| |
| |
| |
Jennigje Galama
Alice in Wonderland in klas of leeskring
Psychoanalyse in praktijk
De ideeën van C.G. Jung bieden een interessante mogelijkheid om een 5 of 6 vwo-klas of leeskring kennis te laten maken met, schrik niet, psychoanalyse. Het zogeheten ‘individuatieproces’ dat hij namelijk beschrijft kan op een speelse wijze toegepast worden op een aan velen bekend boek als Alice in Wonderland van Lewis Carroll, geschreven in 1862 voor het tienjarige dochtertje van de Dean van de Christian Church, Alice Liddell. Zo kan men een les geven vanuit een totaal andere invalshoek dan men wellicht gewend is. Zelfs zonder enige kennis van Jungs individuatieproces kan een lezer constateren dat Alice tijdens haar avonturen in Wonderland (op)groeit, dat ze allerlei problemen en mensen tegenkomt en dat ze daardoor veel leert. Maar het behoort mijns inziens ook tot onze cultuur dat we de kennis die de psychologie in de loop der tijden heeft ontwikkelt bewust inzetten voor een zo niet beter, dan toch ánder begrip van de tekst.
Nu in de voorbereiding op het literatuuronderwijs van de nabije toekomst de ‘persoonlijkheidsontwikkeling’ niet alleen bij Nederlands maar met name ook bij de moderne vreemde talen centraal wordt gesteld, is er dunkt mij alle reden deze weinig gebruikelijke invalshoek te kiezen. Leden van een leeskring vinden het misschien ook aardig om een boek uit hun jeugd op volwassen wijze te benaderen: Alice in Wonderland is er apart en interessant genoeg voor.
| |
1. De ideeën van C.G. Jung
1.1 De ontwikkeling van de persoonlijkheid: het individuatieproces
Wij mensen hebben een bewuste en een onbewuste psyche. Bij de meesten van ons wordt alleen het bewuste gebruikt, terwijl toch in het onbewuste ook een kant van ons schuilt. Dit zullen vaak aspecten van ons zijn die wij ontkennen of niet gebruiken. Om onze persoonlijkheid te kunnen ontwikkelen moeten wij een kijkje nemen in ons onbewuste: als een individu zich anders gaat voelen dan de rest en zich bewust wordt van zijn eigen uniek-zijn, dan is de ontwikkeling van de persoonlijkheid in gang gezet. Dit zullen wij ons allen herinneren van de periode waarin wij aan het begin van de puberteit stonden. Het proces dat wij in deze fase van ons leven begonnen, was een proces van zelf-wording dat Jung het individuatieproces noemde. Individuatie betekent ‘tot individu worden’: uniek, tot eigen Zelf worden door van binnenuit te leven. In een paar woorden: ‘worden wie je altijd was’ of: ‘jezelf realiseren’. Dat staat voor groei en opgroeien. Het betekent dat je in het reine moet komen met je omgeving en vóoral met je eigen innerlijk.
| |
1.2 De schaduw
De eerste fase van het individuatieproces leidt tot de ervaring van de schaduw, die onze ‘andere kant’ verzinnebeeldt. De schaduw vertegenwoordigt onze on- | |
| |
bekende, zowel positieve als negatieve eigenschappen en kwaliteiten. Wij kunnen onze schaduw gewaarworden door vergissingen en versprekingen of hij kan als een concreet persoon die enkele psychische eigenschappen van onszelf heeft, verschijnen.
Deze bewustwording van de schaduw maakt verandering van het individu mogelijk. Hoewel wij ons ervan bewust zijn dat onze donkere kanten zich in onszelf bevinden, zullen we deze vaak projecteren op iets of iemand anders. (Projectie gebeurt onbewust en betekent dat je je eigen eigenschappen in iemand anders ziet). Dit is een ontzettend ingewikkeld proces en er is moed voor nodig om al je projecties op anderen te onderkennen. Maar als we onze schaduw eenmaal hebben geaccepteerd en onderkend als deel van ons wezen, dan hebben we ons een weg gebaand door de eerste, moeilijke fase van het individuatieproces.
| |
1.3 Animus en anima: twee kanten van ons zelf
De tweede fase van het individuatieproces wordt gekenmerkt door de confrontatie met wat Jung noemt ‘anima’ en ‘animus’. De anima staat voor het vrouwelijke en het emotionele, terwijl de animus staat voor het mannelijke en het rationele. (Dit zou in een klas kunnen leiden tot discussies over bepaalde vooroordelen in de huidige maatschappij, maar dan verliest men uit het oog, dat deze termen afkomstig zijn uit de psychoanalyse en niet thuis horen in een maatschappijkritische discussie. Uiteraard is het redelijk hierop in te gaan)
Nu bestaat ieder mens uit een animus én een anima. Als bijvoorbeeld de animus meer ontwikkeld is dan de anima zal de laatste zich in ons onbewuste bevinden. Door middel van dromen of projecties kunnen wij die verborgen anima gewaarworden. De confrontatie met je anima/animus kost veel moeite en een voorwaarde is dat je al wel in het reine moet zijn met je omgeving. Dan kan de belangrijkste fase beginnen: de initiatie in ons innerlijk en de confrontatie met onze anima en/of animus.
