doorgemaakt die hier in kort bestek aan de orde komt.
In dit vroege stadium is het meest opvallende kenmerk dat de Indiaan zelf schittert door afwezigheid. Er is op dat moment nog weinig antropologische kennis en schrijvers zijn vooral gericht op Europa. Dit leidt er toe, dat het beeld dat van de Indiaanse bevolking geschetst wordt, eerder is gebaseerd op buitenlandse literaire modellen dan op de concrete werkelijkheid. Historische romans zijn vaak gebaseerd op kronieken van Spaanse soldaten tijdens de verovering; sentimentele romans volgen de traditie van de Franse Romantiek. In alle gevallen geldt dat er een vorm wordt gebruikt - de roman - een taal - het Spaans - die geen van beide thuis horen in de Indiaanse cultuur, Wellinga, K., op. cit., p. 42-45.
Opvallend is ook dat de Edele Wilde in Amerika niet het onbezoedelde karakter heeft van de Europese Romantiek. Het beroemdste werk binnen deze stroming is Cumandá o un drama de un salvaje (Cumandá of een drama van een wilde, 1879) van de Ecuadoriaan Juan León de Mera (1832-1894).
De natuur in dit verhaal wordt met een zekere ambivalentie beschreven. De idyllische witte bergtoppen en heldere meren worden bewoond door slangen en tijgers. De missiepost van de vroegere grootgrondbezitter José Domingo Orozco vormt een eiland van beschaving in de woesternij. Hij begon met dit missiewerk nadat Indianen zijn vroegere landhuis hadden verbrand. Op zijn zoon Carlos na, kwam Orozco's gezin om. Eenmaal in het oerwoud wordt Carlos verliefd op de Indiaanse Cumandá. Pas als zij sterft, blijkt dat ze al bekeerd was tot het christendom. Zij blijkt namelijk ook een dochter te zijn van Orozco en een halfzuster van Carlos.
Hierbij wijkt Cumandá af van de conventie van de onbekommerde, primitieve wilde uit de Romantiek. Zij is immers al bekeerd en ze is geen Indiaanse maar een mestiezin. Dit gegeven komt in meer teksten voor en verraadt een zeker ongemak bij de elite om de Indiaanse landgenoten al te idealistisch te beschrijven. Bovendien
| |
| |
grijpt de tekst terug op het oude missie-ideaal van Bartolomé de las Casas, de Dominicaanse geestelijke die zich in de zestiende eeuw heeft ingezet voor het lot van de Indianen.
| |
Indigenismo
Ten tijde van het realisme maakt het indianismo plaats voor indigenismo, een stroming waarbinnen een realistischer beeld van de Indiaan wordt geschetst, met aandacht voor zijn maatschappelijke positie.
Dit wordt voor het eerst zichtbaar in de roman Aves sin nido (Vogels zonder nest, 1889) van de Peruaanse Clorinda Matto de Turner. Zij beschrijft de eigentijdse Indiaan in een roman die is gebaseerd op directe waarnemingen. De tekst vormt een aanklacht tegen de houding van de blanke elite ten aanzien van de Indianen. Het verhaal gaat over een jong echtpaar uit Lima dat in een bergdorp gaat wonen en in contact komt met de Indiaanse bevolking. Vooral de vrouw bespeurt allerlei misstanden en merkt hoe wreed geestelijken en grootgrondbezitters te keer gaan tegen de Indianen. Tevergeefs tracht zij de blanke elite ervan te overtuigen dat hun handelwijze verkeerd is. Uiteindelijk keert het echtpaar teleurgesteld terug naar Lima. Turner ziet de blanken als slechte individuen, die tot betere inzichten bekeerd zouden moeten worden. Aan het begin van deze eeuw maakt het indigenismo een nieuwe omslag door. Onder invloed van het marxisme, de Russische Revolutie en de militante houding van de Indianen zelf, wordt de Indiaanse kwestie in een politieke context geplaatst. Misstanden worden aan het licht gebracht en in de context geplaatst van een onrechtvaardig maatschappelijk systeem. Deze benadering komt naar voren in de tekst Huasipungo van de Ecuadoriaanse schrijver Jorge Icaza. In deze roman weerklinkt een felle aanklacht tegen het grootgrondbezit en het lijfeigenschap in Ecuador.
