| |
| |
| |
Ducht toch het gevaar der slechte lectuur!
Een Herderlijk Schrijven uit het Jaar Onzes Heeren 1910
In vroeger tijden plachten de katholieke overheden zich regelmatig tot de gelovigen te richten in een herderlijk schrijven, dat dan door de pastoor van de kansel af moest worden voorgelezen. De jaarlijkse Vastenbrief was zo'n schrijven. Een zo'n brief volgt hier, omdat hij laat zien hoe de roomse kerk anno 1910 haar gelovigen bijeen placht te houden. Over wat mensen wel of niet mochten lezen, daarover gaat het in deze brief van de toenmalige bisschop van Breda, de verre voorganger van de thans zo gewaardeerde monseigneur Muskens. Wij troffen haar aan in het in Utrecht verschijnende katholieke dagblad Het Centrum van 10 februari 1910. De brief was, ook toen, een sensatie! Er is door ons geen letter aan veranderd.
Petrus Leijten, door de Genade Gods en de Gunst van den H. Apostolischen Stoel, Bisschop van Breda, Huisprelaat van Z.H. en Assistent Bisschop bij den Pauselijken Troon. Aan de Geestelijkheid en de Geloovigen van ons Bisdom. Zaligheid in den Heer.
Een der grootste rampen van onzen tegenwoordigen tijd, Beminde Gelovigen, is de slechte lectuur; eene ramp zoo groot, dat een wereldkenner, als de onsterfelijke Paus Leo XIII, de slechte pers brandmerkte als de hoofdoorzaak van den treurigen toestand, waarin de wereld gekomen is. En wanneer men nu ziet, hoe de slechte lectuur voortdurend in omvang en verdorvenheid en schaamteloosheid toeneemt; wanneer men bedenkt, hoe ze altijd meer aftrek en gretiger lezers vindt, wanneer men zoo dikwijls hoort en leest van ongelukkigen, die als slachtoffers van de slechte lectuur vallen, en nadenkt over de verwoestingen, in huisgezin, in Kerk en maatschappij door haar aangericht; dan, B.G., vraagt men zich wel eens met angst en ontzetting af, welk eene toekomst de slechte pers nog eenmaal aan de wereld bereiden zal, en zou men geneigd worden het woord te herhalen van een der grootste schrijvers uit de vorige eeuw: het vreeselijke wapen, de pen in bezoedelde handen, zal aan de wereld den ondergang berokkenen.
Dit alles overwegende en daarbij niet onkundig van het treurige feit, dat deze verderfelijke besmetting zich ook over ons bisdom altijd meer uitbreidt, hebben Wij het Ons ten plicht gerekend, u in een herderlijk schrijven tegen de slechte lectuur te waarschuwen; en, in onze bezorgdheid voor uw tijdelijk en eeuwig geluk, roepen Wij u toe: B.G., ducht toch het gevaar der slechte lectuur! En gij, ouders en oversten, beseft en betracht wèl uw duren plicht, om met groot waakzaamheid over de lectuur uwer kinderen en onderhoorigen te waken!
| |
De Stille Verspreiders Van Het Kwaad
De H. Kerk, B.G., die de zending ontving, aan alle volkeren de leer van Christus te verkondigen en allen voor te houden, dat zij door het geloovig aannemen en trouw naleven dier leer hunne eeuwige bestemming moeten bereiken, de H. Kerk heeft nooit opgehouden tegen de slechte lectuur met alle haar ten dienste staande middelen strijd te voeren. Niet zonder reden, B.G. De slechte lectuur immers was te allen tijde een der grootste gevaren, waardoor geloof en goede zeden werden bedreigd, en een der geduchtste wapenen, waarvan de satan zich door alle eeuwen heen in zijn strijd tegen de Kerk bediende. Slechte boeken toch zijn stille verspreiders van het kwaad en leermeesters in bederf en goddeloosheid; leer- | |
| |
meesters, te gevaarlijker, omdat ze overal zoo gemakkelijk binnendringen, omdat hunne onbeschaamdheid zoo groot is en de gelegenheid, om naar hen te luisteren, ieder oogenblik openstaat. Slechte lectuur, B.G., is de leerschool van den duivel, waar de vijand van ons geslacht zijne leer predikt, zijne belangen verdedigt, zijnen aanhang vormt en kweekt, met het rampzalig gevolg, dat hij misschien nergens ter wereld beter slaagt, om het Godsrijk op aarde afbreuk te doen en zielen voor tijd en eeuwigheid ongelukkig te maken. Te recht werd daarom de slechte lectuur reeds door den H. Joannes Chrysostomus de ondergang der Kerk geheeten.
