Domweg gelukkig met een kleintje canon
De 30 mooiste gedichten uit de Nederlandse literatuur
‘Welke gedichten zouden uw leerlingen uit het hoofd moeten moeten kunnen opzeggen?’ Deze vraag werd aan een aantal docenten voorgelegd. Het resulteerde in een lijstje van dertig gedichten. Is deze mini-canon een aardige graadmeter?
Kees Combat
Iedereen die gedichten leest, bekruipt wel eens de lust om een lijstje te maken van favoriete gedichten. C.J. Aarts, die vroeger alleraardigste publicaties deed verschijnen als schrijvende uitgever, verzorgde nog dit jaar een nieuwe uitgave van zijn bloemlezing Domweg gelukkig in de Dapperstraat. Zo'n 250 bladzijden goede, betere en beste Nederlandse poëzie. Een poëziebijbel noemt uitgeverij Bert Bakker deze keuze graag. Maar daar hebben we natuurlijk de driedelige bloemlezing van Gerrit Komrij voor.
In 1992 verscheen een schoolbloemlezing, die bij een warenonderzoek naar de beste literatuurgeschiedenissen nogal terzijde werd geschoven.
De 30 mooiste gedichten uit de Nederlandse literatuur van dichter en poëziekenner R.J.M. (Remko) Ekkers was als zodanig aangeboden door uitgever Wolters-Noordhoff. Maar de samensteller zal daar zelf niet blij mee zijn geweest. Wat hij wilde was eenvoudig de 30 mooiste gedichten presenteren en van commentaar voorzien. En dat levert uiteraard nog geen literair-historisch werk op. Uit het oogpunt van een literatuurdidactiek die zich richt op de betrokkenheid van de leerling is dit boek ook niet geslaagd. Ik mis er iedere poging in om in te spelen op het referentiekader van de jongens en
Van links naar rechts: J.C. Bloem, P.N. van Eyck, A. Roland Holst en J. Greshoff.
meisjes voor wie dit boek bedoeld is. Alle vragen wijzen rechtstreeks terug naar de tekst of naar de context met een kenniskarakter. Daarmee doet Ekkers niet anders dan de meeste van zijn voorgangers, maar hij is iemand die het klappen van de zweep kent. In zijn voorwoord lonkt hij even naar de moedertaaldidactiek door de behandeling van de formele aspecten aan de hand van concrete gedichten ‘normaal functioneel’ te noemen, maar dat is wel een moedertaaldidactiek van de jaren zeventig waaraan de literatuurdidactiek in elk geval al bijna twee decennia voorbij is. Ik denk dat Ten Brinke trouwens met ‘normaal-functioneel’ onderwijs iets heel anders bedoelde dan wat we hier krijgen aangeboden als kader voor de gedichten:
1. | een parafrase van het gedicht (niet door de leerling, maar door deze leraar!), |
2. | genre en betekenis van het gedicht, |
3. | context en |
4. | formele kenmerken als beeldspraak,
|