Samenvattend kan worden gezegd dat de beschrijving van de Indiaan in de literatuur de volgende ontwikkeling heeft doorgemaakt. Eerst werd hij folkloristisch beschreven op grond van literaire conventies, vervolgens verscheen het beeld van de Indiaan als mishandeld individu en tenslotte kreeg de Indiaanse klasse de rol toebedeeld van uitgebuit proletariaat. Hoewel een aantal teksten onmiskenbaar interessant leesmateriaal opleveren, hebben ze een ding gemeen: ze worden van buiten af beschreven op basis van modellen die weinig van doen hebben met de Indiaanse cultuur.
| |
Literatura gauchesca
Een andere bevolkingsgroep waar veel en graag over werd geschreven was de gaucho. De gaucho vormde een sociale - geen etnische - groep van vrij rondzwervende cowboys op de pampa's van Argentinië en Uruguay. Zij hadden zich onttrokken aan het stedelijke leven, sliepen waar de nacht hen overviel en kwamen samen om hun payadas te zingen, een soort troubadoursliederen. Ook in dit genre wordt over de gauchos geschreven, door intellectuelen in de stad. Echter, de gauchos zijn wel zelf aan het woord, in een vorm die hen eigen is, namelijk de payada.
Het meesterwerk binnen de literatura gauchesca is El gaucho Martín Fierro (1872) van de hand van José Hernández (Argentinië, 1834-1896). Martin Fierro zingt zijn eigen levensverhaal op het moment dat het gaucho-bestaan aan banden is gelegd door de beschaving. Hij blikt nostalgisch terug op de tijd onder Rosas, toen hij met zijn gezin een ongestoord leven leidde. Vanwege de oprukkende beschaving en de toenemende afrastering van de pampa met prikkeldraad, komt dit vrije leven tot een einde. De natuur legt het af tegen de beschaving.
Onder invloed van het naturalisme maakt de literatura gauchesca een nieuwe ontwikkeling door. In 1899 publiceert de Uruguayaan Javier de Viana (1868-1926) de tekst Gaucha. In deze tekst is het determinisme merkbaar aanwezig. De ontoegankelijkheid van de natuur leidt tot agressie bij de personages. De roman geeft ongestoord uiting aan het wetenschappelijk racisme dat gangbaar was in die tijd. De gaucho wordt beticht van een wreed individualisme en een uitgedroogde ziel die het gevolg zouden zijn van zijn primitieve hersenen Het voorbeeld is overgenomen uit Iñigo Madrigal (1987), p.129. Een negatieve eigenschap, zoals het fatalisme, zou erfelijk bepaald zijn en eigen aan het ras.
In Spaans-Amerika had onder invloed van het positivisme een dergelijk soort racisme aan het einde van de negentiende eeuw een stevige voedingsbodem gevonden. Schedelmetingen waren geen uitzondering. Het Naturalisme was de stroming bij uitstek waar dit soort uitspraken straffeloos gedaan konden worden. Het determinisme gaf in Spaans-Amerika uitdrukking aan dit racisme dat niet tot de literatuur beperkt bleef. In de maatschappij werd de immigratie van Europese arbeiders gestimuleerd; de inheemse bevolking werd steeds meer gemarginaliseerd.
| |
De zwarte bevolking
Aan het einde van de negentiende eeuw wordt over de zwarte slaven vooral geschreven in de context van de afschaffing van de slavernij. Een bekend voorbeeld is Cecilia Valdes o la loma del ángel (Cecilia Valdes of de heuvel van de engel, 1882) van de Cubaan Cirilo Villaverde (1812-1894). Het gaat over een liefdesverhaal tussen een man en
| |
| |
een vrouw die, net als in Cumandá, broer en zus blijken te zijn. De man wordt vermoord door een afgewezen minnaar van Cecilia. De tekst is interessant vanwege de negatieve beschrijvingen van de koloniale samenleving op Cuba en de bedenkingen over de status van de slaven. Het feit dat de slaven door de blanken worden belemmerd om een eigen, normaal gezinsleven op te bouwen wordt zwaar bekritiseerd.
| |
Conclusie, suggesties
Tot zover het literaire overzicht van de periode 1823-1930. De oproep van Bello om tot een eigen literatuur te komen is in deze periode nog beperkt gebleven tot de beschrijving van Amerikaanse thema's in Europese kaders. Deze ondergingen hier en daar veranderingen onder invloed van de Amerikaanse context. In de Romantiek werd de idealisering van de natuur en de Edele Wilde niet zonder meer overgenomen; het Naturalisme kreeg een racistische connotatie.
