| |
| |
| |
Externe betrekkingen
Wonderlijk blad: Leesteken
Een van de meest verbazende tijdschriften die op de redactietafel komen, is Leesteken. Het blijkt geen revival van het bijna gelijknamige blad Leestekens dat moedertaaldidacticus en jeugdboekenkenner Jacques Vos in de jaren '80 redigeerde en waarin deze onder meer als eerste de aandacht vestigde op het buitengewone talent van Imme Dros. Dit Leesteken is het huisorgaan van de Provinciale Bibliotheekcentrale Groningen. Wat zou je daarin verwachten? Informatie over hoe de centrale werkt, over een nieuwe vestiging, over schrijvers op bezoek of boekenbestanden? Nu, die krijg je ook, want met een stuk over de toetreding van de gemeentelijke openbare bibliotheek Hoogezand-Sappemeer tot de gelederen van de PBCGroningen wordt daar veel over verteld. Een mooi, toegankelijk stuk over oud-bibliothecaresse Annie M.G. Schmidt van Jo Bertram past hierin als een wat verlaat in memoriam en ook een kritische beschouwing door Douwe Huizing van de boekomslagen die Hans Borrebach (1903-1991) voor vele meisjesboeken ontwierp en het verwrongen vrouwbeeld dat deze op sex beluste illustrator bezat. Daar zouden aardige dingen uit te citeren zijn.
Maar Leesteken gaat over méér dan lezen: over de cultuur daarachter en daaromheen én over de rol die Groningen daarin speelt. Zo pakt de redactie uit over een nieuw gebouw in Groningen voor een meubelverkoper Vos, een man met smaak die zijn meubelfort Maupertuus heeft genoemd. Zo neemt de PBCGroningen deel aan een project van de rijksoverheid om een breed maatschappelijk draagvlak te creëren voor het industrieel erfgoed in Nederland. Het gemaal De Waterwolf in Lammerburen is zo'n stukje industriebouw dat niet verloren mag gaan, maar ook de scheepswerf Wolthuis in Sappemeer, een watertoren in Stadskanaal, een strokartonfabriek in Scheemda, een stoommachine voor de aardappelmeelindustrie en de remise van locomotieven in Nieuweschans. De provincie Groningen heeft heel wat van dit industrieel erfgoed in huis en dat de PBCGroningen zich hiermee bemoeit komt, omdat zij bij uitstek in staat is informatie vorm te geven over al deze projecten die op stapel staan met exposities, bladen met achtergrondinformatie en handleidingen voor de bibliothecarissen ter plaatse. Een interessant artikel van Beno Hofman licht ons hierover in. Vergelijkbaar is een bijdrage van Lysbeth Post over ‘een paradijsje’ in het zuidoosten van de provincie, tegen de Duitse grens: de gemeente Vlagtwedde. Lees het en ineens krijgt de Vlagtwedder Grensbode een gezicht: ‘Een kalm en vreedzaam dorp zonder echte bezienswaardigheden’ vormt het centrum van een streek vol ‘heerlijkheden’. Nescio zou er zich thuis hebben gevoeld.
Maar over taal en literatuur gaat het toch ook. Jo Bertram, die met Douwe Huizing de hoofdredactie van het mooi uitgegeven blad verzorgt, besteedt in zijn ‘rubriek over taal’ aandacht aan de nieuwe spelling, aan ‘de stem als spiegel van de ziel’, geoniemen, neologismen en ‘Nieuwlands’ (het woordenboekje van Frank Jansen en Hubert Roza). En het meeste nieuws voor een buitenstaander is te lezen in een mopperstuk van Siemon Reker over de wijze
| |
| |
waarop Groningse schrijvers verzameld zijn in de bundel 050, die pretendeert het literaire centrum van Nederland naar het noorden te verplaatsen’. Gedurfd! Met Nanne Tepper kan men wel voor de dag komen. Zijn roman De eeuwige jachtvelden is o.i. terecht door verschillende critici genoemd als een boek dat minstens genomineerd had behoren te worden voor de AKO- of Libris Literatuurprijzen. En Louis Stiller heeft interessante experimenten ondernomen met de nieuwe media. Maar Reker mist een goede koers in deze bundeling van twintig teksten: ‘Wil Groningen oprukken, kiezen ze goede manschappen ten spijt een verkeerd traject’. En dan nog wel voor een boek dat gewoon in de randstad - bij Contact namelijk - is uitgegeven!
