| |
| |
| |
Doornroosje van meisje tot vrouw
Over de psychologie van het sprookje
Het volkssprookje is in de psychoanalytische school van Jung dikwijls gebruikt als studiemateriaal. Van veel sprookjes bestaan er diepgaande analyses en veelzijdige interpretaties. Eén daarvan is afkomstig van Angela Waiblinger die in haar studie de ontwikkeling van Doornroosje van meisje tot vrouw uiteenzet.
Hans Ester
Uit de psychoanalytische school van Carl Gustav Jung zijn zeer veel studies over het volkssprookje voortgekomen. Jung heeft voor een bepaalde richting binnen de psychoanalytische uitleg van sprookjes zelf de bouwstenen aangedragen. Een centrale studie van Jungs hand is Zur Phänomenolgie des Geistes im Märchen. In haar opstel ‘Die Anima als Naturwesen’ (1955) legt Emma Jung uit welk verband enerzijds bestaat tussen de menselijke psyche in haar ontwikkeling en anderzijds de voorstellingen van natuurwezens in mythen en sprookjes. De bedoelde voorstellingen zijn over de gehele aarde verbreid en laten een opmerkelijke overeenkomst met beelden uit dromen en fantasieën zien.
Het gaat er bij Jung om dat de wezens en de dingen die in het sprookje een plaats hebben, uitdrukking zijn van een psychische werkelijkheid. Als gevolg van deze vooronderstelling heeft het sprookje heel wat meer te vertellen dan op het eerste gezicht het geval lijkt te zijn. Het sprookje registreert de psychische ontwikkeling en grijpt door middel van beelden in, wanneer er binnen deze ontwikkeling iets mis dreigt te gaan.
Terwijl weinig studies over het sprookje zich baseren op de theorie van Sigmund
Freud (Bruno Bettelheim uitgezonderd), hebben de leerlingen van Jung voor een kleine bibliotheek aan theoretische studies en interpretaties van sprookjes gezorgd. In Nederland behoren de studies van Marie-Luise von Franz over de vrouw in het sprookje tot de bekendste sprookjes-interpretaties.
Deze studies nemen een prominente plaats in de reeks Weisheit im Märchen in, waarvan de afzonderlijke delen steeds een bepaald sprookje onder de loep nemen. In deze reeks, die inmiddels meer dan dertig delen omvat, worden onder meer de volgende sprookjes uitgelegd: ‘Sneeuwwitje’, ‘Repelsteeltje’, ‘De duivel met de drie gouden haren’, ‘De kikkerkoning’, ‘Jorinde en Joringel’ en ‘Doornroosje’.
De interpretatie van ‘Doornroosje’ schreef Angela Waiblinger. Deze interpretatie zal ik hieronder samenvatten.
| |
Overeenkomsten
Waiblinger laat er geen onduidelijkheid over bestaan dat haar interpretatie ervan uitgaat dat het sprookje de openbaring vormt van een psychische werkelijkheid. Zij constateert ter ondersteuning van deze gedachte dat er tussen bepaalde mythen, sagen, legenden en het sprookje ‘Doornroosje’ opvallende overeenkomsten zijn.
| |
| |
De belangrijkste fasen van de handeling binnen dit sprookjesgegeven zijn de volgende:
1. Een koningspaar krijgt lange tijd geen kind; 2. Een machtige gestalte wordt onrecht aangedaan; 3. In haar vijftiende jaar wordt Doornroosje door een spinnewiel of door vlas in een diepe, doodsgelijke slaap gebracht; 4. Een prins die op de juiste tijd verschijnt, vindt de nu rijpe vrouw. In sommige varianten van dit sprookjesgegeven maakt hij haar gelijk tot moeder.
De hierboven weergegeven volgorde is allerminst willekeurig. Volgens Waiblinger gaat het hier om een thema dat de mensheid al lange tijd bezighoudt. Iedere versie, zo benadrukt zij, bevat in beeldende taal wat er in de psyche van het individu en daarmee ook in de maatschappij gebeurt. Het gaat om datgene wat in het onbewuste begint en ernaar streeft, om door het bewustzijn te worden opgenomen en te worden verwerkt. Daarom moeten sprookjes als ‘Doornroosje’ steeds weer opnieuw worden verteld en verwerkt, in vele variaties, zoals ook dromen die een thema - dat in de meest uiteenlopende beelden wordt voorgesteld - net zo lang herhalen totdat het door de dromer wordt begrepen en bewust in haar/ zijn leven wordt opgenomen. Wat wil door ‘Doornroosje’ worden begrepen en tot het bewustzijn doordringen?
