Tsjip/Letteren. Jaargang 8
(1998)– [tijdschrift] Tsjip/Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nils Holgersson achterna
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
geschiedenis, onderwijs) goed te laten uitkomen. In mijn nu volgende fragmenten en analyses geef ik wat voorbeelden van overeenkomsten en verschillen tussen beide boeken, uitgaande van het veranderde landschap. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Veranderd landschapEen van de meest ‘Zweedse’ hoofdstukken in Selma's boek is het hoofdstuk over de grote kraanvogeldans op de Kullaberg. De Kullaberg is een schiereiland in het zuidwesten van Zweden, een prachtig natuurgebied, met stijle kloven, zwarte rotspunten, eenzame rotspilaren, zachtglooiende terrasjes, uitstekende rotsblokken, kleine baaien, statige rotspoorten, reuzenpannen. ‘En boven en buiten al die kloven en klippen kruipen en kronkelen zich ranken en takken. Bomen groeien er ook, maar de kracht van de wind is zo groot, dat de boomtakken zich ook in ranken moeten veranderen om op de hellingen te kunnen blijven. Eiken liggen en kruipen over 't veld, terwijl hun bladeren boven hen staan als een dicht gewelf, en laagstammige beuken staan in de spleten als grote looftenten. Deze wonderlijke bergwanden met de wijde blauwe zee vóór en de schitterende, scherpe lucht boven zich, zijn het, die de Kullaberg zo bekoorlijk voor mensen maken, dat iedere dag grote scharen daarheen trekken, zolang de zomer duurt.’ (N,57-58) Dat toerisme, door Lagerlöf aangeduid, heeft zo zijn sporen nagelaten. Wanneer de helikopter boven de Kullaberg vliegt om opnamen te maken, is dat te merken: ‘... en daar, de geweldige rotsrug de Kullaberg die zich recht in zee uitstrekt. Hier heeft de natuur zich kunnen uitleven zonder beperkingen en bossen, heidevelden, mossen, stijle klippen, baaien en grotten op een verrassende manier door elkaar gemengd. Maar toch hebben ook de mensen hun orde geschapen op de Kullaberg, Autowegen, parkeerplaatsen, golfbanen, huizen - tot voorbij de vuurtoren op de punt van het schiereiland. Kåre liet de machine enkele rondjes draaien boven het merkwaardige schiereiland. Hij zei:
Deze nog wat neutrale houding tegenover de verandering van het landschap maakt echter op heel wat momenten plaats voor een veel emotioneler reactie. Zo beschrijft Selma Lagerlöf hoe Åsa, het ganzenhoedstertje, en kleine Mads vanuit Småland in midden-Zweden naar Lapland trekken, om hun vader te vertellen dat moeder en broers en zusjes gestorven zijn. Ze hebben niet genoeg geld voor de trein en dus lopen ze en ‘daar hadden ze geen berouw van, want ze hadden een bijzonder mooie tocht’ (N,321). Omdat Nils beide kinderen tegenkomt, zoekt de filmploeg de plek waar Nils hen logischerwijze moest ontmoeten: ‘Het geitenravijn was tot voor kort een van de meest woeste gebieden in heel Östergötland, met honderjarige dennenbomen en met klippen en kloven die er nog uitzagen als ideale schuilplaatsen voor rovers in oude tijden. Daar moesten Åse het ganzenhoedstertje en kleine Mads zich met veel moeite een weg doorheen zien te banen. Maar nu was het ravijn kaal gekapt. Ze stonden met z'n allen stomverbaasd te kijken naar deze vernietiging. Er bestaat geen erger milieumisdrijf dan kaalslag. Hier had een stuk Zweedse natuur gelegen dat hoorde tot het beste en het mooiste van het land. Nu lag de bodem kaal en vervuild en verkracht, en riep de hemel aan in stomme vertwijfeling. Janne Frid gaf de bodem een stem: Verrekte geldgeile eigenaars en incompetente politici..! Maar roepen hielp niet.’ (1,158) Nicke begint, na meer van dat soort ervaringen, zich af te vragen wie daar nu verantwoordelijk voor is. Op zeker moment wordt hij geconfronteerd met schoolkinderen die tegen dergelijke milieu-aantasting protesteren. Ze vragen hem mee te doen. Dat doet Nicke. Later ziet hij, vanuit de lucht, waar ze tegen protesteren: ‘Net waar het filmen zou moeten beginnen, lag een reusachtige kale heuvel. Het bos was weg. De berg lag daar naakt als een geplukte kip en zag er angstwekkend ellendig uit. Wie had dat gedaan? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wie had dat toegestaan? De firma Marma had het gedaan. En het Bosbeheer had het toegestaan. Een firma en een overheidsinstelling. Met dat antwoord zouden de kinderen geen genoegen nemen. Ze wilden geen firma en geen instelling, ze wilden weten welke personen verantwoordelijk waren. Maar mensen die dergelijke besluiten namen in Zweden bleken over een enorm vermogen te beschikken zich onzichtbaar te maken.’ (1,290-291) Waar Nils op zijn weg vossen en ratten bestrijdt, kinderen helpt en een adelaar bevrijdt, ontdekt Nicke groter en structureler onrecht. Het kappen van bossen berooft hele dorpen en gebieden van middelen van bestaan. Het gevolg is een trek naar de grote steden - maar ook daar is geen werk. Nicke's eigen vader is werkloos, en hij ontmoet krakers en milieubeweging en antimilitaristen die het Zweedse overheidsbeleid in twijfel trekken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een andere geschiedenisNicke leert ook een andere geschiedenis kennen dan de lezers van Nils. Als Nils op het eiland Gotland is, beleeft hij het avontuur van de stad op de bodem van de zee. Selma vertelt over de stad Vineta, die rijker en gelukkiger was dan welke andere stad ook. Maar zoals dat gaat, de inwoners van Vineta werden trots en hoogmoedig en tot straf werd de stad overstroomd door de zee.
Hij hield de handen voor de ogen en schreide. Het was moeilijk te zeggen, wie er 't meest bedroefd uitzag, de jongen of Mijnheer Ermerik’ (N, 114). De opzet van Ermerik de ooievaar mislukt, omdat Nils, voor hij de stad Vineta zag, een klein koperen muntje niet goed genoeg vond om op te rapen. De volgende dag ziet Nils de levende stad, Visby. Een stad die erg veel leek op Vineta, maar nu leeg was, vervallen, met ruïnes in plaats van kerken en torens. En hij troost zichzelf met de gedachte dat als hij Vineta uit de zee had weten te redden, Vineta misschien op den duur evenzeer zou vervallen als Visby: ‘Dan was 't maar beter, dat ze daar in al haar heerlijkheid in het verborgen bleef staan’ (N,117). Nils komt niet te weten waarom Visby vervallen is geraakt. Nicke wel. Visby was eens als Vineta, heel erg rijk. Nu is het een prachtig oud, maar ‘geruïneerd’ stadje. ‘In de vikingenperiode waren de inwoners van Gotland boeren, ze dreven handel en veel van hen waren zeerovers. In de twaalfde eeuw lieten ze Duitse handelslieden zich in Visby vestigen. En Visby groeide en werd rijk. Rond 1250 werden de Duitsers bang voor de boeren en lieten ze de stad ommuren. Zo kon Visby worden beschermd tegen de inwoners van Gotland. (...) In de veertiende eeuw kwam de Deense koning Valdemar Atterdag met een groot leger. Eerst plunderde hij het platteland. De boeren verdedigden zich tot voor de muren van de stad. En boven op de muren keken de burgers toe hoe de boeren werden afgeslacht. Maar daarna namen de Denen ook de stad in, plunderden die en brandden ze plat. Dat was in 1361 en later heeft men buiten de stadsmuur een massagraf gevonden met driehonderd verminkte lijken’ (1,94).
Nicke krijgt niet alleen een andere versie van de geschiedenis te horen. Soms wordt er nadrukkelijk geprotesteerd tegen Selma's interpretaties. Zo worden Selma's slotwoorden van de sage van Uppland geschrapt. Die sage staat niet in de Nederlandse versie. Ze komt in het kort op het volgende neer. Uppland was lange tijd het meest bedroevende stukje Zweden. Arm, berooid, ellendig. Op een dag besloot Uppland dat het zo niet langer kon. Het nam zijn rugzak en trok door Zweden. Bij elk ander landschap kloeg het over de eigen armoe, en vroeg het een kleine bijdrage. En elk ander landschap stond iets af van wat het zelf niet belangrijk vond: een van de heel vele rivieren, of een stukje bos, een akker, etcetera. En Uppland bracht alles mee naar huis en herordende zwoegend het eigen landschap. Toen kwam er een moment om te bepalen waar de Zweedse koning zou komen wonen, waar de hoofdstad moest komen. En elke provincie vond zichzelf het best: mooie bossen, of schitterende akkers, prachtige rivieren. Maar Uppland zweeg, totdat het de andere provincies uitnodigde op bezoek te komen. Die anderen waren verbaasd: wat kan dat ellendige stukje land ons nou te bieden hebben? Maar in Uppland gekomen keken ze zich de ogen uit: prachtige tuinen, wateren, schitterende kuststreek, mooie steden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
En Uppland vertelt hoe het met de gaven van de anderen had gewoekerd om het eigen landschap te verbeteren. Selma Lagerlöf doet zich veel moeite om Uppland te beschrijven: het heeft van alles in Zweden wat. De anderen prijzen Uppland:
En de anderen moesten het toegeven. En Uppland kreeg de koning en de hoofdstad en werd het belangrijkste deel van het land. En dat was niet meer dan rechtvaardig, want verstand en vlijt zijn het, die zwijgers tot koningen maken tot op de dag van vandaag’ (Z,361).