Wanneer het individu zich bewust geworden is van de schaduw, anima en animus, en op deze wijze zijn onbewuste wat meer gewaar is geworden, dan zal zijn onbewuste minder donker zijn. Dan kunnen we spreken van persoonlijkheidsontwikkeling.
| |
1.4 Het Zelf
Nu is het doel niet ver meer. De schaduwkant is bewust gemaakt, de anima en animus zijn onderkend: het bewustzijn werd geconfronteerd met het onbewuste. Dat wat het bewuste en onbewuste verbindt in een gemeenschappelijk middelpunt heet het Zelf. Pas als dit middelpunt gevonden is, kan men spreken van een ‘totaal’ mens, omdat z'n innerlijke en uiterlijke realiteit één zijn. Door zelfkennis is de laag van het individueel onbewuste dunner geworden en de bewuste psyche wordt niet langer gedomineerd door bekrompen persoonlijke gevoeligheden. Onze ambities, wensen en verlangens hoeven niet langer gecompenseerd en gecorrigeerd te worden door ons onbewuste. Een enorme verandering heeft nu plaats gevonden in de persoonlijkheid.
Het Zelf, als de innerlijk leidende factor, brengt een uitbreiding en rijping van
| |
| |
de persoonlijkheid tot stand. Hoe ver deze zich ontwikkelt hangt af van de bereidwilligheid van het Ik om te luisteren naar het Zelf, en onze bereidwilligheid om ons over te geven aan de krachten van het onbewuste in plaats van te denken in termen van wat men behoort te doen of wat in het algemeen als juist wordt beschouwd of wat gewoonlijk gebeurt. Het creatieve Zelf kan zichzelf alleen dan tonen wanneer het Ik alle vooronderstellingen, vooroordelen en gewenste doelen van zich af kan gooien.
Het individuatieproces houdt in dat het individu de functies van het onbewuste en diens invloed op het Ik moet erkennen. Onvermijdelijk zal hij zo gedwongen worden zichzelf te beschouwen zoals hij daadwerkelijk is, in tegenstelling tot zoals hij zou willen zijn.
| |
2. Alice's individuatieproces: het verhaal
2.1 Het belang van de droom
Alice in Wonderland kent een eigen zeer dichte structuur. Alice's reis in Wonderland is een droom waaruit ze, zoals dat hoort, pas aan het eind ontwaakt. Volgens Jung zijn dromen dagresten of cryptische boodschappen uit het onbewuste. Het spreekt dus vanzelf dat als we ons onbewuste willen leren kennen en begrijpen, we voldoende aandacht aan onze dromen moeten besteden. Door de droom van Alice nader te beschouwen, kunnen we dus een kijkje nemen in haar onderbewuste.
De beeldvolgorde in een droom houdt geen enkel verband met concepten als causaliteit, tijd en ruimte. Zoals Jung al zei in Welt der Psyche, vertonen dromen vaak weinig logica, hebben ze veelal een dubieuze of twijfelachtige moraal en een totaal gebrek aan betekenis, verbeelden ze belachelijke situaties en lijken ze van grote nutteloosheid. Al deze elementen zijn terug te vinden in Alice's droom over Wonderland, en dat verklaart waarom veel dingen zo absurd overkomen.
Jung zette het individuatieproces uiteen met behulp van zijn bevindingen over dromen. Dromen die vaak terug komen lijken wellicht hetzelfde maar veranderen op subtiele wijze. Deze bijna onmerkbare verandering geeft een proces van psychische groei aan. Op deze wijze manifesteert het individuatieproces zich in de dromen van een individu, waarbij het onbewuste de aandrijving van dit proces is. De droom kan ook als hulpmiddel dienen mits men bereid is om er op bovengenoemde wijze naar te kijken. Dromen kunnen je de weg wijzen en je bekend maken met je schaduwbeelden.
| |
2.2 Alice's identiteitscrisis: de omgekeerde wereld
Vanaf het moment dat Alice in het Konijnehol springt, verkeert ze in een identiteitscrisis. Omdat ze uit een bepaalde fles drinkt, verandert ze van grootte en dit markeert het begin van haar crisis: ‘Wie ben ik in vredesnaam?’ Dat is de vraag die haar vanaf dat moment doorlopend in verwarring zal brengen. Daar is ook voldoende reden toe: Wonderland blijkt een omgekeerde wereld te zijn. Alice's geloof in een onveranderlijke eigen identiteit wordt in Wonderland stukje bij beetje teniet gedaan aangezien ze telkens groter en
| |
| |
kleiner wordt door het een of ander te eten of te drinken. Alice probeert haar identiteit vast te houden door ‘alle dingen die ik ooit geweten heb’ te doorlopen: tafels van vermenigvuldiging, aardrijkskunde, versjes, maar niets komt uit haar mond zoals het hoort:
Hemeltje, wat verwarrend allemaal. [...] Ik weet zeker dat deze woorden (van het rijmpje) niet goed zijn, zei de arme Alice, en terwijl ze doorging sprongen de tranen in haar ogen.