In de meeste teksten is de spanning voelbaar die wordt veroorzaakt door een sterk nationalisme, het zoeken naar een eigen identiteit en een hang naar vooruitgang. Hierbij was sprake van een eenduidig, lineair tijdsbesef. Europa liep vooruit, Amerika had een achterstand in te halen. Deze visie vertaalde zich in de oppositie stad versus platteland, beschaving versus barbarij, blank versus Indiaan.
Pas in de tweede helft van de twintigste eeuw zal de literatuur zich onder invloed van het Surrealisme en Modernisme definitief onttrekken aan de culturele band met Europa. Dan ontstaat de ruimte voor de schepping van een authentieke literatuur die direct een prominente plaats zal innemen in de wereldliteratuur.
Kleurrijk als het is, kan men aan het thema de natuur en haar bewoners met de problematiek van het bepalen van de eigen identiteit op de achtergrond, diverse ideeën ontlenen voor het vakoverstijgend literatuuronderonderwijs en CKV. Hier volgen enkele bescheiden suggesties.
Voor vakoverstijgend of geïntegreerd literatuuronderwijs: voor leerlingen in de tweede fase is het bepalen van de eigen identiteit een relevant thema, dat aanknopingspunten biedt voor de persoonsgerichte invalshoek. Het kan een verrijkend inzicht voor leerlingen zijn dat niet alleen zij, maar ook landen en culturen soms met de vraag over de eigen identiteit worstelen. Een hedendaags voorbeeld is op eigen bodem te vinden: hoe is het gesteld met de identiteit van Nederland in het kader van de eenwording van Europa? In vergelijking bijvoorbeeld met Vlaanderen of België, of in vergelijking met onze oosterburen; hoe wij over hen en zij over ons denken? Wat is er terug te vinden van onze aloude traditie van fierheid en nationalisme, gastvrijheid en tolerantie binnen onze nieuwe rol van Nederland als distributieland?
Leerlingen kunnen ook aan het denken gezet worden over de vraag welke elementen van hun eigen omgeving of die van hun favoriete vakantiebestemming in een literaire tekst naar voren zouden moeten komen. Zij kunnen zich oriënteren op de Nederlandstalige literatuur met betrekking tot de eigen omgeving. De laatste boekenweek heeft hier volop materiaal voor opgeleverd.
Andere mogelijkheden voor een vakoverstijgende benadering zijn: het vergelijken van de teksten María en Paul et Virginie; het thema stad-platteland in de Russische en Franse literatuur; de post-koloniale Noord- en Zuid-Amerikaanse literatuur en de slavernij als thema in de literatuur van de diverse taalgebieden. En wat betreft CKV zou men het indigenismo kunnen combineren met de muurschilderingen van de Mexicanen Rivera, Orozco en Siqueiros. In boeken van D. Ades en Lucie Smith (zie literatuurverwijzing) vindt u informatie over dit onderwerp. In het boek van Ades staat een interessant hoofdstuk over de rol die tijdschriften en kunstacademies speelden in het streven naar culturele onafhankelijkheid.
| |
Geraadpleegde literatuur
- | Ades, D., Art in Latin America, Yale University Press, New Haven 1989. |
- | Campra, R., America Latina: La identidad y la máscara, Siglo XXI, Mexico 1987. |
- | Franco, J., An Introduction to Spanish-American Literature, Cambridge University Press, Cambridge 1969. |
- | Iñigo Madrigal, Historia de la Literatura Hispanoamericana. Del neoclasicismo al modernismo, Tomo II, Cátedra, Madrid 1987. |
- | Lucie Smith, E., Latin American Art of the 20th Century, Thames & Hudson, London 1993. |
- | Rodríguez Monegal, E., El otro Andrés Bello, Caracas 1969. |
- | Steenmeijer, M., Moderne Spaanse en Spaans-Amerikaanse literatuur, van 1870 tot heden, Martinus Nijhoff, Groningen 1996. |
- | Wellinga, K., Indianen, cowboys en dictators, literatuur in Latijns-Amerika, Van Gorcum, Assen 1979. |
|
|