Bij het omslag: Britse folksongs
Ze zijn niet bijzonder fraai, de tekeningen van Edward Ardizzone bij de Folk Songs of England, Ireland, Scotland and Wales. Maar sinds ik het boek jaren geleden bij een bijzondere gelegenheid ten geschenke kreeg, heeft het zo vaak op het pianoplankje gestaan, dat ik met de muziek ook die wat oppervlakkige krabbels boven en onder de noten en de tekst van My Boy Willie en Greensleeves ben gaan waarderen.
De eerste druk van het boek verscheen in 1961 en was het bloemleeskundig werk van de Amerikaan William Cole. Deze was de in 1919 geboren kleinzoon van een Ierse patriot, Jeremiah O'Donovan Rossa, en raakte verzot op de volksliedjes toen hij tijdens de Tweede Wereldoorlog een jaar lang als militair in Wales, Engeland en Ierland vertoefde. Tussen de oefeningen voor D-Day door vond hij de tijd om kennis op te doen, liefst uit de eerste muzikale hand. Ga eens in Connamara luisteren naar zo'n zanger die zichzelf in een kroeg begeleidt op de gitaar en je ervaart de spontane emotie, spanning en humor van deze teksten; liefde en trouweloosheid, leven en dood, ze worden met de volle maat gegeven in deze folksongs. Na de oorlog begon Cole zijn verzamelingen uit te geven en mijn boek vermeldt dat hij liefst dertig bloemlezingen met ‘poetry, humor and cartoons’ heeft uitgegeven.
Hier gaat het om meer dan honderd folksongs die tot de vaste liederenschat van de Britten behoren, enigszins vergelijkbaar met Het Nederlands Volkslied van Pollmann en Tiggers (laatste editie: Helmer en Tiggers), maar doorgaans wat sentimenteler en met grotere doses heldendom. Er wordt wat afgeleden en -gestreden in deze balladen. Sommige, zoals het bekende The Ash Grove hebben een wel heel melancholische toon. Dit lied vertolkt het heimwee van de zanger naar het essenwoud van zijn jeugd:
The ash grove, how graceful, how plainly 'tis speaking,
The harp through it playing has language for me;
Whenever the light through its branches is breaking,
A host of kind faces is gazing on me.
The friends of my childhood again are before me,
Each step wakes a mem'ry, as freely I roam;
With soft whispers laden, its leaves rustle o'er me;
The ash grove, the ash grove alone is my home.
Een en al vriendelijkheid en koestering dat woud van essen, ook als alles verloren lijkt, de lach uit het leven is verdwenen, de toekomst niets meer voorstelt en de dood mij van alle kanten beloert. Maar dan kijk ik omhoog naar de essen met hun beschuttend bladerendak en ik weet: ‘the ash grove alone is my home’.