Het feit dat ze zich de dingen die ze ooit wist niet meer kan herinneren, draagt natuurlijk alleen maar bij tot de onzekerheid die in verband staat met haar identiteitscrisis. Maar er zijn meer bovengrondse principes die hun waarde verliezen. Zodra ze beneden in het konijnehol is, ondervindt Alice vele tegenslagen die het idee van een logische en samenhangende wereld volkomen teniet doen. Enkele voorbeelden van principes die hun geldigheid verliezen:
- | constante grootte en natuurlijke groei gelden niet meer; |
- | de hiërarchie van mens en dier wordt volkomen omgedraaid; |
- | het begrip tijd bestaat niet langer; |
- | het principe van taalkundige orde wordt teniet gedaan door middel van woordspelingen; |
- | uiteindelijk komen zelfs levenloze voorwerpen tot leven. |
(In paragraaf 2.5.2 zal ik dieper op deze elementen ingaan.) Bovengrondse kennis en principes bieden geen enkel houvast meer wat erg verwarrend is voor de kleine Alice. Behalve de on-logische omgeving van Wonderland maakt het feit dat niemand begrijpt waarom ze zo bezorgd is over haar constante verandering in grootte. Alice's identiteitscrisis nog erger. Voor de Rups is zo'n verandering bijvoorbeeld totaal niet verwarrend: hij zal straks immers in een vlinder veranderen. Alice staat hierin dus volkomen alleen en moet het probleem van haar identiteit helemaal zelf oplossen. De enige twee beesten die haar lijken te begrijpen zijn de Nepschildpad en de Griffioen. Wanneer Alice hen over haar avonturen vertelt, zeggen ze: ‘Merkwaardiger kan het haast niet’. Maar dit schijnbare medeleven moet niet al te serieus genomen worden, de nepschildpad is bijvoorbeeld gewoon een non-stop huilebalk, die meer medelijden met zichzelf heeft dan met Alice.
De ontwikkeling van de persoonlijkheid, of het individuatieproces, wordt in gang gezet op het moment dat het individu zich ervan bewust wordt dat hij of zij uniek is. In het geval van Alice zien we dat ze zich uiteindelijk realiseert dat er geen reden is om bang te zijn voor deze beesten: ‘Jullie zijn alleen maar een stel kaarten.’ Zij weet nu: ik ben heel anders is dan de beesten van Wonderland.
Dit proces van uniek-wording begint vaak met verwonding van de persoonlijkheid en het lijden dat daarmee gepaard gaat. De oplossing voor het probleem dat is ontstaan, valt meestal heel moeilijk te vinden. Dit is een perfecte samenvatting van Alice in Wonderland. Voor Alice begint het proces met een identiteitscrisis die uiteindelijk in de troonzaal opgelost zal worden. Het is voor haar evenwel een heel moeilijke onderneming om in die troonzaal te komen, of liever op het croquetveld van de koningin - die prachtige tuin waartoe ze zich zo graag toegang wil verschaffen. Zo wordt ze gedwongen om door Wonderland te zwerven, waarin ze allerlei obstakels moet overwinnen
| |
| |
voor ze haar identiteitscrisis kan oplossen. Ze zal eerst haar duistere kant onder ogen moeten zien en de confrontatie aangaan met haar schaduwfiguren.
| |
2.3 Alice's schaduwfiguren
In het boek zijn verscheidene schaduwfiguren aan te wijzen. Zo staan de Muis en de Nepschildpad voor Alice's emotionele kant. De Gravin is de kant van Alice die de spot drijft met Logica. Alice probeert regels te vinden in Wonderland, maar tevergeefs: zij vertrouwt teveel op Logica. De Gravin maakt haar passie voor regels belachelijk. De Kollumer Kat veroordeelt Alice's dwaasheden en impulsieve acties, zoals de sprong in het konijnehol. Maar er zijn meer schaduwfiguren. Daarvan een paar voorbeelden.
| |
| |
| |
2.3.1 De Rups en het Getikte Theekransje
Ook de Rups vertoont veel karaktertrekken die vergelijkbaar zijn met die van Alice. Wat opvalt is dat hij verschrikkelijk onbeschoft is tegen de arme kleine Alice.
‘Ik kan mezelf niet nader verklaren, ben ik bang, meneer, [...] want ik ben mezelf niet, snapt u.’
‘Ik snap het niet!’ zei de Rups.
De botte Rups stelt haar geduld danig op de proef, maar zij geeft heel beleefd antwoord op zijn belachelijk onrechtvaardige kritiek, terwijl ze zo goed als ze kan haar woede verbijt.