Het sprookje ‘Doornroosje’ begint en eindigt met een koningspaar. Het eerste koningspaar wenst een kind dat het lange tijd niet krijgt. Bij het tweede koningspaar legt Waiblinger de nadruk op de rozenhaag die is gaan bloeien. Dat herinnert haar aan het kerstlied ‘Es ist ein Ros' entsprungen’. Het wonder dat in het kerstlied wordt bezongen is de geboorte van het goddelijk kind. Maar welk wonder geschiedt door middel van Doornroosje?
| |
De kikker in het bad
Na haar inleiding maakt Waiblinger de overgang naar een algemene analyse van onze tijd. Zij legt een verband tussen de betekenis van het sprookje ‘Doornroosje’ en de plaats die het vrouwelijke in de Westerse cultuur inneemt. Dat leidt tot de vooronderstelling dat de vreugde over de zinnelijkheid uit onze slaapkamers is verbannen. De mensen van nu weten volgens Waiblinger niets meer van de geheimen der geslachtelijkheid. De godinnen der vruchtbaarheid, van het onuitputtelijk verlangen en begeren zijn verdwenen ten gunste van de vrouwloze Jehova in zijn mannelijke eenzaamheid. Dat ziet de schrijfster ook als de beginsituatie van het sprookje. De onvruchtbaarheid van de koningin vindt haar oorzaak in het feit dat zij haar vrouwelijkheid niet meer beleeft. Haar kuisheid maakt haar onvruchtbaar.
Aan de heerschappij van de man die in het geheim bang is voor het vermogen van de baarmoeder om te baren, heeft de vrouw verloren wat tot de vruchtbaarheid behoort: de lust, de diepe voldoening van haar naaktheid, het genot van haar lichamelijke geslachtelijkheid. Wat heeft de berooide vrouw nodig om de weg terug te vinden naar haar oorspronkelijke vrouwelijkheid? Het sprookje kent het antwoord: een kikker. De kikker die uit de diepte komt, symboliseert het instinct, het dierlijke. Met het betreden van de badkamer, de ruimte die met water, reiniging en naaktheid te maken heeft, begeeft men zich op het terrein van het moederlijke, van de Moeder met een hoofdletter.
| |
De tovenaressen
Met de geboorte van het meisje wordt volgens Waiblinger het verdrongene, het uitgestotene, het vrouwelijke, in de mensenwereld teruggehaald. Voor het feest van de geboorte van het meisje worden ook wijze vrouwen uitgenodigd. (‘vroedvrouwen’ zijn letterlijk wijze vrouwen) Het zijn vrouwen die de wijsheid in het land van de koning beheren. Het zijn geen mannelijke hoogwaardigheidsbekleders. Dat is binnen deze redenering een belangrijke verwijzing naar de thematiek van het sprookje. Het gaat om het vrouwelijke, om het groeien van een nieuw zelfbegrip en zelfbewustzijn van de vrouw. Over het geheim van de geboorte - en van de wedergeboorte, dat wil zeggen van het oude in het nieuwe - kunnen vrouwen van nature meer weten dan mannen. De man onderzoekt veel, komt tot wetenschappelijk-rationele inzichten. Het eigenlijke, het geheim waarom het in de diepste kern draait, begrijpt hij met zijn denkpatronen nauwelijks, hoe ingewikkeld die denkpatronen soms ook zijn.
| |
| |
| |
Getallen
De koning nodigt slechts twaalf wijze vrouwen uit. Omdat hij maar over twaalf bestekken de beschikking heeft, moet de dertiende fee thuisblijven. De koning is gemakzuchtig. Hij zou toch zonder veel moeite een dertiende bestek kunnen laten maken? Het intuïtieve, irrationele dat bij het vrouwelijke hoort, blijft uitgesloten. Symbolisch uitgelegd betekent de combinatie van twaalf en goud dat het zonnejaar heerst. In matriarchale zin is het het ritme van de maan dat samen met het ritme van de geslachtsrijpe vrouw de jaaromloop bepaalt. Dan gaat het om dertien maanden van achtentwintig dagen. De maan is het gesternte van de nacht. En juist de representante van de nacht, de vrouw van het donker, nodigt de koning niet uit. De mensheid is thans bang voor het vrouwelijke. Zo luidt het oordeel van Waiblinger.