Zie dat u dit blad krijgt, dan blijft u tenmínste in Groningen geïnteresseerd. WdM
Leesteken Magazine 1. PBCG, Postbus 2503, 9704 CM Groningen.
| |
Libris Literatuurprijs: Te Gussinklo noch Van den Boogaard
Ik had er mijn geld opgezet: Roger Wieg kansloos, Bernlef doorsnee Bernlef, Kossmann mooi, maar schreef wel eens beter, Marie Kessels heel eigen en apart, maar toch waren er maar twee. Oscar van den Boogaard wordt door iedereen genoemd en ik ben al weken verankerd in De opdracht van Te Gussinklo. Na de levendige discussie bij Michael Zeeman, waar Maarten van Rossum en Hugo Bousset het zo overtuigend eens waren over De opdracht, was het voor mij een gebakken eitje. Dat wordt Van den Boogaard (omdat hij Reinjan Mulder en veel anderen mee heeft) of mijn Wessel met zijn oeverloze treurigheid die aan een sombere Vestdijk en een gewone Van Oudshoorn raakt. De verrassing was minstens zo groot deze keer als zes jaar geleden toen P.F. Thomèse met de eer ging strijken: de debutant van toen was tenminste nog een aantal keren genoemd als schrijver van het literair belangrijkste boek; Kossmanns bekroning kwam als een donderslag bij heldere hemel. Maar de reactie van de bejaarde winnaar maakte er gelukkig een meiregen van: zoveel relativering en voldaanheid in een paar ironiserende zinnen - wat een verschil met de verontwaardigde en van zich af bijtende grootheden die zich, zoals Van der Heijden enkele jaren geleden, slechte verliezers toonden. Huldigingen van Kossmann staat misschien wel aan het einde van een reeks te weinig opgemerkte novellen en romans, waarvan in elk geval De moord op Arend Zwigt erg aardig is voor de leeslijst en nog spannend ook, en Geur van droefenis met name in leeskringen zeer is aan te bevelen. WdM
| |
Zoveel lezen we (niet): aanbevelingen voor leesbevordering
De inventarisatie van onderzoek naar lezen en leesgedrag in Nederland, door Karlijn Piek samengevat in de nota Zoveel lezen we (niet) levert in de eerste plaats op dat lezen aan veel invloeden bloot staat, positief en negatief, en dat we dáár heel wat van weten, maar onvoldoende van de samenhang en daarmee in wezen van het waaróm. We weten wel dat ouders invloed hebben, met name op jonge kinderen: ‘Hoe meer ze voorlezen en hoe meer ze zelf lezen, des te groter is de kans dat hun kinderen gaan lezen’. Maar de kloof tussen lezers en niet-lezers wordt steeds groter. En dat is niet alleen de schuld van de
| |
| |
televisie. Die televisie zou best eens meer kunnen gaan betekenen voor lezers als ze bereid was meer vanuit kijkende lezers te denken.
Maar deze laatste zin staat niet in het degelijke rapport van Piek. Zij heeft studie gemaakt van tal van onderzoeken, veel retoriek over het lezen, het leesgedrag van de Nederlanders en hoe ze aan hun boeken en kranten komen. Ze gaat na wat de ‘determinanten’ zijn van het leesgedrag, de factoren waardoor dit wordt bepaald zogezegd: de culturele en literaire kennis, de normen, tijd en geld, leesvaardigheid en leesgedrag bij kinderen, de rol van opvoeding en onderwijs, de invloed van andere media en de leesmotieven en het leesgedrag dat daarmee gepaard gaat. Behalve die determinanten zijn er de lokaties waar iemand leest: gezin, peuterspeelzaal, basisschool, voortgezet onderwijs, en de instanties die ervoor zorgen dat er leesmateriaal is: de uitgevers, boekhandels en bibliotheken.