| |
De Duizenden Kanalen Der Helsche Pers
Nu was er waarschijnlijk nooit een tijd, B.G., waarin voortdurend zooveel verderfelijke lectuur over de wereld werd verspreid, als in onze dagen. Het is als een zondvloed, die ons overstroomt, en onmogelijk kan men zich ook slechts een flauwe voorstelling maken van de ontzaglijke massa slechte lectuur, die iederen dag, in den vorm van boeken, brochures, tijdschriften en nieuwsbladen, de wereldpers verlaat, om het tegenwoordig geslacht met de meestt heillooze beginselen en de schandelijkste leer te vergiftigen. Het ongeloof en de zedeloosheid, zoo zegt een schrijver onzer dagen, vloeien met volle stroomen door de duizenden kanalen der helsche pers en verspreiden zich over de geheele wereld. Men zou zeggen, dat de ongodsdienstigheid en het bederf een complot hadden gesmeed, ten einde in de zielen te verwoesten al wat de eeuwen aan geloof en braafheid daarin met zooveel zorg hebben gekweekt. En waar nu de vijanden Gods een zoo rusteloozen ijver ontwikkelen, daar wendt ook de H. Kerk meer dan ooit haar gezag en haar invloed aan, om het hachelijk gevaar af te weren; daar houdt zij niet op, hare kinderen te waarschuwen, te vermanen, af teschrikken en te herinneren aan de strenge wet, door haar in zake slechte lectuur uitgevaardigd. Wij zeggen: de strenge wet. Immers het kan u niet onbekend zijn, B.G., dat er eene kerkelijke wet bestaat, waardoor slechte lectuur streng verboden wordt, waardoor zelfs tegen bepaalde slechte boeken de zwaarste kerkelijke straf is vastgesteld.
Helaas! dat er zoo dikwijls onder de Katholieken worden gevonden, die weigeren naar de stem der Kerk te luisteren en er niet voor terugschrikken, in een zoo gewichtig punt het streng verbod der Kerk te overtreden! Maar bedenken dezen dan niet, dat zij zich grootelijks schuldig maken in de oogen van God? Bedenken zij niet, dat, wie niet luistert naar de Kerk, God zelf versmaadt? Weten zij niet, dat zij zich bezondigen, door zich roekeloos bloot te stellen aan een gevaar zoo dreigend als der slechte lectuur? Herinneren zij zich niet het woord van God, dat wie het gevaar bemint, ook in het gevaar zal omkomen? Twijfelt er niet aan, B.G.: wanneer slechte gesprekken, naar de verzekering der H. Schrift, de goede zeden bederven, veel zekerder zullen de goede zeden en met haar godsdienstzin en geloof, en schaamte en onschuld, en eerbaarheid en eergevoel en alle edele gevoelens van het menschenhart in de slechte lectuur hun ondergang en hun graf vinden. Vreest daarom de slechte lectuur, B.G.! Bedenkt het toch wel: één slecht boek is in staat eene onschuldige ziel te bederven en een geheel leven te verwoesten. Houdt u daarom in nederige volgzaamheid aan de vermaningen en voorschriften der Kerk, en laat daarbij niet na in twijfel en onzekerheid den raad en de voorlichting in te winnen uwer geestelijkheid. Zij zijn u door God als zielzorgers en geleiders op den weg der zaligheid gegeven; zij hebben ten plicht te weten enu te zeggen, wat voor uw geestelijke belangen al dan niet dienstig is; maar aan u de plicht hen te volgen en u zeker niet in een zoo gewichtig punt aan hunne leiding te onttrekken.
En opdat nu onze vermaning te zekerder en overvloediger vrucht zou dragen, wenschten Wij nog een oogenblik in enkele bijzonderheden te treden, om u tegen een paar bepaalde soorten van lectuur te waarschuwen.
| |
Tegen De Ontuchtige Pamfletten
En dan denken Wij op de eerste plaats aan zekere vlugschriften, bruchuurtjes en losse blaadjes, die tegenwoordig zoo dikwijls in grooten getale worden verspreid en waarin, hetzij dwaling en ongeloof, hetzij de verderfelijke leer van socialisme en anarchisme, hetzij de zedeloosheid met hare schandige middelen en praktijken onderwezen een aangeprezen worden. Waakt daartegen B.G., en zorgt dat ze uwe huizen niet binnendringen. Waakt bovenal tegen die ontuchtige pamfletten, ware voortbrengselen der hel, opdat uw afschuw niet vermindere van de zonde, die onder christenen zelfs niet mag genoemd worden, opdat de reinheid uwer familiezeden geen schade lijde en verloren gfa, opdat ge niet door drogredenen misleid, geoorloofd en recht zoudt gaan heeten, wat in Gods woord als wraakroepende boosheid staat aangeduid, en het kwaad, dat helaas als een verwoestende kanker voortwoekert en geheele landen dreigt te ontvolken, zich ook niet onder ons volk uitbreide.