De twaalf gouden borden symboliseren het patriarchale zonnejaar. De dertiende fee symboliseert de koningin van de nacht. Waarom doodt deze koningin van de nacht Doornroosje niet meteen? Dat heeft met de leeftijd van Doornroosje te maken. Wanneer Doornroosje haar vijftiende levensjaar begint, heeft ze haar veertiende net voltooid. In haar vijftiende levensjaar ontwikkelt Doornroosje zich van meisje tot vrouw. Wat wil de dertiende fee nu? Zij wil de geslachtsrijpe vrouw niet onder de levenden aan het hof van de koning laten, maar haar terug laten gaan naar haar donkere rijk.
Welk geheim verbergt zich in deze vrouw die zulke verschrikkelijke besluiten neemt? Het ligt volgens Waiblinger in de diepte van het onbewuste dat door het bewustzijn niet eenvoudig rationeel te vatten is.
| |
De donkere vrouw
In de Westerse cultuur is een sterk bewustzijn gegroeid van het verschil tussen wat het leven dient en wat met de dood te maken heeft. Waiblinger gaat ervan uit dat dit in de vroege tijd niet zo was. De vrouw als draagster van de vrucht en als degene die het leven baart, heeft van het begin af aan een natuurlijke relatie tot de mysteries van wedergeboorte en sterven. De man daarentegen, de eenzijdige geest, die zijn ziel heeft verpand aan het kunnenmaken, kan de eigenlijke zin van een dergelijk gebeuren niet in zijn diepste betekenis doorgronden. De patriarchale heerser, in het sprookje de koning, blijft het geheim van leven en dood vreemd.
Maar de machtige, in de ziel van het individu en in de ziel van de gehele gemeenschap aanwezige krachten, laten zich eenvoudigweg niet verdringen. De tovenares spreekt het doodvonnis over Doornroosje uit. Met dit doodvonnis wil zij zeggen: jij, vader, patriarch, bent weliswaar heerser hier in het land, maar alleen wat de uiterlijke gebeurtenissen betreft. De heerseres over innerlijke aangelegenheden, dat ben ik. Ik draag de sleutel tot het leven en de dood. Ik zegen jouw kind of ik dood het. Doornroosje, van wie ik de geboorte aan jouw vrouw in de gestalte van een kikker heb aangekondigd, was voorbestemd om vrouwelijk denken, vrouwelijk gevoel, zinnelijke vreugde, vredig samenzijn in de wereld te scheppen. Jij echter, die nog altijd niet het vrouwelijke in zijn totaliteit wil accepteren, bent niet rijp voor dit geschenk, een geschenk dat ik, de moeder van het lot, je wilde geven. Blijf in je door mannelijkheidswaan ontzielde wereld. Hier laat ik mijn dochter niet. De les die volgens Waiblinger uit deze geschiedenis voor de mensheid te trekken valt, is dat mannen die niet hebben geleerd om het vrouwelijke deel te laten hebben aan zichzelf, nooit de totaliteit van hun mannelijke existentie, de volheid van hun creatieve potentie zullen ervaren.
| |
De spintol
De mens heeft bij datgene wat hij ziet en ervaart commentaar nodig uit het onbewuste, uit de ziel. Dat is wezenlijk voor het Jungiaanse denken. Het onbewuste geeft waarschuwingen in de vorm van beelden. Wat betekent, uitgaande van de visie op het evenwicht tussen het mannelijke en het vrouwelijke, het spinnewiel in ‘Doornroosje’? Waarom moet de spintol tot moordinstrument voor Doornroosje worden?
Spinnen heeft een belangrijke betekenis binnen de Griekse mythologie. We kunnen bijvoorbeeld denken aan de lotsgodinnen die de draden van het leven spinnen. Het spinnen heeft magische kracht. De koning in het sprookje verbant de spinnewielen. In plaats van te streven naar eenheid en verbondenheid laat hij de spinnewielen verbranden of uitbannen. Het spinnewiel is symbool van de kracht om draden tot een netwerk te verbinden. De sterkte van vrouwen bestaat volgens Waiblinger in de zin voor relaties. Over relaties wordt gezegd dat ze aangeknoopt of gesponnen worden. Het spinnewiel is daarom zeker geen willekeurig medium. De keuze van het spinnewiel in dit sprookje maakt duidelijk wat de inzet van het conflict tussen twee krachten is.
