Hoog Vermeer-gehalte
Sereen van toonzetting, stil in de beweging van de literatuurwetenschappelijke en literatuurdidactische stromingen die beschreven worden, strak in de compositie, en van een zekere schoonheid in het taalgebruik, zo zie ik dit boek. Het is, om het zo te zeggen, een werk met een hoog Vermeergehalte. Ook in dit binnenhuis komt het licht van één kant en wel op even indirecte wijze als bij onze vaderlandse schilder: De Vriend kiest zelden zo dwingend als in het hierboven weergegeven citaat. Lees je tussen de regels door, dan blijkt het licht van de leerlinggerichtheid zijn kijk op de relatie literatuurwetenschap - literatuuronderwijs te bepalen; een licht dat nergens brutaal of opdringerig is, maar dat wel dit werk van wetenschap tot een persoonlijk werk maakt.
Niet eerder heeft iemand in deze mate nagedacht over de legitimering van het literatuuronderwijs, al is natuurlijk in het verleden herhaaldelijk de vraag gesteld: Is het zo vanzelfsprekend, dat we als het om de kunsten gaat wél de literatuur voor allen verplicht stellen, maar geen der andere kunsten? Kwakernaak sprak in het bijzonder over het vreemdetalenonderwijs en verwees naar de taalverwerving als een legitimering van het literatuuronderwijs die ten opzichte van het nuttigheidsdenken in de samenleving nog niet zo zwak is, maar hij vreesde het ergste wanneer literatuuronderwijs verdedigd zou worden vanuit de culturele ontwikkeling van mensen. Toch hebben onze voorgangers dat gedaan. De Vriends studie maakt duidelijk dat de legitimering eenvoudig gevonden wordt - onverschillig of we met de New Critics, hun afgeleide Drop en zijn Indringend en Inlevend lezen te maken hebben, met de receptie-esthetici Jauss en Iser, of de didactici Ten Brinke en Griffioen - in de esthetische ervaring die gelegitimeerd wordt met een beroep op de persoonsontwikkeling.
Verrassend is het licht dat De Vriend laat schijnen op degenen die in onze traditie verantwoordelijk heten voor de ergocentrische benadering, de ‘close reading’, de puur tekstgerichte opvatting van literatuurwetenschap en -onderwijs: de New Critics van wie Richards met zijn Practical Criticism als de vaandeldrager geldt, maar Murray Krieger de meest uitgesproken vertegenwoordiger was.
Zowel de betekenis van de New Critics voor de ergocentrische methode van Drop als de rol die Iser respectievelijk Rosenblatt in de lezersgerichte wetenschap hebben gespeeld, min of meer ter voorbereiding op de leerlinggerichte didactiek van de individuele ontplooiing, worden met fijne nuances weergegeven. Het derde hoofdstuk bijvoorbeeld is een prikkelende striptease van Isers vermeende lezersgerichtheid: ze blijkt in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt tekstgerichtheid te zijn. En de striptease betreft niet Isers ideeën alleen, maar ook de interpretaties die daarvan, sinds De Vriend daar in 1978 al zijn mening over heeft geschreven, gegeven zijn.