‘Lasse zei:
Maar Stina zei niets. Lasse ging verder:
Janne keek hem aan met een ijzige blik. Lasse zei:
De discussie gaat nog een poosje door, maar uiteindelijk worden de slotwoorden geschrapt. Nolens volens geeft Janne Frid toe, maar het is een tot hier en niet verder: ‘Ik ben het die de baas is. Het moet hier niet zo'n verrekte democratie worden!’ (1,326) Janne functioneert in het boek van Wernström als degene tegen wie Stina en anderen, waaronder Wernström zelf, zich kunnen afzetten. Een sleutelpassage is voor mij het moment waarop Janne Frid kennisneemt van de recensie in het Tijdschrift voor Leraren van een voorvertoning van een deel van zijn film: ‘Janne Frid las het meteen. Toen was het uit met zijn goede humeur.
Zoals alle andere ijdele beroemdheden had Janne Frid een abonnement op een knipselkrant in Stockholm. Iedere keer als zijn naam voorkwam in een tijdschrift kreeg hij het knipsel met de post. En dat gebeurde vaak nu hij werd geïnterviewd waar hij maar kwam. Het was duur, maar hij kon het van de belasting aftrekken. Dus eigenlijk betaalde het Zweedse volk het, iedere keer als Janne Frid zijn naam gedrukt kreeg. Sirkka zei:
Dat hadden ze. Vijf maanden na de voorvertoning voor de pers in Stockholm. Janne Frid sprak onnodig hard toen hij voorlas:
Janne Frid's stem begaf het’ (3,130). Sirkka leest het knipsel verder voor. Janne krijgt er nogal van langs. Zijn hoofdpersonen worden poppen genoemd in de idylle van Janne. De film wordt ongeschikt geacht voor het onderwijs. Het brengt Janne tot razernij:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor God en vaderlandSelma's boek is uit 1907. Het verschijnt in een periode die in de dissertatie van Danielsson (1988) treffend wordt gekarakteriseerd als de periode waarin literatuuronderwijs vóór alles ‘God en Vaderland’ moet dienen. Het doel van literaire vorming dat Wernström voor ogen staat is van een heel andere strekking. Het past meer in de visie die door Malmgren (1996) wordt aangeduid als een ervaringsgericht taal- en literatuuronderwijs, een onderwijs waarin de ervaringen van leerlingen de basis vormen voor structureler inzicht in mens en maat- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
schappij. In dat onderwijs speelt literatuur een belangrijke rol: literatuur is een constructie van de werkelijkheid. Het doorzien van die constructie helpt ons ons eigen werkelijkheidsbeeld te doorzien en dus ook te veranderen. Het boek van Wernström is een duidelijk voorbeeld voor die opvatting van literaire vorming, op drie niveaus. Dat van maatschappelijke structuren, dat van Nicke's ontwikkeling tot lezer, dat van de opvattingen van Stina/Wernström over onderwijs. Ik werk alle drie niveaus wat uit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kazerne, kerk en kapitaalWernström laat maatschappelijke structuren zien met behulp van verhalen. De rol van kazerne, kerk en kapitaal in het Zweden van vroeger en nu wordt genadeloos uitgespeld. Wernström toont de rol van de kazerne tegen de achtergrond van schitterende Zweedse landschappen, die worden gebruikt voor militaire bases en oefeningen. In de Nederlandse vertaling van Nils Holgersson ontbreekt de beschrijving van de kust van Bohuslän: ‘De zee is, zoals men weet, wild en opdringend, en dat deel van Zweden dat het meest blootstaat aan aanvallen, wordt daarom al duizenden jaren lang beschermd door een lange en brede muur van steen, die Bohuslän heet. Die muur is zo breed, dat die het hele land tussen de zee en Dalsland bedekt (...). Zulke bouwwerken worden tegenwoordig niet meer uitgevoerd’ (Z, 538). Selma Lagerlöf beschrijft hoe zwaar die muur het te verduren heeft, hoe er fjorden zijn gevormd, maar ook hoezeer die muur geschikt is het land te beschermen. ‘Selma had Bohuslän vergeleken met een stenen muur, die (...) Zweden moest beschermen tegen de aanvallen van de zee. Waarschijnlijk dacht ze dat de zee zou aanvallen met woeste golven en hevige stormen. Maar ze had zich ongetwijfeld niet kunnen voorstellen dat het Skagerak vol zou zijn met schepen vol kernwapens, snelle jagers en korvetten, troepen transsporterende helicopters en laagvliegende supersonische vliegtuigen’ (3,251). Nicke vraagt zich dan ook af of de stenen muur Zweden wel beschermt tegen het wapengeweld dat een NAVO-oefening in stelling brengt. De kerk wordt ontmaskerd doordat Wernström de tegenstelling