| |
De toren
De toren in het sprookje symboliseert het bovenste gedeelte van de structuur van de ziel, terwijl de kelder het beeld vormt van onbewuste sferen. De toren staat ook voor veiligheid. Torens maakten immers ook deel uit van vestingen. De dikke muren beschermen tegen aanvallen van buiten. Het is daarom
| |
| |
geen toevallige plaats van ontmoeting met de oude vrouw. Met het sprookje ‘Raponsje’ is ‘Doornroosje’ door het symbool van de toren te vergelijken.
| |
De oude vrouw in de toren
Wie is die oude vrouw die hoog boven in de toren zit en Doornroosje blijkbaar verwacht? De dertiende fee wilde dat Doornroosje zou sterven. De twaalfde fee verzachtte de spreuk tot een honderd jaar durende slaap. De twaalfde fee zou daarom wel eens die oude vrouw in de toren kunnen zijn die er op let dat alles gebeurt zoals het bepaald is. Misschien, zo zegt Waiblinger, is met het vrouwelijke in de toren ook het vrouwelijke op zich bedoeld. Het vrouwelijke dat de lichamelijke en psychische veranderingen in de geslachtsrijpe vrouw kent. Dit besef is nodig voor het meisje dat begrijpt dat de dag van verandering, het begin van het vrouw-worden, is gekomen. De beklimming van de toren zou als een initiatierite van het meisje kunnen worden opgevat dat voor het eerst menstrueert. Symbolisch gesproken zegt de weg naar de toren dat de vrouw in de toren een leermeesteres is die zorgdraagt voor het meisje, die Doornroosje inwijdt in de geheimen van het vrouw-zijn. Waiblinger gaat zo ver om te overwegen of de oude vrouw in de toren een vereniging, een synthese van alle dertien feeën vormt. Vanuit deze gedachte vertelt de oude vrouw dan de volledigheid van het vrouwelijke.
Wanneer Doornroosje naar de oude, wijze vrouw in de toren gaat en voor honderd jaar achter de doornhaag verdwijnt, begint het proces van onsterfelijk zijn. Dat wil zeggen, dat haar geest zich in het gewaad van het vrouwelijke kleedt en deel heeft aan het steeds opnieuw geboren worden. Daarmee heeft het vrouwelijke deel aan de cyclus van sterven en geboorte in de ons omringende natuur.
| |
Bloed-geheim
Voordat Waiblinger op de honderdjarige slaap ingaat, staat zij eerst stil bij de grote symbolische betekenis die bloed in onze cultuur heeft. De menstruatie betekent het afscheid van de kindertijd. De kindertijd is dood. Het is eveneens de dood die zich elke maand gedurende enkele dagen aankondigt. Niet bevrucht leven sterft en vloeit weg met het bloed. Waar zijn de vrouwen, de oude vrouwen, die de kracht hebben om de jonge meisjes bij de hand te nemen om hen binnen te leiden in het opwindende bestaan vol lust dat behoort bij de vrouw. Waren er maar genoeg Sappho's, verzucht Waiblinger, dan zouden niet zoveel meisjes aan anorexia nervosa lijden.
| |
De slaap
Honderd is een symbolisch getal. Honderd wijst op een gesloten systeem. Na honderd jaar heeft Doornroosje geleerd wat ze moest leren.
| |
| |
| |
Kairos
Doornroosje ontvangt pas dan haar naam, wanneer de doornenhaag bloeit. Jonge mensen, zo zegt Waiblinger, springen in onze tijd misschien over een belangrijke fase in hun ontwikkeling heen. Wanneer al te vroeg contacten worden aangegaan, dan missen zij de ontwikkeling die tot het diepst van hun geestelijk bestaan leidt. Het komt dus aan op het juiste ogenblik. Dat moment heet Kairos, genoemd naar de mythische knaap met de kuif die dan ook in de kuif dient te worden gevat. Wij weten hoe belangrijk het in het leven is om de dingen op het juiste moment te doen. Dit geldt ook voor het seksuele. De seksualiteit moet in de optiek van Waiblinger niet driftmatig zijn/ haar gang mogen gaan, maar dit gebied moet door oefening en ervaring tot een hogere trap van erotiek worden gecultiveerd.
| |
De rozen van eros
De roos is een oud liefdessymbool. Eros betekent gevoel en relatie. Het georiënteerd zijn op het jij is datgene wat de vrouw eigen is, wat haar in de wieg werd gelegd. In de vrouw behoort Eros tot haar bewuste leven. De man moet, wil hij als Eros leven, eerst helpen zijn anima, het vrouwelijk deel van zijn psyche, bewust te laten worden.