Uiteraard is zo'n rapport te uitvoerig om er in deze rubriek dieper op in te gaan. Wel geven we hier de aanbevelingen die Karlijn Piek per leeftijdsgroep doet, voor zover die de school betreffen. Ze zou willen dat lezen en literatuur onderwezen worden in samenhang met andere onderwerpen en vakken (Gaat gebeuren in CKV1). Ouders en leidsters van peuterspeelzalen zouden meer liedjes moeten zingen, en versjes en verhalen voorlezen en de kinderen op speelse wijze helpen bij het gebruiken van de taal. Op de basisschool gaat het erom leerlingen in het begin voor te lezen en ze te stimuleren tot zelf lezen door goede instructie te geven in begrijpend lezen. Organiseer activiteiten rond de inhoud van boeken en help de kinderen om uit boeken te kiezen (kennen we van ‘Kaftje-kijken’). In de hogere groepen gaat dit door, maar komt er media-opvoeding bij en moet je als docent de affectieve en functionele kant van lezen integreren in het leesonderwijs. WdM
| |
Aanbevelingen voor v.o. en leeskringperiode
En het voortgezet onderwijs? Wat daarover wordt gezegd, zal de lezers van dit tijdschrift bekend voorkomen. Kijk maar: men zou de leerlingen moeten voorbereiden op zelfstandig kiezen en lezen, en aandacht moeten schenken aan de overgang van jeugdliteratuur naar volwassenenliteratuur. Enerzijds dient men de affectieve kant van het lezen in het oog te houden, anderzijds de achtergrondkennis en de literaire theorie geven om leerlingen zelfstandig te kunnen laten lezen. Ook hier wordt media-opvoeding bepleit onder meer door de krant aan de orde te stellen. En voor de didactiek zijn belangrijk: het voorlezen (boekpromotie!), diverse werkvormen, samenhang met andere vakken en onderwerpen en de selectie van boeken die aansluiten bij de belangstelling van de leerlingen. Dat zijn voor de gemiddelde didacticus vertrouwde geluiden. De nota is dan ook bedoeld voor een veel bredere doelgroep.
Onderzoek heeft laten zien dat als de turbulente vormingsperiode bij mensen voorbij is, zij omstreeks hun 25e levensjaar weer meer belangstelling voor lezen krijgen. Het lijkt echt een taak van de Stichting Lezen om zulke mensen weer bij de les te krijgen en cursussen te stimuleren over boeken en literatuur voor verschillende groepen en informatie te verschaffen over recente ontwikkelingen in de literatuur via televisie (‘en bijvoorbeeld een tijdschrift’ -
| |
| |
lijkt een tikkeltje naïef). Men wil terecht mensen die ‘wegens tijdgebrek’ zijn opgehouden met lezen terugwinnen en met name ook ouders aanzetten tot voorlezen en zelf lezen, en onder meer door basiseducatie en volwasseneneducatie ouders zover brengen: een voorleescursus past prima in het lesprogramma van dergelijke vormen van educatie.
De nota besluit met een aantal suggesties voor te verrichten onderzoek: ‘Over de mogelijkheden van interventie en over instrumenten voor leesbevordering is nog zeer weinig bekend. Het is opvallend dat de effectiviteit van leesbevorderingsactiviteiten zelden wordt onderzocht, net zomin als het effect van werkvormen en methoden in het literatuuronderwijs. Literatuurdidactisch onderzoek en empirisch literatuurwetenschappelijk onderzoek zouden zich bij uitstek lenen voor studies naar de samenhang tussen leesmotivatie, persoonskenmerken, tekstkenmerken en instructiemethoden. Of naar de rol die audiovisuele media kunnen vervullen in leesbevordering.’ (p. 79).
Er is nog veel werk aan de winkel, dat is duidelijk. Ondanks de veelzijdigheid van het reeds verrichte onderzoek, waarvan de tamelijk uitgebreide bibliografie getuigt. KC
Karlijn Piek, Zoveel lezen we (niet). Amsterdam 1995. 82 pp. ISBN 90 80 2054 3 5. Stichting Lezen, De Waag, Nieuwmarkt 4, 1012 CR Amsterdam.
| |
Bruggen slaan: een informatief Beleidsplan
Steeds meer lezers van dit tijdschrift zullen in de komende jaren te maken krijgen met een sector die hun tot op heden nauwelijks raakte: de kunsteducatie. Docenten in de kunstvakken zijn al lang vertrouwd met de regionale steunpunten kunstzinnige vorming, en conrectoren, belast met de culturele activiteiten op school hebben vast wel eens baat gevonden bij de theaterprogramma's waarvoor de regionale steunpunten bemiddelen. Maar toch bereiken de landelijke en regionale steunpunten kunstzinnige vorming tegenover 48% van de basischolen slechts 15% van de scholen voor voortgezet onderwijs.