laat zien tussen leer en leven, tussen prediking en het handelen van de clerus. De rol van de kerk in de onderdrukking van de vrouw en de arbeider wordt geschetst. De steun aan het wereldlijk gezag uitgemeten. De kerk hanteert een dubbele moraal, een voor de rijken en een voor de armen: ‘De bisschop had het vooral begrepen op hoererij. Dat betekent dat mensen met elkaar naar bed gingen die niet getrouwd waren. Dat hebben de Zweden altijd gedaan en daarom was het niet moeilijk mensen te vinden die daarvoor gestraft konden worden. Meisjes die zwanger werden, kregen met de zweep op het marktplein. Mensen die ongehuwd samenwoonden, die overspel pleegden, werden gegeseld. Mensen die zopen, die vloekten, vochten en andere zonden begingen, die kregen met de zweep. Maar de bisschop strafte alleen de armen. De rijken kwamen er goed vanaf. Zoals Koning Karl zelf. Die had zich schuldig gemaakt aan alles waarvoor gewone mensen werden gestraft. Hij had kinderen bij andere vrouwen. Bij de domineesdochter Katarina Nilsdochter had hij een zoon Karel, die later een beroemd staatsman zou worden’ (1,184). Het kapitaal wordt verantwoordelijk gesteld voor ontbossing, milieuverontreiniging, waterkrachtcentrales en werkeloosheid. De bouw van de spoorlijnen ging gepaard met landonteigening (boeren) en lage lonen (arbeiders). Maar die spoorwegaanleg was bedoeld het volk te dienen: bereikbaarheid van mensen, ontwikkeling van afgelegen streken, kortom: dienstbaarheid. ‘Maar toen de lijnen klaar waren, werden de spoorwegen beheerd als een zakelijke onderneming. Nu moeten ze geld verdienen in plaats van het volk te dienen. En waar niet genoeg verdiend wordt, daar wordt de lijn gesloten. Het personenvervoer wordt gestopt. De lijn wordt nog wel gebruikt voor het vervoer van ijzererts, want dat levert geld op.’ (2, 278). Bij het zien van een waterkrachtcentrale, een stuwmeer waar eens een bos had gelegen, stelt Nicke de vraag: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
En ze vergelijkt de situatie in Zweden met die in de buurlanden Noorwegen en Finland, waar ook geld wordt geslagen uit waterkrachtcentrales, maar dat geld blijft in de regio en gaat niet naar ‘de staat’. Waarmee die regio's economisch wel kunnen overleven en niet leeglopen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nicke's ontwikkelingNicke maakt een hele ontwikkeling door. Stina dwingt hem tot lezen. Haar onderwijs bestaat voor een groot deel uit lezen. Elk landschap, iedere stad of dorp is voor haar een aanleiding Nicke van een boek te voorzien. Dat gaat aanvankelijk met tegenzin, wat later met meer animo. De sleutel tot lezen vormt voor Nicke de spanning in een verhaal. Later leert hij vragen te stellen over de natuur en vooral de geschiedenis. Waar Stina in haar boekkeuze eerst aansluit bij het Nicke's ‘literaire repertoire’, kan ze later inspelen op zijn ‘algemeen-sociale repertoire’ (Van de Ven 1997). Nicke gaat steeds meer vragen stellen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literaire vormingHet derde niveau is dat van de uitspraken over onderwijs en literaire vorming. ‘In slechte boeken blijven de hoofdpersonen de hele tijd hetzelfde, maar in goede boeken veranderen de hoofdpersonen’ (1, 278), had Stina gezegd toen ze probeerde Nicke tot het lezen van goede boeken te krijgen. Met die uitspraak ontdekt Nicke overigens dat Stina Nils Holgersson een goed boek vindt. Kerstin (een schrijfster bij wie Stina, Nicke en Lotta op bezoek gaan) zei: ‘Lotta vraagt zich af waar je sagen voor nodig hebt. Die heb je nodig om de wereld en de mensen te kunnen begrijpen. In de sagenwereld is het onmogelijke mogelijk. Daar kunnen we lachen en huilen en kennismaken met grote en echte gevoelens. In een goede sage kan het goede het slechte overwinnen. Nu hebben we TV-verhalen als Dallas - wat hebben we daaraan? Misschien moeten we een sage maken waarin het Bosbeheer voor de draken wordt gegooid.’ (2, 223-224). Kerstin vertelt dan over haar rol als schrijfster, over het belang van het schrijven van verhalen en gedichten op school - vat krijgen op je eigen gevoelens en gedachten. Als Nicke later stiekem een eigen gedicht schrijft, merkt hij dat Stina (die overigens niet weet dat het Nicke's gedicht is) het gebruikt in een lezing voor leraren - tot woede van Nicke. Nicke stelt de vraag: van wie is dat gedicht, van mij of van de leraar?
