| |
| |
| |
Leeswijzer
Sjoerd Kuyper
De rode zwaan
Leopold, f 29,90
Het tot nu toe beroemdste boek van Sjoerd Kuyper dateert van 1991: Het zakmes. Waarschijnlijk een van de weinige boeken die bijna de hele ‘doelgroep’ bereikt hebben, maar niet in de oorspronkelijke vorm. Van het verhaal over Mees en Tim is immers eerst een tv-serie en daarna een bekroonde film gemaakt. Ik zou wel eens willen weten of zoiets voor een schrijver nou plezierig is of niet. Datgene waarin hij zich wezenlijk onderscheidt van zijn broeders in de visuele kunsten, het woord, is namelijk niet primair de drager van het succes bij de ‘doelgroep’, alleen bij de mediatoren.
Ik denk dat het heel leuk moet zijn om met een (brug)klas de film met het boek te vergelijken. Zowel wat de gebeurtenissen en psychologie betreft als met betrekking tot de taal. Is het mogelijk kinderen van de (brug)klas te laten beseffen dat een verhaal in taal toch iets anders is dan een beeldverhaal? Ik zou ze daarvoor eerst het verhaal laten lezen. Dat gaat weliswaar over kinderen van zes jaar, maar ik heb het nog eens gelezen en ik vond het weer echt spannend. Ook doordat plots tot mij doordrong dat Kuyper grote stukken van zijn tekst in eersteklas-proza heeft geschreven: heel veel woorden van maar één of twee lettergrepen. Maar dat niet alleen, je ‘ziet’ ook heel veel terwijl je leest. Kuyper schrijft beeldend, ‘filmisch’ denk je in dit verband. En aan al die beelden hebben de filmmakers hun eigen invulling en interpretatie gegeven en er hun selectie uit gemaakt.
Het moet mogelijk zijn om jonge leerlingen te laten beseffen dat Kuyper de gedachtenwereld en reacties van een zesjarige heel voorstelbaar heeft neergezet. Nooit kinderachtig, wel heel secuur kinderlijk. Lijkt me prima fictie- en literatuuronderwijs.
In september vorig jaar verscheen van Kuyper bij dezelfde uitgever Leopold een ander boek De rode zwaan, dat wat mij betreft zeker zo prachtig is als Het zakmes. Was het eerste geheel realistisch, dit nieuwe boek is fantastisch. Het speelt met de tijd. De meeste gebeurtenissen spelen zich af in een tijdsbestek van ongeveer één uur werkelijke tijd, maar het kost veel meer tijd om ze mee te maken. Jakob treedt daarbij in het voetspoor van zijn grootvader die op zijn oude dag is teruggekeerd naar Bakkum, waar hij ooit zijn jeugd doorbracht. Die grootvader kan geweldig mooie verhalen vertellen, die geworteld zijn in de traditie van Kennemerland. En Jakob komt in de wereld van die verhalen terecht. Daar krijgt hij te maken met de ijzingwekkende karpermannen die maar één doel hebben: doodmaken van alles wat kleiner en zwakker is dan zij zelf. Daar vindt hij steun bij het Houtvolk, dat de oervorm is van de bossen en natuurlijk ontmoet hij een heel mooi meisje. Maar het meest is hij uiteindelijk toch gebaat bij de Reisgenoot, een seculiere engelbewaarder die tegelijk veel meer is dan alleen dat. In die korte tijd van zijn droomverhaal wordt Jakob veel meer volwassen dan hij in het echt ooit zou kunnen worden. Hij maakt veel meer mee en wat hij meemaakt, is veel intenser dan in het echt. En dat is ook de kracht van het boek. Zoals opa Jakob ook zegt: je moet beter om je heen kijken. Niet zo jachtig door het leven gaan, maar de tijd nemen, dan zie en ervaar je veel meer. Word je veel wijzer van.
Droomwereld en realiteit worden door de auteur zeer geloofwaardig vermengd, maar dat moet u zelf maar lezen: ‘Ze (Jakobs moeder K.H.) duwde Jakob voorzichtig van zich af en bekeek hem met een schuin hoofd, alsof ze een nieuwe trui keurde. “Wat is er met je arm? Bloed? En met je vingers? En je broek? Wat zie je eruit. En wat heb je onder je arm?” Jakob keek naar de oude, verveloze zwaan onder zijn arm. Alles was echt gebeurd. Daar was hij al bang voor.’