Vandaar dat het nuttig is tenminste te wijzen op een nota van het LOKV, Nederlands Instituut voor Kunsteducatie te Utrecht. Dat bracht begin dit jaar zijn beleidsplan voor de periode 1997-2000 uit. Wat het LOKV wil? ‘Kunsteducatie is leren van, over en met kunst. Film/foto/video, beeldende kunst, dans, theater, muziek en literatuur: op alle kunstgebieden is het LOKV actief. Theoretisch, beleidsmatig en praktisch; innoverend en dienstverlenend. Voor management, docenten en consulenten in instellingen voor kunsteducatie en onderwijs. Het LOKV is het nationaal ontwikkelings- en kennisinstituut voor de kunsteducatie’. Dat klinkt misschien wat pretentieus, maar het is wel onze ervaring na enige jaren samenwerking met dit Utrechtse instituut.
In Bruggen slaan staan uiteraard veelbelovende woorden die soms beginnen te ronken, maar dat heb je bij werk in uitvoering. ‘Door kunst leren wij over onszelf, in kunst geven wij vorm aan onze ideeën en gedachten. Toegang krijgen tot kunst betekent ook inzicht verwerven in en respekt krijgen voor de diversiteit van ideeën en uitingsvormen in onze maatschappij’ (p.7). Zeg eens dat het niet waar is. Baukje Vellekoop, directeur van het LOKV, bepleit in haar inleiding ‘het idee van een culturele loopbaan die ieder mens van jongsaf doorloopt’. Multicultureel, kunsteducatie voor zoveel mogelijk jon- | |
| |
geren, dat zijn sleutelwoorden in deze nota. En ook de 55-plussers zijn ontdekt. Het socialistische ideaal is hier nog niet prijsgegeven, maar het marktdenken is ook voor het LOKV onontkoombaar gebleken. Prioriteiten stelt het ook: ‘culturele diversiteit, toepassing nieuwe technologieën, het bereiken van 12- t/m 18-jarigen en 55-plussers, ondersteuning van de vier grote steden, ondersteuning van kunstproducenten en kunstinstellingen en premiëring van de combinatie kunst- en kunsteducatief aanbod’ (p. 14). Het LOKV wil zeker een rol spelen in de ontwikkeling van CKV2, maar het houdt zich niet bezig met curriculumgebonden activiteiten in het onderwijs: ‘desgevraagd stellen wij wel onze expertise ter beschikking’ (p. 19). Het hier eerder genoemde Platform Kunsteducatie Voortgezet Onderwijs doet dat in zekere zin wel: het bevordert de communicatie tussen de scholen en de kunstinstellingen.
De beleidsnota geeft uiteraard aan welke projecten lopen en wat erbij komt en geeft tevens inzicht in het bedrijf dat het instituut voor kunsteducatie is. Het aardigst om te lezen is het vierde en laatste hoofdstuk, waarin wordt ingegaan op de achtergronden van het beleid en onder meer visies op kunsteducatie zijn neergelegd. Filosoof S.J. Doorman - hij zal spreker zijn op de zevende Nijmeegse conferentie over het literatuuronderwijs op 20 september a.s. - geeft aan wat het nut is van goede kunsteducatie: het bevorderen van het actieve waarnemen en oordelen: ‘Oordelen betekent hier steeds: zich zo goed mogelijk tegenover andere mensen verantwoorden, en dat zonder over een pasklaar, normatief begrippenapparaat te beschikken’ (p. 53). En wat de multiculturele samenleving betreft, die ‘zou gekenmerkt moeten zijn door een wederzijds waarderende (en dus óók kritische) omgang tussen de verschillende (sub)culturen’. WdM.