| |
| |
Francis Bacon, De paus met de uilen (1958)
| |
Tegen De Romantische Lectuur
Op de tweede plaats, B.G., waarschuwen Wij u tegen de romantische lectuur. Wat zou het een geluk en eene weldaad voor duizenden zijn, en hoe zouden geloof en zedelijkheid, en godsdienstzin en plichtsbesef en ware ontwikkeling er wèl bij varen, indien de roman-lectuur meer en meer van de leestafels verdween, om voor beter en degelijker boeken plaats te maken! En aldus sprekende, B.G., hebben Wij niet alleen het oog op de bepaald slechte romans; neen, maar Wij bedoelen dan ook de nietswaardige verdichtsels en lichtzinnige liefdeshistories, zonder eenige wetenschappelijken grond, zonder eenige nuttige strekking, die wel eens onschuldige romans worden geheeten en die daarom dan ook zeker in zooveel huisgezinnen aangetroffen worden. Immers ook het lezen van zulke romans moet ten zeerste worden ontraden en afgekeurd. Behalve toch dat ze dikwijls den toets der christelijke zedenleer niet kunnen doorstaan, dienen ze daarenboven nergens toe, dan om de verbeelding op te zweepen, den geest met dwaze gedachten en plannen op te vullen, het hart te verwekelijken, het gemoed, het jeugdige gemoed vooral, den lust voor degelijke lectuur, ja voor iedere nuttige inspanning te benemen, en dikwijls de verwachtingen der voortreffelijkste opvoeding te verijdelen. Daarom moeten dan ook ouders en oversten het zich tot een heiligen plicht rekenen alle dergelijke lectuur te weren, en hunne kinderen en onderhoorigen daartegen afkeer en vrees in te boezemen. Maar, B.G., wat zullen Wij u zeggen van het verderf en het gevaar van die boeken, welke ten volle den naam van slechte romans verdienen? Van die hemeltergende geschriften, waarin de goddeloosheid met de zedeloosheid wedijveren? Waarin door schrijvers, dikwijls van onmiskenbaar talent, maar altijd zonder zeden en geloof, zonder eer en geweten, de zonde, de schandelijkste bij voorkeur, voorgesteld en onderwezen en aangemoedigd en verheerlijkt, ja als een helig menschenrecht opgevorderd wordt? Waarin alles tot zonde opwekt en alles
wordt weggecijferd, wat van de zonde zou kunnen afschrikken: bewustzijn van schuld, vrees voor verantwoording en straf, het bestaan zelfs van God en van een ander leven? Waarin eindelijk, door het wegvagen van het onderscheid tusschen zedelijk goed en kwaad, het loochenen der vrijheid van den menschelijken wil en de leer van een allesdwingend noodlot, de zonde tot eene onmogelijkheid gemaakt wordt? Welken naam zullen Wij aan dergelijke boeken geven? Zullen Wij ze noemen eene doodelijke pest? een zeker werkend vergif? eene heillooze bron van rampen en euveldaden? Dit kan niet twijfelachtig zijn, B.G.: indiend zedeloosheid en ingeloof tegenwoordig zoo schrikbarend om zich heen grijpen; indien zoo menig ontaarde zoon en diep gevallen dochter verdriet en schande brengt over het ouderlijke huis: dan is een der hoofdoorzaken van al dat kwaad te vinden in het lezen van slechte romans.
| |
Steunt De Eigen, Katholieke Pers!
Eindelijk, B.G., nog een laatste woord, om u te waarschuwen tegen de krantenlectuur. Wat Wij daarover op het hart hebben, en gaarne uitvoeriger hadden ontwikkeld, vatten wij saam in dit ééne: leest uitsluitend Katholieke, leest hoegenaamd geen andere nieuwsbladen.
Weest eerstens geen lezers van zoogenaamd neutrale kranten. Behalve toch dat neutrale krantenlectuur op den duur neutrale menschen kweekt, leveren die bladen nog, om allerlei correspondenties, beoordelingen, aanbevelingen, advertenties en feuilletons, die er in worden aangtroffen, maar te dikwijls een gevaar op voor deugd en zedelijkheid.