Koos Hawinkels
| |
Henning Mankell
HZNDHDNESR;
een geheim genootschap
Querido, f 29,90
Of het slim is, zo'n titel? Niemand kan hem uitspreken of onthouden, maar intrigerend is hij in elk geval wel. Hij staat voor: Het Zoeken Naar De Hond Die Naar Een Ster Rende. Maar ja, daar schiet je ook niet veel mee op.
Het is geen mooi kop-staart verhaal. Het vertelt meer een episode. De 11-jarige Joel woont met zijn vader in een klein dorpje ergens in het midden van Zweden. Die vader verdient een schamele kost met houthakken en moet dus noodgedwongen Joel veel alleen laten. Dat draagt ertoe bij dat deze nogal eenzelvig wordt. Hij geeft zich over aan zijn fantasieën, over de zeemansverhalen van zijn vader en over de wereld van de volwassenen. Hij houdt zijn vader stiekem in de gaten, want diep van binnen vreest hij dat ook deze hem wel in de steek zal laten, net zoals zijn moeder dat plotseling gedaan heeft, toen hij nog heel jong was. Dat wordt er niet beter op als hij merkt dat zijn vader verliefd is geworden op de serveerster van het plaatselijke café en daardoor zo nu en dan 's nachts van huis weg blijft. Hij richt in zijn eentje een Geheim Genootschap op, maakt aantekeningen in een geheim dagboek en dwaalt 's nachts rond op zoek naar de hond die hij ooit door de sneew heeft zien lopen. Hij maakt Ture lid van zijn Geheim Genootschap, maar vindt tegelijk dat hij hem van zich vandaan moet houden door telkens nieuwe regels te verzinnen. En als Ture de macht probeert te grijpen, vliegt hij eruit.
| |
| |
Uiteindelijk blijkt alles te draaien om Joels verlatingsangst en zijn relatie met zijn vader.
Voor eerste en tweede klassers een boek over verre en toch herkenbare onderwerpen met prachtige evocaties van stilte en verlatenheid.
Koos Hawinkels
| |
Ben Borgart
De kale kaart
Leopold, f 29,90
Leopold geeft een reeks uit met als titel Spannende tijden. Verhalen uit de regionale, Noord-Hollandse geschiedenis. Kern is steeds een waar gebeurd voorval uit die geschiedenis. Auteurs worden aangezocht en krijgen een financiële ondersteuning om zich historisch te documenteren. Tot nu toe zijn verschenen: Gebakken rat met beukenblad door Bies van Ede, Losprijs door Ries Moonen en Jaya en het orakel door Hans Plomp. Die heb ik niet gelezen. Ik heb alleen veel lovends gehoord over het boek van Ries Moonen. Wat ik wel gelezen heb, is het voorlaatste: De kale kaart door Ben Borgart. Ik vrees dat die Borgart dezelfde is van De vuilnisroos, een boek waar mijn studenten in een ver verleden enthousiast over waren als zij zichzelf als enigszins vooruitstrevend en vooral maatschappijkritisch beschouwden.
Deze ‘kale kaart’ is een aanfluiting. Waar de auteur niks aan kan doen, is dat er in 1572 zo veel tegelijk en door elkaar heen gebeurde dat het voor een normaal mens niet uit elkaar te houden was. Wat hij wel kan helpen is dat hij dat soort dingen zo impliciet aan de orde stelt dat je van verdomd goeden huize moet komen om te weten wie bij wat hoort en waarom. Wat hij met opzet gedaan heeft en wat ik erg melig vind, is dat hij veel spreekwoorden, zegswijzen en uitdrukkingen zijn personages in de mond legt. Min of meer zoals Van Lennep zijn kapitein Pulver zo nu en dan bij wijze van leukigheidje laat doen: ‘Komaan, zoals de man tegen de onwillige laars zei’, zoiets.
De stijl? ‘Een afgeschreven schip.’ (het lijkt Slauerhoff wel) ‘Welkom aan boord’, bast de bootsman. Een reus. Met één oog toegeknepen, de armen over elkaar, pleegt hij nieuwelingen te keuren bij de valreep.’ En even verder: ‘Zo ging dat onder Waterlandse zeelui. Jantje kreeg een kist, een plekje in het vooronder, en een goede raad van de schipper: “Vergeet al wat je lief is, jongen.” Met een woord van ernst en een grol werd hij voorbereid op het leven op zee.’ Ouwejongenskrentenbrood.