Honderd jaar lang, gedurende de tijd van de overgang van meisje naar vrouw, heeft de haag Doornroosje beschermd. In deze beschermde ruimte kon Doornroosje in alle rust volwassen worden. Hier kon zij zich tot volle schoonheid, tot een bloeiende roos ontplooien. Nu wordt het hof wakker en gaat het leven weer verder. Het koninkrijk heeft een nieuw paar. Omdat de slapende koningsdochter in zich heeft laten rijpen wat tot de volledigheid van haar vrouw-zijn behoort, is zij nu in staat om een relatie met een man op een geheel individuele manier aan te gaan. Nu kan zij ook naar buiten toe uitstralen wat zij in haar innerlijk heeft ontwikkeld. Waiblinger maakt van dit gegeven gebruik om kritiek te uiten op de vanzelfsprekendheden van onze tijd. Ze stelt vast dat jonge mensen van nu door het overaanbod van verstrooiing en afleiding, niet de gelegenheid krijgen om het innerlijke rijpingsproces tot zijn natuurlijke afsluiting te voltooien. Doornroosje krijgt die gelegenheid wel en daarom biedt het sprookje volgens de hier geschetste uitleg een perspectief op een andere beleving van seksualiteit dan die van het oude koningspaar, een perspectief op een bewuste vrouwelijkheid en op een actieve, intuïtieve vrouwelijke creativiteit.
| |
Conclusie
Angela Waiblinger heeft, voortbouwend op het gedachtegoed van Carl Gustav Jung en diens leerling Marie-Luise von Franz een verrassende uitleg gegeven aan het overbekende sprookje ‘Doornroosje’. Binnen haar interpretatie komen details uit de oorspronkelijke tekst van het sprookje tot hun recht die doorgaans worden genegeerd, ook in verdere verwerkingen van het verhaal, zoals bijvoorbeeld verfilmingen. Ik denk bij zulke details concreet aan de kikker als aankondiger, als heraut van de komende geboorte van het dochtertje.
Waiblinger heeft het sprookje segment na segment geanalyseerd. Daarin is een consequente lijn te onderscheiden. Wel is deze interpretatie gekoppeld aan twee vooronderstellingen.
De eerste vooronderstelling betreft de betekenis van het volkssprookje als universele, symbolische verhaalvorm waarvan de elementen naar een psychische werkelijkheid verwijzen. De tweede vooronderstelling heeft betrekking op de psychische ontwikkeling van de mens zoals Jung die heeft beschreven. Binnen de voorstellingen van Jung signaleert het onbewuste de verstoringen die in het psychisch ontwikkelingsproces optreden. Het onbewuste drukt zich in beelden uit die weliswaar een collectief karakter hebben maar ook die ook een vorm zullen hebben die door de tijd is ingekleurd. De beelden die de mens in zijn dromen ontvangt, vormen de uitdrukking van psychische krachten. Die krachten zijn in sprookjes als ‘Doornroosje’ tot beelden geworden. Wie de vooronderstellingen deelt, zal het betoog van Waiblinger kunnen beamen. Wie dat niet doet, zal vermoedelijk toch onder de indruk komen van de consequentie waarmee de schrijfster haar sleutel tot het begrijpen ook met betrekking tot onaanzienlijke details hanteert.
Angela Waiblinger, Dornröschen. Auch des Vaters liebste Tochter wandelt sich zur Frau. Stuttgart 1988, Kreuz Verlag. (Serie: Weisheit im Märchen)
De belangrijkste teksten op het gebied van de dieptepsychologische benadering van het sprookje zijn gebundeld in: Wilhelm Laiblin (red.), Märchenforschung und Tiefenpsychologie. Darmstadt 1986, Wissenschaftliche Buchgesellschaft. (Serie: Wege der Forschung, deel CII) Jammergenoeg ontbreekt Jung zelf in deze bundel. Emma Jung en Marie-Luise von Franz zijn wel vertegenwoordigd, evenals Freud met zijn opstel Märchenstoffe in Träumen.
Emma Jung, Die Anima als Naturwesen. In: W. Laiblin (red.), Märchenforschung und Tiefenpsychologie. Darmstadt 1986, Wissenschaftliche Buchgesellschaft. Blz. 237-284.
|
|