De Rups was de eerste die sprak. ‘Hoe groot wil je zijn?’ vroeg hij. ‘Oh, hoe groot maakt me niet zooveel uit, [...] alleen zou ik liever niet zovaak veranderen, begrijpt u.’ ‘Ik begrijp het niet’, zei de Rups. Alice zei niets: ze was van haar leven nog niet zo vaak tegengesproken, en ze voelde dat ze haar zelfbeheersing ging verliezen.
Misschien heeft niemand haar ooit zo vaak tegengesproken, maar ze spreekt anderen zeer geregeld tegen. Ze onderbreekt anderen constant en laat maar al te graag zien wat ze allemaal weet, wanneer ze maar kan. Dat is natuurlijk niet erg beleefd, maar Alice is zich daar duidelijk niet van bewust. Wat ze wel ziet is dat de Rups erg irritant en onbeschoft is. Om een conversatie te beginnen met de neerbuigende vraag: ‘Wie ben jij?’ is niet zoals het hoort. Alice vindt dat de beesten beleefder zouden moeten zijn en ze is vastbesloten om hen te onderwijzen in haar oude etiquette. Als ze tegen de Rups praat voelt ze zich: ‘...een beetje geïrriteerd omdat de Rups zo kort van stof was’ en ze wordt overdreven beleefd alsof ze hem de juiste gedragscode aan wil leren. Later, als ze zich bij het Getikte Theekransje voegt, biedt de Maartse Haas haar wijn aan, terwijl er geen wijn is.
‘Dan was het niet erg beleefd van je om het aan te bieden’ zei Alice kwaad.
De Rups adviseert Alice om zich te beheersen, ze mag niet zeggen wat ze voelt. Ze moet haar boze gedachten voor zich houden en ze doet haar uiterste best om dat ook te doen. Ze verliest bijna haar zelfbeheersing tijdens haar gesprek met de Rups, maar ze weet zich in te houden. Al vrij snel nadat hij haar dat advies heeft gegeven, verliest de Rups echter zelf zijn beheersing:
‘Nou, ik zou graag een beetje groter zijn, meneer, als u het niet erg vindt, acht centimeter is zo'n beroerde lengte.’
‘Het is een perfecte lengte!’ zei de Rups boos, zich oprichtend terwijl hij sprak (hij was precies acht centimeter lang). [...]
Ik wou dat die beesten niet zo snel beledigd waren!
Deze scène met de Rups is een opvallend voorbeeld van het feit dat Alice in de veronderstelling verkeert dat iedereen is zoals zij. Ze zegt geregeld ‘begrijpt u?’ maar de Rups antwoordt telkens dat hij het niet begrijpt! Natuurlijk is Alice zich er niet van bewust dat ze haar schaduwfiguren tegenkomt, die haar ‘andere kant’ vertegenwoordigen. Daarom kunnen ze onmogelijk zijn zoals zij, dat wil zeggen, zoals zij denkt dat ze is.
Waar de Rups haar slechts een spiegel voorhield wordt Alice op het Getikte Theekransje nadrukkelijk gewezen op haar onbeschaafdheid:
[...] en de Slaapmuis merkte nukkig op: ‘Als je niet beleefd kunt zijn, dan maak je het verhaal zelf maar af.’
| |
| |
Er zijn dus verscheidene beesten die haar bewust proberen te maken van haar vervelende eigenschappen, onder meer, dat ze altijd te koop loopt met haar kennis en alles beter denkt te weten. Ook al lijkt Alice wat dat betreft niet te veranderen, aan het eind zal blijken dat ze wèl veranderd is.
| |
2.3.2 De Koningin
Als Alice eindelijk de tuin bereikt heeft, wordt ze uitgenodigd om croquet te spelen met de Koningin. Dit spelletje croquet wordt niet volgens Alice's bovengrondse regels gespeeld:
De ballen waren levende egels, de croquethamers levende flamingo's, en de soldaten moesten zich dubbelvouwen en op handen en voeten gaan staan om de poortjes te vormen.
Alice merkt al snel dat de ‘ballen’, ‘hamers’ en ‘poortjes’ alles doen om de Koningin te laten winnen. Alice is verontwaardigd en beledigd: ‘Ik vind dat ze helemaal niet eerlijk spelen’. Alice is al vergeten dat ze zelf ook ooit heeft valsgespeeld bij een spelletje croquet. In het eerste hoofdstuk, als ze nog alleen is, herinnert ze zich plotseling:
‘...dat ze had geprobeerd zichzelf een draai om de oren te geven omdat ze had valsgespeeld tijdens een spelletje croquet tegen zichzelf’.