En dan het verhaal zelf. Een aantal verhaallijnen die met elkaar verknoopt wordt. Het kost nogal wat oplettendheid om de boel uit elkaar te houden, maar ik heb de indruk dat het wel klopt. Alleen aan het eind. Dan krijg je als in een ouderwets spel der vergissingen dat alles binnen korte tijd - het publiek wil immers naar huis, het is laat genoeg en mooi geweest - afgehandeld en uitgelegd moet worden. Dan struikelt Borgart over zijn eigen uitleggingen met als gevolg dat ik dacht: dat zal allemaal wel.
Nee, Borgart moet maar freelance journalist blijven, zoals de begeleidende tekst zegt, en de redactie moet niet meer afgaan op oude reputaties. Een jeugdboek schrijven is een heel eigen bekwaamheid, als het al geen echte kunst is.
Het is spijtig, want het idee achter de reeks is best aantrekkelijk. En mogelijk zijn de andere delen ook beter.
Koos Hawinkels
| |
Anke de Vries
Memo zwijgt
Lemniscaat, f 24,50
Ik ben geen fan van de Anke de Vries van de laatste jaren. Ik vind haar onderwerpen te modieus, de uitwerking ervan te oppervlakig en haar stijl slap. Blauwe plekken heb ik na een bladzijde of twintig weggelegd, omdat ik de indruk kreeg dat hier niet iemand aan het woord was die per se een verhaal kwijt moest, maar een goed bedoelend maatschappelijk werker die een misstand aan de kaak wilde stellen.
Memo zwijgt gaat mank aan hetzelfde euvel. Er is een probleem: de Koerden. Toen was er een succesvolle film: De jongen die niet meer praatte, en nu is er Memo zwijgt, gebaseerd op het scenario van die film. Ik weet zelfs niet of ik de titel wel mooier vind.
De vader van Memo werkt al een tijdje in Nederland en komt nu zijn gezin ophalen. Het wordt namelijk te gevaarlijk. Voor de kleine Memo, een poëtisch aangelegd knaapje, is de overgang traumatisch. Zijn beste vriendje kwijt en bovenal zijn lievelingsschaap. Hij besluit niet meer te spreken. Waarom wordt pas op bladzijde 90 duidelijk; ‘Hij wil niks meer horen. Snappen ze dan niet dat hij niet anders kan, dat hij moet blijven zwijgen? Hij heeft de tijd immers stilgezet? Zolang hij niks zegt kan hem niks gebeuren en kunnen zijn herinneringen niet ontsnappen. Ze liggen veilig opgeborgen....’ Niet echt sterk, maar dat zal wel aan het scenario liggen.
De situatie van de familie in Nederland is vanzelfsprekend belabberd. Memo moet naar school, maar dat wordt niks. Gelukkig heeft hij wel een Nederlands vriendje dat hem zo aanvoelt, dat hij zonder woorden meestal weet wat Memo bedoelt. De oplossing komt als Memo's vader in huis een ongeluk krijgt en Memo wel moet praten om het leven van zijn vader te redden.
Ik vind het allemaal flinterdun en niet overtuigend. Zo komt de juf van school op een gegeven moment bij Memo thuis omdat hij niet wil praten. Als vader en moeder hebben uitgelegd dat Memo vroeger wel praatte en zelfs brie- | |
| |
ven voorlas, zegt juf dat ze alles zal proberen, ‘Maar als dat niet lukt, zullen we hulp moeten inroepen.’ Geen gissingen, geen pogingen om erachter te komen wat er toch in vredesnaam met die jongen aan de hand kan zijn. Niks van dat alles. In Turkije praatte hij wel en hier niet. Gek hè? Ja. Punt. Daar komt bij dat De Vries vaak zinnetjes gebruikt als ‘..., roept zijn vader ontsteld.’, ‘... fluistert ze angstig.’, ‘...glimlacht zijn moeder.’, ‘...dondert zijn vader.’ Kortom, niet best.
Koos Hawinkels
| |
Norman Silver
Geen tijgers in Afrika
Lemniscaat, f 24,90
Pas op zijn 23ste emigreerde Norman Silver naar Engeland. Tot dan toe had hij in de veronderstelling verkeerd dat hij een vrijdenkend mens was, maar in Engeland komt hij erachter dat hij in Zuid-Afrika, net als alle mensen in zijn omgeving, gewoon een racist is geweest. Niet bewust en zeker niet kwaadaardig, maar niettemin. Door afkomst en opvoeding, doordat iedereen in zijn omgeving hetzelfde dacht en deed, en omdat er geen mogelijkheid was om met andere standpunten in aanraking te komen, vond Silver onder meer dat apartheid de enige en dus beste oplossing was voor de situatie in zijn land.