LOKV, Nederlands Instituut voor Kunsteducatie, Bruggen slaan. LOKV-beleidsplan 1997-2000. Utrecht 1996. Postbus 805, 3500 AV Utrecht.
| |
Werkmap voor taal- en literatuuronderwijs nr. 77
De WvT, voorjaar 1996, al in zijn twintigste jaargang, biedt knap wat ideeën voor literatuuronderwijs in samenhang met andere kunsten. Daar is, voor de neerlandicus, in het kader van Nederlands voor Anderstaligen het uitgewerkte lesmateriaal van Rita Fenendael omtrent een scène uit de film Daens. De leraar Engels kan plezier beleven aan een stuk van Lieve Deprez en Johan Strobbe over het bezoek van Robin Mellor, een dichter uit Wales, aan zeven scholen in Vlaanderen. Of eigenlijk meer over vier van zijn gedichten die hij in de klassen zal hebben gebruikt om leerlingen over poëzie te informeren en wat deze met hen doet. Associaties, semantische schalen, doodgewone vragen en bestuderingsprocedures wisselen elkaar af. Een voorbeeld van Mellors poëzie vindt u hiernaast afgedrukt.
Maggy Dekens probeerde lessen uit naar aanleiding van Shakespeares De Getemde Feeks in een regie van Dirk Tanghe, waarbij de leerlingen vantevoren in een expressieles experimenteerden met de toonaard, o.a. met één van de zinnen uit het stuk: ‘Dat is een lelijk kleed’. De semiotiek is niet vreemd aan deze aanpak. De tekentaal van Kowzan wordt toegepast op de video-opname van de opvoering. En naar aanleiding daarvan worden veel
| |
| |
What you Should Do Each Morning
Peel back the curtains from your eyes,
throw off the covers from your tongue.
Stretch your words out along the verandah
and greet the fresh morning.
Open the windows of chance.
Let the light breeze of something happening
blow through the cobweb corners of your head,
the dusty stairs of thinking.
Eat from a deep bowl of ideas for breakfast,
take a large speckled wish
with fingers of buttered dawn birdsong.
Pull a poem on to each foot, wear
a painted shirt and symphony waistcoat.
And in your shoes soled with imagination
Questions
1. | Explain that each verse refers to a routine morning action. Which words refer to that action? |
2. | Which of the following sentences expresses the principal idea of this poem best? |
* | Use your imagination! |
* | Carpe diem! Seize the day, enjoy the present! |
* | Enjoy the routine actions of each morning |
* | Break through the rut/the fixed ways of thinking and doing things |
vragen gesteld. Op een manier die doet denken aan de groepjes kinderen die je in het Paleis voor
Schone Kunsten te Brussel voor een kardinaal van Francis Bacon ziet zitten met allemaal een schriftje en een balpen, terwijl de juf op sokratische wijze de kardinaal uitkleedt. Doel is dat kinderen bewust leren kijken en luisteren. En dat is Maggy Dekens wel gelukt. Het is mooi materiaal dat aandacht verdient, ook als u het zelf anders zou doen. KC
WvT, 20e jrg., nr. 77. Voorjaar 1996. Blijde-Inkomststraat 21, 3000 Leuven.
| |
| |
| |
Loesje agenda 96/97
De schoolvakantie is nog niet begonnen of de leerlingen worden door warenhuizen en kantoorboekhandels al weer verleid tot de aanschaf van een nieuwe geodriehoek, nieuwe schriften en een nieuwe agenda. De Loesje-agenda is er een die leerlingen op een heel speelse en een hun inmiddels vertrouwde manier laat kijken naar de mogelijkheden van taal. Het zijn vaak vondsten, die korte regels in inktzwarte rechttoe-rechtaan letters, die niet alleen de posters, maar ook de agenda sieren: ‘Ik heb maatschappijleer als examenvak gekozen anders weet ik later als werkloze niet waarover ik precies moet klagen’ en in de tweede week van juli: ‘Kom op jongens, we hebben jaren co2 geloosd voor warmere zomers. Nu willen we wel eens resultaat zien.’
Naast de bekende kreten bevat de loesje-agenda ook gedichtjes, die duidelijk dicht bij de leerlingen staan. Leesbevordering zou ik de agenda niet willen noemen, maar hij wijst leerlingen wel op een hele leuke kant van hun eigen taal. De organisatie noemt het zo: ‘Dwars tegen de tijdgeest in timmert Loesje aan de weg van haar creatieve samenleving...’ Hopelijk kan de organisatie in het komend schooljaar dan enkele mokerslagen uitdelen. DM Loesje agenda 1996/1997 Zaadje 3785230 meldt zich voor de wereldrevolutie (Stichting Vrienden van Loesje, Interstat, Amsterdam) f16.95
Loesje: Postbus 1045, 6801 BA Arnhem, tel: 026-4437724, fax: 026-4439422, Postbanknr. 3254768
|
|