sen tot 45 minuten, repeteert en vervolgens gedwongen wordt uit te wijken naar een pauze van een half uur of een half uur voorafgaande aan de lessen, eenmaal per week, waarbij leerlingen soms al na drie keer afhaken omdat zij bijlessen natuurkunde of een vreemde taal moeten volgen en in feite niemand zich verplicht voelt om op de repetities te komen?
Is het ook goede praktijk wanneer het schoolkoor een handvol docenten en leerlingen is, dat ter gelegenheid van de kerst- en paasviering een aantal liedjes instudeert en daarvoor enige keren bijeenkomt, terwijl follow-up ontbreekt?
En ís het goede praktijk wanneer de toneelgroep bestaat uit zeven docenten en drie leerlingen die, indien een regisseur gevonden kan worden, eenmaal per jaar een Noel Coward of ander blijspel opvoert?
Zulke praktijk is natuurlijk méégenomen, onder het motto ‘Alles is goed voor wie niet veel verwacht’, maar zij laat zich licht door een betere praktijk vervangen. Bétere praktijk van het schoolorkest, dat de charme behoudt van het ‘ieder die graag een instrument bespeelt mag meedoen’ maar tegelijkertijd dan ruim de tijd heeft om wekelijks te repeteren, een tijd die zorgvuldig wordt ingeroosterd, zodanig dat alle leerlingen die willen en elke docent die mee wil blazen, strijken of trommelen dit kunnen doen; die toewerkt naar een uitvoering, mogelijk zelfs in samenspel met schoolkoor of toneelgroep, bijvoorbeeld voor de opvoering van een musical, en geleid door een dirigent die daarvoor de nodige tijd in de vorm van honorarium of taakuren tot zijn/haar beschikking heeft.
Bétere praktijk van een schoolkoor, waaraan zo mogelijk ook docenten hun voldragen stemmen lenen, en dat in het verlengde van het muziekonderwijs dingen kan laten horen die iets van het avontuur dat muziek is voelbaar maken.
Bétere praktijk van een toneelgroep waaraan niet drie uitverkoren leerlingen naast zeven docenten, maar véél leerlingen mee kunnen doen, die op deze wijze wezenlijk geïnspireerd raken voor drama en er veel voor over hebben om, onder leiding van een vrijgestelde regisseur, tot een productie van -relatieve- betekenis te komen. (Zie in dit nummer de bijdrage over CKV 1 met Ine Pels)
Confrontatie met kunst, ingroeien in kunst stelt eisen. Aan de deelnemers, de leiding en het management. Confrontatie met kunst laat geen vrijblijvendheid toe. Zo min als men, in schoolverband, deze vrijblijvendheid toelaat als het gaat om de schoolvakken. Die tijd ligt achter ons. De stap naar minder vrijblijvendheid, naar meer kunsteducatief beleid zal het EHC goed doen. De akkers liggen open, het zaad is er, de eerste oogst is binnen. Nu nog het onderhoud.