verveling naar een door de ouders gesubsidieerde New Age ‘Energieweek’. ‘De voorpret was al leuk. Samen naar een strafkamp, nou dat werd groot feest. We zouden een familiepak repen meenemen, blikjes cola, pakjes shag en 's avonds na de afwas deserteren, klaar voor boerenzonen in de plaatselijke disco. Voor Anne ging er zelfs een halfje wit mee. Ze kon geen zuurdesem meer zien.’
Bij de eerste de beste ontspanningsoefening echter breekt er bij Lucia al een groot, onbenoembaar verdriet los. De spot en scepsis blijven echter (‘Ze hebben hier geen hagelslag. Zal wel karmisch zijn.’), al constateert ze dat de oprechtheid die iedereen tentoonspreidt ‘van karikaturen mensen maakt, en van mensen moet ik houden, of ik wil of niet.’
Ze ontmoet Thomas, een jonge dertiger, ‘emotioneel therapeut’ die haar tussen de massage en de ontspanningsoefeningen door ontmaagdt en vervolgens vriendelijk wegstuurt.
Ze gaat studeren, en heeft dan relaties met heel uiteenlopende figuren: Richard, de bink onder de eerstejaars, die haar steeds meer claimt, Bob, met wie ze een studentenetage deelt, Herman die als een sloofje achter haar aan hobbelt, Erik die maagd is en dat eigenlijk nog wil blijven, én met professor Oudegeest, voor wie ze een grote bewondering koestert (‘In Oudegeest herken ik de gids uit mijn droom. Neem me bij de hand en laat me alles zien.’), maar die ze, als hij ook een seksuele relatie met haar wil, afwijst.
De twee mannen met wie ze echter de meest intense relatie heeft, zijn Jezus en haar vader.
Jezus, ‘een mens die de taal van de hemel door de aarde verstond, die de taal van de geest door het vlees heen verstond [..] een mens die niet bang was om stil te zitten in de woestijn, waar hij zijn roofdier kon horen huilen en zijn engel kon horen zingen [..] een mens die zijn eigen hart kon dragen, kon aanwenden, kon geven, louter omdat hij zich van zijn hart bewust was.’
Haar vader: ‘mijn vader moet verliefd op me zijn, zoals ik verliefd ben op hem. Hoofse liefde, zonder beddrang, alhoewel...’
Als ze bij Richard de naam ‘Jezus’ laat vallen, reageert die geschokt: helden, idolen als Jim Morrison, Bataille, Raspoetin, nou ja, maar Jezus?!! Wie gelooft is niet meer serieus te nemen. (Wie Het boek van violet en dood gelezen heeft, zal zich dit verschijnsel ook daarvan herinneren: Reve die door de voltallige redactie van Tirade als ‘seniel geworden’ terzijde wordt geschoven als hij zijn overgang naar het katholicisme aankondigt). Wat Lucia in de maanden dat we haar volgen, probeert te bereiken, is ‘waarlijk lichaam worden’: ‘door het verstand, het geweten heen te breken om oog in oog te staan met wie ik ben: een lichaam dat doordrongen is van liefde [...] lichaam dat zich delen wil maar eerst gebroken moet worden.’ De verwijzingen naar Jezus worden steeds meer in ‘liturgische termen’ geformuleerd.
Ze fantaseert over ‘vrouw voor alle mannen te zijn’, de totale overgave te beleven; maar het blijft niet bij fantaseren. In een sadistisch ritueel laat