Haar reactie in deze scène lijkt daarom nogal hypocriet. Dit is een goed voorbeeld van projectie. Alice is heel erg verontwaardigd over iets dat feitelijk op haarzelf betrekking heeft. De Koningin fungeert duidelijk als Alice's schaduwfiguur omdat ze Alice's ‘valsspelende kant’ vertegenwoordigt, een kant waarvan ze zich óf niet bewust is, óf die ze probeert te ontkennen.
| |
2.4 Een voorbeeld van anima en animus in Wonderland
Als we naar Alice kijken zien we dat ze óf erg emotioneel, óf extreem rationeel is. Ze valt van het ene uiterste in het andere: van een negatieve anima naar een negatieve animus. Dat Alice overheerst wordt door de animus, die overeenstemt met de Logos of het Woord, is aantoonbaar. Haar constante neiging om met haar kennis te koop te lopen en iedereen te onderbreken, is in ieder geval heel irritant. Dit geldt in termen van Jung als bewijs voor een negatieve animus.
Alice, die op de leeftijd is dat logica belangrijk wordt, probeert tevergeefs om de onlogische wereld te begrijpen. De meeste van de Wonderlandse beesten die ze tegenkomt, worden overheerst door een negatieve anima. Ze zijn prikkelbaar, snel geïrriteerd, chagrijnig, ijdel en overgevoelig. Jung zei dat een persoon, overheerst door de anima, het leven als een spel of een puzzel ziet. Is er een betere omschrijving van Wonderland te bedenken? De belangrijkste bezigheid in Wonderland is het croquetspel, en er zijn raadsels en woordspelingen te over!
| |
2.4.1. Alice en de Muis
Ook bij Alice zien we soms een negatieve anima. Zij laat zich snel ontmoedigen wanneer de dingen niet gaan zoals zij wil. Aan de andere kant zegt ze tegen zichzelf dat huilen geen zin heeft en dat zij zich moet beheersen:
Toen ze zichzelf uitgeput had met haar pogingen, ging het arme, kleine ding
| |
| |
zitten en begon te huilen. ‘Kom, zo zitten huilen heeft helemaal geen zin! [...] Ik raad je aan daar nu direct mee op te houden!’
Alice wil zichzelf duidelijk geen heftige emoties toestaan. Hier kunnen verscheidene redenen voor zijn, maar de belangrijkste is dat ze haar emotionaliteit ontkent en streng afkeurt. Dan ontmoet ze de Muis, die zijn emoties duidelijk laat zien, vooral wanneer Alice over katten begint te praten:
‘O, neem me niet kwalijk!’ riep Alice haastig, bang dat ze het arme dier gekwetst had. ‘Ik vergat dat je niet van katten houdt.’
‘Niet van katten houdt!’ riep de Muis met een schrille, opgewonden stem. ‘Zou jij van katten houden als jij mij was?’
De Muis beheerst zich niet en lijkt te zwelgen in zijn verdriet, hij is prikkelbaar en snel geïrriteerd. Het zijn indicaties dat er sprake is van een negatieve anima. Alice heeft dus een negatieve animus en de beesten een negatieve anima. In zekere zin fungeren de negatieve anima's zo weer als schaduwfiguren. Alice moet ze wel ontmoeten en onderkennen. Door het inzicht hierover zal ze geleidelijk aan haar innerlijke doel bereiken: haar Zelf.
| |
2.5. Het Zelf
2.5.1. Denken in Vaststaande Beelden
Zoals al is gebleken denkt Alice in termen van haar bovengrondse wereld. Ze wordt geleid door vaste veronderstellingen en beelden die haar ervan weerhouden om de dingen te accepteren zoals ze zijn.
..één of twee keer had ze in het boek gegluurd wat haar zus aan het lezen was, maar er zaten geen plaatjes of conversaties in, ‘en wat heb je aan een boek’, dacht Alice, ‘zonder plaatjes of conversaties?’
Dit doet denken aan Narcissus und Goldmund van Herman Hesse. Hierin voeren de twee vrienden een gesprek over ‘denken in vaststaande beelden’. Voor Goldmund is denken onlosmakelijk verbonden met beelden, terwijl Narcissus zegt dat denken en verbeelding niets met elkaar te maken hebben. Narcissus legt uit dat beelden alle logica uitsluiten. In de bijbel staat namelijk: ‘Gij zult geen beelden maken voor uzelf’. Een vaststaand beeld is al gauw een verwrongen beeld. Alice wil plaatjes in een boek, een vaststaand beeld dat haar onmogelijk maakt om voor zichzelf te denken. Haar brein is ook gevuld met vaststaande of verwrongen beelden, vaste veronderstellingen die haar blik vertroebelen en het haar onmogelijk maken om de wereld open tegemoet te treden, vrij van vooronderstellingen.
| |
2.5.2. Een omgekeerde Wereld: hiërarchie, tijd en taal
Alice beweegt zich in een omgekeerde wereld waar ze moet leren dat haar vooronderstellingen haar tot geen enkel voordeel strekken. Wanneer ze aan haar reis begint, brengt ze haar geloof in de eenvoudige ordelijkheid van het heelal met zich mee. Bijvoorbeeld: ...ze wilde de pot niet laten vallen uit angst dat ze iemand zou doden... Hier zien we haar oude geloof in geregelde causale verbanden die echter niet in de wereld van Wonderland thuishoren. Terwijl ze valt vraagt ze zich vele dingen af - allemaal in termen van de wereld die ze achter zich heeft gelaten. Ze vraagt zich af welke lengte- en breed- | |
| |
tegraad ze bereikt heeft, ook al hebben dat soort maten onder de grond geen betekenis.