Wanneer zo iemand dan in Engeland Geen tijgers in Afrika gaat schrijven, dan zal hij eerst een aantal boeken moeten schrijven over zijn achtergrond. In dit boek kiest Silver kiest daarvoor het perspectief van een jongen uit de middenklassen van de middelbare school, die geïsoleerd raakt doordat hij ‘anders’ is, geïmmigreerd uit Zuid-Afrika en dus verdacht. Zijn medescholieren begrijpen hem niet, hij begrijpt hen niet, verstaat zelfs hun taal vaak niet, vindt hun sport maar niks en zij wijzen zijn denkbeelden zonder meer af. Thuis is het ook vooral ellende, want zijn vader die een succesvol zakenman was, komt er in Engeland maar heel moeilijk tussen, raakt aan de drank etcetera. Als hij dan ook nog zijn moeder gearmd met een zwarte man een huis ziet binnengaan, zakt de bodem onder zijn bestaan uit.
Na veel strijd onderneemt hij een poging tot zelfdoding, maar die mislukt. In de kliniek krijgt hij dan de opdracht zijn verleden te beschrijven en dat is de tweede verhaallijn in het boek.
‘Er is zoveel gebeurd sinds ik naar Engeland ben gekomen. Het meeste was net een nachtmerrie. Ik weet dat het allemaal begonnen is in Johannesburg, of Joburg zoals wij de stad altijd noemden, toen ik Philemon Majodena vermoordde, of misschien wel daarvoor, toen ik met een blanke huid geboren werd.’ Zo begint het verhaal en mij lijkt dat dat intrigerend genoeg is. Silver schrijft een soort opgeklopt ‘pubertaaltje’ dat mij licht irriteert, maar aan de ‘doelgroep’ wellicht goed besteed is.
Geen tijgers in Afrika was zeer succesvol in Engeland en is in veel landen vertaald. Het tweede boek was een verhalenbundel: Tutti frutti chocoladeijs met nootjes. Ditmaal gesitueerd in Zuid-Afrika. Basil doet verslag van wat hij om zich heen ziet gebeuren en van de perikelen die hij met zijn ouders ondervindt. Ook in dit boek draait veel om de apartheid. Basil beschrijft soms met distantie, soms sterk betrokken hoe blank omgaat met zwart en vooral hoe niemand daarover verbaasd is. Of het nu gaat om een zwarte die zonder aanleiding bijna doodgeslagen wordt, of om een dienstmeisje dat ‘het best goed heeft bij ons’, omdat ze één keer per jaar naar huis mag.
Mij lijkt dat je met Silvers boeken veel over de apartheid van binnenuit te weten kunt komen. Hoe het aanvoelt, zal ik maar zeggen. Mij deed het veel denken aan mijn jeugd in een streng katholiek Limburg, waar ‘andersdenkenden’ gemeden moesten worden. Wij speelden er niet mee. Dat mocht niet, en dat was net zo normaal als dat de zon 's morgens opkwam. Onze ouders kochten niet bij ze in de winkel. En in de kerk baden we samen voor ze.
Het derde vertaalde boek van Silver heet Pythondans. Ook een ik-verhaal, maar ditmaal met een meisje als hoofdpersoon. Ik heb het nog niet gelezen, maar uit de flaptekst is af te leiden dat de onderwerpen dezelfde zijn, en zo wat bladeren en neuzen heeft me best nieuwsgierig gemaakt.
Uitstekend materiaal voor lessen in literaire cultuurvergelijking, of intercultureel literatuuronderwijs. Ik denk namelijk dat de neiging om alles om je heen alleen door je eigen bril te bekijken zeer wijdverbreid is.