Weest nog minder lezers van socialistische bladen. Daardoor toch zoudt ge gevaar loopen te worden aangetast door de zich altijd verder uitbreidende besmetting van ontevredenheid met uw lot en afkeer en haat tegen hooger geplaatsten en door de fortuin ruimer bedeelden, en zoudt ge u allicht laten verlokken mede te gaan
| |
| |
verlangen en streven naar toestanden, die nooit of nimmer verwezenlijkt kunnen worden. En deze onze waarschuwing gaat niet slechts tegen die socialistische bladen, welke strijden met open vizier; neen, maar ook tegen die andere, welke, onder voorgeven van trouw aan de Katholieke beginselen, ja niet zelden met een beroep op kerkelijke en Pauselijke uitspraken, en onder betuiging van eerbied voor en onderwerping aan de kerkelijke overheid, dezelfde verdefelijke leer verspreiden; en die, wel verre van misbruiken uit te roeien, misstanden te verbeteren en den minderen stand op te heffen, daarentegen niets doen, dan ontevredenheid zaaien, den eerbied voor de geestelijke overheid en alle gezang ondermijen, en bij dat alles niet zelden veel meer denken aan eigen belang, dan aan het dienen der zaak van hun evenmensch. Wacht u, B.G., voor deze wolven in schapenvacht, om den huichelachtigen schijn, waarin die bladen zich hullen, zijn zij dikwijls nog gevaarlijker dan de eerste.
Op de derde en laatste plaats, B.G., weest vooral geen lezers van nieuwsbladen, die als bepaald vijandig tegen de H. Kerk bekend zijn. Wij bedoelen die kranten, waarin wat een katholiek het dierbaarst en heiligst is, onophoudelijk door het slijk wordt gesleurd, en die voortdurend spot en leugen en laster slingeren naar de katholieke Kerk, hare leer, hare instellingen, hare gebruiken, hare bedienaren. Hoe is het mogelijk, zoo vragen Wij ons dikwijls af, dat één katholiek dergelijke bladen lezen wil? dat er zelfs katholieken worden aangetroffen, die zich bij voorkeur door zulke bladen laten voorlichten? die er zelfs voor durven uitkomen, ja, er groot op gaan, lezers van die bladen te zijn, maar zich zouden schamen, als lezers van katholieke bladen bekend te wezen! Waar, zoo vragen Wij, waar is hier het katholiek bewustzijn? Waar het katholiek geweten? En wat moet er op den duur bij zulke katholieken van katholiek denken en voelen en van katholieke praktijk te recht komen? En nu zegge men niet, dat men om zijne zaken bepaalde ons vijandige bladen niet missen kan: de tijd, B.G., dat die reden, althans voor sommigen, gelden kon, is voorbij en, naar Wij hopen en wat God geve, onherroepelijk voorbij. Hiertoe echter, dat is tot verzekering en bestendiging der zoo gelukkig verkregen uitkomst, is algemeene medewerking der katholieken noodig en blijft hun steun onontbeerlijk. En daarom, B.G., vemanen en bidden Wij u: steunt de katholieke, dat is, uwe eigen pers, en onthoudt iederen steun aan de niet-katholieke, met name aan de u vijandige pers. Regel, nog eens, moet het worden: in katholieke handen, in katholieke huisgezinnen geen andere dan katholieke bladen. Ieder katholiek rekene zich dat tot plicht van eer! Ider katholiek achte zich daartoe gehouden uit liefde voor de goede, groote, katholieke zaak! Ieder katholiek erkenne daarin een wezenlijken plicht van geweten: om het gevaar, dat hij anders loopt aan zeden en geloof, om het slechte voorbeeld, dat hij
geeft; om de ergernis, die hij sticht; om den steun dien hijonthoudt aan de goede en verstrekt aan de slechte pers. Moge dit ons woord ernstig ter harte genomen en in echt katholieke daden omgezet worden!
Wij willen niet eindigen, B.G., zonder een enkel woord over den heiligen Vastentijd, die aanstaande is. Beijvert u allen, om te treden in den geest der H. Kerk en dien tijd door boetvaardigheid en gebed tot een Gode welgevalligen tijd en dagen van zaligheid te maken. Onderhoudt naar uw vermogen de kerkelijke vasten- en onthoudsingswet; woont meer dan naar gewoonte de H. Mis en de kerkelijke diensten bij en nadert dikwijls, zoo dikwijls mogelijk, tot de H. Tafel des Heeren.
Ten slotte verzoeken Wij dringend uw gebed voor Kerk en Vaderland, voor Onzen H. Vader den Paus, voor onze geëerbiedigde Koningin en geheel het Koninklijk Huis, voor geheel uwe geestelijke en wereldlijke Overheid, en ook voor Ons, die eenmaal voor uwe zielen rekenschap zullen moeten geven.
En zal dit Ons Herderlijk Schrijven op de gebruikelijke wijze op den Zondagf Quinquagesima, in al de kerken van Ons Bisdom en waar verder gewoon, van den Predikstoel worden voorgelezen.
† P. Leijten, Bisschop van Breda.
Op last van Z.D. Hoogwaardigheid, L. de Meulemeester, Secretaris.
Gegeven te Breda, den 8 Februari 1910
|
|