We zagen al de vernietiging van het principe van constante grootte: daardoor lijkt niets Alice meer onmogelijk. Maar ze gaat met het onmogelijke om alsof het zich moet houden aan het geregelde causale functioneren van haar bovengrondse wereld. We kunnen niet anders concluderen dan dat een destructief proces begonnen is: alle bovengrondse principes verliezen hun geldigheid. Als het Witte Konijn Alice commandeert alsof ze zijn dienstmeisje Mary Ann is, past ze dat direct toe op haar bovengrondse ervaring en probeert zich voor te stellen dat haar kat Dinah hetzelfde zou doen! De hiërarchie tussen mens en dier wordt duidelijk op zijn kop gezet.
En zo gaat het ook met het tijdsconcept.
Alice's denkt dat de tijd lineair en progressief is, maar tijdens het Theekransje is het altijd zes uur - de tijd staat stil! De Maartse Haas, de Gekke Hoedenmaker en de Slaapmuis zitten aan een theetafel, verwikkeld in een eindeloze discussie over thee; in zinloze conversatie. Alice heeft de indruk dat dit Theekransje geen begin had en dat er waarschijnlijk ook nooit een einde aan zal komen. Plotseling vraagt de Hoedenmaker aan Alice: ‘Welke dag van de maand is het?’ en als haar antwoord fout is, doopt de Maartse Haas zijn horloge in zijn kopje thee. Tijd is niet belangrijk. Dan personifieert de Hoedenmaker zelfs de Tijd, nadat hij toegeeft dat het raadsel geen antwoord heeft en Alice verzucht: ‘Ik denk dat je je tijd wat beter zou kunnen besteden dan haar te verspillen aan het voorleggen van raadsels die geen antwoord hebben.’
Het antwoord van de Hoedenmaker luidt: ‘Als je de Tijd zo goed kende als ik, [...] zou je niet spreken van “haar verspillen”. Het is een Hem!’
Deze visie op tijd als eindig en persoonlijk draait de bovengrondse notie van tijd volledig om.
| |
| |
Een ander fundamenteel bovengronds principe, dat van de taalkundige orde, wordt tenietgedaan door middel van woordspelingen. Het boek staat er vol mee en bij een eerste lezing lijken ze alleen maar grappig, maar langzaamaan gaat de lezer zich realiseren dat deze woordspelingen weer een volgend symptoom zijn van de totale vernietiging van Alice's vooronderstellingen. Het lijkt alsof Wonderland wil dat taal consequent ondubbelzinnig is. Een perfect voorbeeld staat in hoofdstuk III: als het vreemd uitziende gezelschap zich op de oever heeft verzameld na in het meer van tranen te hebben gezwommen, kondigt de Muis heel serieus aan dat hij ze zal drogen, en hij reciteert het droogste dat hij kent: een droge geschiedenisles.
Iets wat onlosmakelijk verbonden is met taal zijn de versjes die Alice telkens probeert op te zeggen. De woorden komen er verkeerd uit, hoezeer ze ook haar best doet: ze vormen je reinste parodie op dit soort kennis.
| |
2.5.3 ‘Levenloze’ voorwerpen?
Heel apart is de omkering gerealiseerd in de tegenstelling tussen het levende en het levenloze, zoals wij die ervaren. Alice ontmoet een geheel nieuwe groep wezens, namelijk speelkaarten. We kunnen ze horen praten en de Schoppen Twee heeft zelfs een licht accent. De bovengrondse regel dat spraak het belangrijkste onderscheid is tussen dieren en mensen wordt op humoristische wijze omvergeworpen. Het wordt allemaal nog absurder als deze dingen levende dieren als voorwerpen gaan gebruiken. In het croquetspel worden egels en flamingo's als ballen en hamers gebruikt.