‘Nu praten we over Zweden, zei Stina. Ik wil dat jullie “gevormd” worden. Alleen weet ik niet precies wat “vorming” is. We vlogen net over Vänersborg. Daar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
woonde de dichter-zanger Birger Sjöberg. Die noemde Vänerborg “Klein Parijs”. En schreef Zwedens beroemdste liefdeslied - “De eerste keer dat ik je zag, 't was op een zomerdag..” Die dingen aan elkaar te kunnen koppelen, ik geloof dat dat vorming is’ (3, 308-309). En Stina voegt daar een lang voorbeeld aan toe, dat samengevat kan worden als: heeft een pachter het recht het huis te kopen dat zijn voorvaderen een paar eeuwen geleden hebben gebouwd, dat hij zelf heeft verbouwd en verbeterd - of mag het worden afgebroken door de landeigenaar die zomerhuisjes op het terrein wil plaatsen? ‘Voor mij, zegt Stina, voor mij is dat ook een pedagogische vraag. De kranten schrijven vaak over onrecht. En kinderen hebben een heel verfijnd gevoel voor recht en onrecht’ (3, 310). Voor Stina is het dan de vraag of kranten kunnen fungeren als leermiddel.
Het zal duidelijk zijn dat literaire vorming voor Stina de weg is tot kennis die engageert. Wernström beschrijft een ander landschap. Dat leidt tot een ander perspectief op land en geschiedenis. Hij toont ook de verandering in het landschap van het onderwijs. Het schoolse leesboek was een onbekommerd lofdicht voor God en Vaderland. Nu vormt het ‘goede jeugdboek’ een toegang tot een gecompliceerde wereld, een wereld die vragen oproept over oorlog en vrede, opvoeding en onderwijs, rijkdom en armoede, milieu en economie. Waar Selma Lagerlöf ons een nog bijna onbedorven natuur laat zien, die louterend doorwerkt in de bekering van Nils, toont Sven Wernström ons een van alle kanten bedreigd landschap, dat ons uitdaagt te zoeken naar onze onvolkomenheden, persoonlijk en maatschappelijk. Ik heb Wernström's boek met veel plezier gelezen. Bovenstaande schets levert wellicht te veel het beeld op van een idee-roman. Maar er zijn tal van plaatsen waar echt wordt verteld, waar 't spannend is, waar Nicke en Lotta bijvoorbeeld de vertegenwoordigers van de roddelpers in de maling nemen, of waar ze ontsnappen aan de regie van Janne Frid.
Nils Holgersson, weer mens geworden, slaat aan het einde van zijn reis met enige weemoed het vertrek van de wilde ganzen gade - hij kan niet mee. Dat is het nadeel van weer mens te zijn. Lotta en Nicke zijn aan het einde van hun verhaal een boel wijzer. Ze zijn nadenkende pubers geworden, die soms nog heel onnadenkend handelen. Ze stappen aan het eind van hun verhaal stiekem in de vroegste trein naar de ouders van Lotta. Ze vluchten voor de verwachte woede van Janne Frid. De film is af. Het laatste interview gehouden. Janne Frid slaapt nog, maar de krantenkoppen van de ochtendbladen tonen Nicke's laatste uitspraak: ‘Zweden is mooi, maar wordt beheerd door rovershanden’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
|
|