Koos Hawinkels
| |
Ida Vos
De sleutel is gebroken
Leopold, f 24,90
Ida Vos schrijft tot nu toe slechts over een enkel onderwerp: WO II en de Joden. Eerst waren het gedichten, Vijfendertig tranen, daarna, sinds begin jaren tachtig, vooral boeken voor de jeugd. Alle titels zijn ontleend aan spelletjes of liedjes. In volgorde: Wie niet weg is, wordt gezien. Anna is er nog. Dansen op de brug van Avignon. Witte zwanen, zwarte zwanen. De sleutel is gebroken. Niet dat de gebeurtenissen allemaal in chronologische volgorde verteld worden. Het tweede boek speelt bij voorbeeld na de bevrijding, zoals een beetje kenner van het onderwerp wel aan de titel zal zien. Maar het gaat steeds om hoe het was om joods kind te zijn in (en een beetje na) de oorlog. Vos doet verslag in zeer sobere taal, vanuit een kind verteld. Die taal deed mij wat denken aan Durlacher. Nooit pathetisch of opgewonden. Geen grote woorden, maar wel ‘to the point’. Haar voorlopig laatste
| |
| |
boek, De sleutel is gebroken, maakt invoelbaar hoe het is om als klein meisje van een jaar of twaalf ondergedoken te moeten zitten, gescheiden van je ouders en zonder contacten met de buitenwereld. Het boek vertelt er niet over, maar een lezer met een beetje inlevingsvermogen is zelf tijdens de lectuur ondergedoken en op de vlucht.
Mij lijkt dat deze boeken een uitgelezen kans bieden aan kinderen van een jaar of acht tot ongeveer dertien om datgene waar ze vaak (tot vervelens toe) over horen, nu zelf mee te maken.
Koos Hawinkels
| |
Hans Dieckmann
Celebte märchen.
Lieblingsmärchen der Kindheit
| |
De psychologie der lievelingssprookjes
‘Sprookjes zijn daarom zo belangrijk, omdat ze ons kunnen helpen om in het reine te komen met de duistere kanten van ons menszijn. Soms gebeurt dat via slinkse wegen, zoals bij enkele patiënten van wie de problemen in dit boek worden gepresenteerd.’
Het bovenstaande is ontleend aan het voorwoord dat de psychoanalyticus Bruno Bettelheim (gestorven in 1990) schreef voor het boek Gelebte Märchen van de in Berlijn wonende Hans Dieckmann.
Bettelheim is sterk op Freud georiënteerd. Vandaar dat hij bij voorkeur Freud aanhaalt om het belang van het sprookjes voor de ontwikkeling van de mens te onderstrepen. In zijn visie leert het sprookje de angsten die bij het leven horen de baas te worden. Hans Diechmann kent het werk van Freud goed, maar als psychotherapeut is hij toch eerder bij Carl Gustav Jung in de leer gegaan.
Zowel bij Freud als bij Jung is de toegang tot het onbewuste van de mens gegeven door de symbolische, algemeen-menselijke taal van dromen, mythen en sprookjes. Zoals de droom een universeel menselijk gegeven is, zo zijn ook mythen en sprookjes universele verschijnselen. De gezonde mens en de neurotische mens hebben dezelfde problemen en drukken die via dezelfde beelden uit. Het verschil tussen beiden ligt in het onvermogen van de neurotische mens om zijn problemen op te lossen. Voor die oplossing kan hulp van buiten nodig zijn. Dat is het moment waarop de psychotherapeut Hans Dieckrnann in beeld komt.
Dieckmanns werkwijze onderscheidt zich van de gebruikelijke psychoanalyse, doordat hij als een der eersten het lievelingssprookje van zijn patiënten tot uitgangspunt van de behandeling koos. Dat sprookje verdwijnt namelijk niet samen met de kinderjaren uit het zieleleven van de mens. Wanneer een volwassen patiënt zijn lievelingssprookje vertelt, blijkt het vertelde vaak af te wijken van de oorspronkelijke versie van het betreffende sprookje. Zo kunnen de rollen van Hans en Grietje omgedraaid zijn: Hans duwt de heks in de oven! Uiteraard is zo'n verschuiving interessant.
Het doel van deze methode van analyse via het sprookje is het verkrijgen van inzicht in de binnen het onbewuste van een mens bestaande conflicten. De figuren uit het sprookje zijn de dragers van impulsen in de ziel van de mens. De individuele ziel, zo zegt Dieckmann, doet via het sprookje als het ware navraag bij het collectieve, in de termen van Jung ‘archetypische’ laag binnen in de mens om te vernemen hoe de mensheid bepaalde problemen vroeger wist op te lossen. De ervaringen der mensheid liggen immers opgeslagen in dat collectieve onbewuste waarvan het sprookje de uitdrukking in beelden is.
Dieckmann licht zijn zeer interessante ideeën toe met behulp van voorbeelden uit zijn praktijk. De zielkundige uitleg die hij daarbij aan sprookjes en aan dromen met sprookjeselementen geeft, doet in sommige individuele gevallen wat willekeurig aan. Ik zie niet altijd een noodzakelijk verband tussen de handeling van het sprookje en het psychische probleem.