Het is duidelijk dat Wonderland een omgekeerde wereld is waar Alice's oude principes alle geldigheid verliezen en de dingen ‘raarder en raarder’ worden. Veel voorvallen botsen met Alice's ideeën over hoe dingen horen te zijn. Ze moet echter leren om haar oude veronderstellingen achter zich te laten, omdat ze haar er alleen maar van weerhouden om Wonderland te accepteren zoals het is. Zolang de vooronderstellingen van haar Ik haar gedachtenlijn regeren zal de weg naar het Zelf geblokkeerd blijven; het Zelf zal niet in staat zijn om de connectie te leggen tussen het onbewuste en het bewuste. Desondanks kunnen we in het laatste hoofdstuk zien dat Alice feitelijk veel heeft geleerd.
| |
2.6 Alice's Zelfverwerkelijking
Als Alice uiteindelijk de rechtszaal binnengaat, is ze getuige van een absurd proces. Er wordt beweerd dat een knecht taartjes heeft gestolen maar er is geen enkel bewijs en de getuigen die opgeroepen worden weten helemaal niets te vertellen over deze zaak. Uiteindelijk wordt zelfs Alice opgeroepen om te getuigen en ze springt gretig en nogal wild op. In de tussentijd is Alice alweer bijna tot normale grootte gegroeid. Maar dit is de eerste keer dat ze groeit zonder de gebeurtenis te sturen door iets te eten of te drinken. Terwijl ze ondervraagd wordt door de Koningin zou je verwachten dat ze de aanwezigen uitlegt waarom dit een oneerlijk en zinloos proces is, maar dat doet ze niet. Pas tegen het einde besluit ze iets te zeggen:
‘Nee, nee!’ zei de Koningin. ‘Eerst het vonnis, daarna de uitspraak.’ ‘Larie en apekool!’ zei Alice met luide stem. ‘Het idee, eerst het vonnis uit te spreken!’ ‘Houd je mond!’ zei de Koningin, die vuurrood begon te worden. ‘Dat doe ik niet!’
| |
| |
zei Alice. ‘Haar kop eraf!’ schreeuwde de Koningin zo hard als ze kon. Niemand bewoog zich. ‘Wat maakt het uit wat jullie denken?’ zei Alice, [...] ‘jullie zijn alleen maar een stel kaarten!’
Alice heeft gedurende het hele proces haar mond gehouden. Dit is op z'n minst vreemd daar Alice altijd iedereen in de rede viel. Wat ook opvalt is dat Alice wederom gegroeid is, dit keer echter zonder iets genuttigd te hebben. Dit symboliseert dat Alice niet langer spreekt vanuit vaststaande vooroordelen, maar helemaal van binnenuit. Ze heeft de schijn van kennis niet meer nodig om haar woorden te ondersteunen. Ze heeft geleerd dat er ook een andere manier van praten is. Spreken vanuit innerlijke zekerheid is veel sterker. Vandaar ook dat ze groeit zonder iets te eten cq. te drinken: ze groeit van binnenuit!
We kunnen nu ook waarnemen dat ze zich van onderdanigheid en afhankelijkheid - van ‘O Muis’ - naar triomfantelijke zelfbevestiging - ‘Ik zal mijn mond niet houden!’ - ontwikkeld heeft. Dit is een duidelijk teken van haar innerlijke groei. Als de lezer zich herinnert dat Alice regelmatig verteld werd dat ze zich moest beheersen en dat Alice uit alle macht probeerde om dat ook te doen, dan laat deze laatste scène zien dat ze dat advies niet langer opvolgt en gewoon stoom afblaast. Ze kan eindelijk de gedachte uiten die ze het hele verhaal door gehad heeft: ‘Jullie zijn alleen maar een stel kaarten!’
Alice wordt niet meer geleid door logica, aangezien ze van binnenuit spreekt. Uiteindelijk bereikt ze een positieve anima en dat wordt geïllustreerd door het feit dat ze zich plotseling realiseert dat een oordeel vellen oneerlijk is. Een negatieve anima oordeelt als gevolg van haar vooronderstellingen, terwijl de positieve anima een oordeel heeft dat daar wars van is.
Alice is duidelijk gegroeid en gerijpt. Ze heeft haar schaduwfiguren ontmoet; de animus en anima en uiteindelijk heeft ze haar vooronderstellingen verworpen om haar ultieme doel te bereiken: het Zelf. De rechtszaalepisode laat ons zien dat ze volwassener is geworden en dat haar avonturen niet tevergeefs waren.
| |
3. Didactische analyse
3.1 Algemeen
Uit het bovenstaande zal wellicht duidelijk zijn geworden dat deze benadering van Alice in Wonderland niet zomaar voor alle klassen geschikt is. Maar zelfs zonder deze toepassing op Alice denk ik dat een onderbouwklas niet meer open staat voor ‘kinder’-literatuur en dat deze pas in een bovenbouwklas weer mogelijkheden biedt. Ook zal een wat oudere leerling meer begrip op kunnen brengen voor zo'n benadering en dat geldt eens te meer voor behandeling in een leeskring. De aard van de reflectie brengt bovendien mee dat het concept eerder vwo-leerlingen zal interesseren dan havo-leerlingen.
| |
3.2 Doel
Ik stel mij voor dat we met een of meer lessen, besteed aan deze psychoanaly- | |
| |
tische benadering, leerlingen bekend maken met een van de vele wijzen van tekstanalyse. Aan de hand van de tekst van Alice en de bespiegelingen daarover kan de leerlingen of de leden van de leeskring getoond worden hoe de discipline van psychoanalyse toegepast kan worden.
| |
3.3 Opdrachten
Aan de hand van opdrachten kan men zonder ingewikkelde uitleg vooraf al een heel eind komen met de theorie. Het is hier misschien nodig dat de docent of leeskringleider een tikje sturend optreedt om tot een sluitende conclusie te kunnen komen. Aan de uitvoering van een of meer opdrachten gaat de lectuur van het boek vooraf - voor leeskringen geen probleem, maar op school kan dat problematisch zijn. Bedenkt u vooral dat u voor het verwerven van de nodige exemplaren van de roman contact kunt opnemen met de plaatselijke bibliotheek, die, als u dit ruimschoots op tijd doet, op haar beurt terug kan vallen op de provinciale bibliotheekcentrale.
In de opdrachten heb ik tussen haakjes nu en dan het antwoord ingevuld dat ikzelf zou geven.
| |
1) Indruk van Alice?
Als eerste opdracht, die wellicht thuis uitgevoerd kan worden, stel ik mij voor dat de leerlingen formuleren wat hun indruk van Alice is. Als u vervolgens een aantal kolommen op het bord tekent kunt u in de eerste kolom woorden opschrijven die van toepassing zijn op de persoon van Alice (irritant meisje, betweterig, onbeleefd).
| |
2) Nadere bestudering fragment 1: ontmoeting met de Rups
Lees de scene waarin Alice de Rups ontmoet aandachtig door. Welke karaktereigenschappen hebben ze gemeen? (onbeleefdheid) Hoe reageert Alice op de Rups? (verontwaardigd) Wat vindt je hiervan? (hypocriet)
[Een goed moment om uit te leggen hoe schaduw en projectie functioneren. In de tweede kolom kunnen de karaktereigenschappen van de Rups worden opgeschreven.]
| |
3) Nadere bestudering fragment 2: ontmoeting met de Muis
Lees de scene waar Alice de Muis ontmoet in haar eigen tranenmeer. Wat vind je van de Muis, is hij erg emotioneel of juist erg rationeel? (emotioneel, zwelgt in zijn verdriet) Wat doet Alice wanneer ze zichzelf zielig vindt? Staat ze emotioneel gedrag toe? (Nee, ‘ik raad je aan daar nu direct mee op te houden’ zegt ze dan tegen zichzelf).
[Naar aanleiding van deze vragen kan de informatie volgen dat volgens Jung het emotionele vrouwelijk is en het rationele juist mannelijk - een opvatting die zeker kan worden aangevochten. Een mens bestaat uit een mannelijk en een vrouwelijk deel die beiden gebruikt moeten worden. Alice staat haar vrouwelijke kant niet toe en ontmoet deze vervolgens in de Muis. Wat Alice ontdekt, hoeft leerlingen niet vreemd voor te komen. Naast de karaktereigenschappen van Alice en de Rups komen in de derde kolom die van de Muis.]
| |
| |
| |
4) De rechtzaalscène
Lees de rechtzaalscène nog eens aandachtig door en let er dan met name op hoe Alice nu weer haar normale grootte bereikt (nu eet of drinkt ze niet en groeit toch) en of ze nog altijd iedereen in de rede valt. (Het wordt hier duidelijk dat ze dat niet meer doet, ze houdt zich in. Alice is blijkbaar veranderd en heeft in Wonderland een hoop geleerd).
U heeft nu een voorbeeld gehad van een schaduwfiguur, van een animafiguur, en een voorbeeld van Alice's uiteindelijke verandering. Nu kunt u vertellen dat dit een proces was dat het individuatieproces heet en dat dit bestaat uit een aantal fases welke u onder andere zo juist behandeld heeft.
De slangtheorie die ik hierboven zeer kort heb gebruikt kan als hulpmiddel dienen voor een simpele uitleg van wat individuatie inhoudt.
| |
5) Groepswerk
De drie fragmenten (opdrachten 2,3 en 4) kunnen ook tegelijkertijd onderzocht worden door drie verschillende groepen leerlingen, die dan hun conclusies in de drie kolommen op het bord zetten. Naar aanleiding van verschillen en overeenkomsten uit het nu ontstane schema kunt u dan de relaties schaduw/projectie en anima/animus uitleggen, en kan de klas de verandering van Alice waarnemen.
| |
6) Discussie
Mij dunkt dat leerlingen of de leden van uw leeskring met name ook zullen willen ingaan op Jungs opvattingen over de relatie vrouwelijk - emotioneel en mannelijk - rationeel. Jung bedoelde daarmee overigens niet dat vrouwen emotioneel zijn en mannen rationeel, maar dat het gaat om als zodanig te duiden aspecten die in elke mens aanwezig zijn in meerdere of mindere mate. Wat is er bijvoorbeeld aan de hand met iemand die we een macho noemen of een mietje; hoe spelen die elementen in onszelf?
[Oorspronkelijke versie uit het Engels vertaald door Sandra van de Ven]
|
|