Maar de hoofdgedachte uit dit boek, dat de mens sinds jaar en dag zijn problemen en conflicten in beelden uitdrukt die in de grond van zijn ziel gegrift staan, vind ik overtuigend en ook bevrijdend. Het boek van Dieckmann is een mooi pleidooi om het sprookje te behouden binnen onze voorleestradities.
Met een voorwoord door Bruno Bettelheim. Kreuz Verlag, Stuttgart/Zurich 1991, 205 blz., prijs DM 29,80
Hans Ester
| |
Michael Oertl
Literatuur der Welt im Unterricht
| |
Literatur der Welt: een Oostenrijks initiatief
Al geruime tijd houden we ons bezig in onze multiculturele samenleving met het op een juiste manier invullen van onderwijs voor culturele minderheden. Ook het literatuuronderwijs doet dat. In het in 1992 verschenen boekje Een zoen van Europa, van Wam de Moor en zijn Nijmeegse studenten, is een hoofdstuk te vinden over ‘Derde Wereld- en migrantenliteratuur’ door Agnes Post. Hierin geeft Post weer wat door twee deskundigen interessant werd geacht om uit die grote literatuur van de derde wereld en de vloed van migrantenliteratuur te kiezen voor leerlingen. Zij staat op het standpunt dat iedere Nederlander een boek gelezen moet hebben van schrijvers uit andere werelddelen, al is het maar om wat te weten te komen over dat land, over andere culturen. Waarbij dan het leesplezier
| |
| |
voorop staat.
Een meer diepgaande bewerking van deze problematiek gaf het boek Een kijk op de wereld, over intercultureel leesonderwijs, gemaakt onder redactie van Koos Hawinkels en met medewerking van een flink aantal deskundigen. Dit lees-, les-, en naslagwerk biedt een schat aan informatie over de literatuur en de cultuur in Afrika, in de herkomstlanden van allochtonen en het Caraibisch gebied. Het beschrijft de historische ontwikkeling van die literatuur, de plaats van de jeugdliteratuur daar, en de huidige stand van zaken.
We weten bar weinig van het literatuuronderwijs over de grens. En daarom is het extra verrassend te zien, dat ook in het toch zo behoudende Oostenrijk de multicultuur van groot belang acht. Dr. Michael Oertl, zelf een man die bepaald geen literaire achtergrond heeft, zag de noodzaak daarvan in voor het literatuuronderwijs. Zij heeft vanuit Innsbruck een netwerk opgebouwd met hogescholen en universiteiten in verschillende landen, dat zich bezighoudt met wereldliteratuur in het onderwijs. Daarbij ligt het accent, anders dan bij Agnes Post, niet op de literaire kwaliteit, maar op de emanciperende betekenis van de teksten.
Onlangs verscheen een omvangrijke brochure onder de titel Literatur der Welt im Unterricht. Ein Lehrbehelf für Schulen der Alterstufe über 14 Jahre. - literaire werken bestemd voor de leerlingen in de leeftijdsgroep van 14 tot 18 jaar. Oertl wil een authentiek beeld schetsen van de heersende cultuur. De hiervoor gebruikte boeken moeten niet te duur zijn, niet te dik, makkelijk verkrijgbaar en bruikbaar in het onderwijs zijn. Met andere woorden aantrekkelijk voor de leerlingen.
Op deze manier kan hij ons een duidelijk overzicht geven van auteurs uit de hele wereld. Van de boeken worden korte samenvattingen gegeven, het genre wordt vermeld, de leeftijd van de lezer. Dit alles maakt de keuze uit het enorme literatuuraanbod makkelijker.
Volgens Oertl is het doel van wereldliteratuur in het onderwijs dat: de leerlingen zo meer kennis krijgen van politieke, economische, sociale, wetenschappelijke en kunstzinnige ontwikkelingen. Daarbij worden ook onderlinge samenhangen tussen landen zichtbaar.
Een tweede belangrijk aspect is dat vooral de vrouwelijke leerlingen en de minderheden meer gestimuleerd moeten worden tot lezen.
De uitgave is te bestellen bij: Initiative Minderheiten, Büro Innsbruck, Klostergasse 6, 6020 Innsbruck, tel. +43-512/586 783, fax.../586787.
Tessy Duncker
|
|