| |
| |
| |
Marieke Gerritsen
‘Foei, wat is dat onzedelijk!’
‘Onzedelijke boeken’ tegen het licht gehouden
Imagos zijn hardnekkig en berusten niet altijd op feiten. Dat bleek maar weer toen ik mij met medestudenten van de Katholieke Universiteit Nijmegen in het kader van het vak ‘Overdracht en Receptie van Kunst’ boog over de receptie van een aantal Nederlandse boeken. Nogal geruchtmakende boeken uit een periode van ruim een eeuw, die in hun tijd omstreden waren door de seksuele geladenheid van de inhoud. Tenminste, dat dachten we. Enkele boeken bleken inderdaad voor opschudding gezorgd te hebben, maar met andere boeken viel dat best mee (of tegen, zo u wilt). Door de ontvangst van de boeken in hun tijd wat nader te bekijken, bleek namelijk, dat er nuances gelegd konden worden die het imago van ‘onzedelijk boek’ wat verzachtten. In de loop der jaren heeft zich rond enkele boeken blijkbaar min of meer een mythe gevormd. Hieronder worden die ‘onzedelijke’ boeken nader besproken.
| |
Een Liefde van Lodewijk van Deyssel
De roman Een Liefde is zo'n boek. Hij werd gepubliceerd in 1887, in een oplage van 550 stuks. Pas in 1899 verscheen een tweede druk. Deze versie was door Van Deyssel zelf sterk gekuist. De eerste versie had Nederland op zijn literaire grondvesten doen daveren. De roman beschrijft het verhaal van de liefde die de fijngevoelige Mathilde van klein kind af aan al voelt voor Jozef. Ze trouwen en krijgen een kind, maar de liefde verdwijnt als Jozefs belangstelling voor Mathilde afneemt na een ernstige ziekte na haar bevalling. Van Deyssel probeerde dit relaas zo naturalistisch mogelijk te schrijven. Hierdoor kwamen de beschrijvingen van Mathildes seksuele gedachten vrijmoedig op papier.
De meeste critici uit die tijd konden het werk niet waarderen en noemden het ‘uiterst onzedelijk’ en ‘bordeellectuur’. Men vond het boek vuil van taal en walgelijk van inhoud. ‘Het boek is hinderlijk, ergerlijk, stuitend shocking’. Deze reacties logen er niet om. Het feit dat de oplage van 550 stuks in zeer korte tijd was uitverkocht is zeker niet verwonderlijk. Dit boek moest men hebben! Dachten uitgevers in die tijd minder commercieel dan tegenwoordig? Nú zou een dergelijke kritiek alleen maar reden zijn om als de bliksem een tien- of honderdvoudige herdruk te produceren.
De critici hadden zich unaniem negatief uitgesproken, maar enkele literaire vrienden van Van Deyssel schaarden zich achter hem. De redactie van De Nieuwe Gids nam het voor hem op. Willem Kloos keek naar de kwaliteiten van het boek die niet onder de onzedelijkheidscriteria vielen:
‘Mooi is het boek om de mooiheid van zijn geluid, mooi om de zacht-zich-bewegende, breed-zich-strekkende, hoog-op-juichende rimpeling en rolling en rijzing. Zijner klankenreeksen onzedelijk omdat het telkens en telkens weer niet overeenkomt met de aangenomen zede, van wat er geschreven en gedrukt mag worden. Nu is het zeker dat de kritiek met die onzedelijkheid niets heeft
| |
| |
uit te staan. De criticus, als de kunstenaar, vraagt slechts of iets mooi, niet of iets fatsoenlijk en net in de vormen is.’
Hij besluit zijn betoog:
‘Dit boek is een mooi boek, een lief boek, een machtig boek. [...] ook een onwelvoeglijk boek. Daar staan dingen waar men in gezelschap niet over spreekt. Maar kan dit eene bezwaar bij ernstige ruimvoelende mensen op den duur tot een veroordelend vonnis wezen? Dat zou inderdaad een verdriet voor onze letterkunde en een schande voor de Nederlandse natie zijn.’
Een andere Tachtiger, Frederik van Eeden, was minder gelukkig met het boek. Hij noemde het boek weliswaar niet onzedelijk, maar onwaar. Hij vond de inhoud schokkend en ontoelaatbaar. In een nooit verstuurde brief aan Van Deyssel schreef Van Eeden: ‘De dingen die Mathilde denkt, houd ik voor onwaar. Ik geloof dat ik meer weet van vrouwen van Mathildes stand dan jij. En naar mijn weten blijft bij zulke vrouwen het physiek geslachtsleven geheel...’ Hier blijft de briefschrijver steken. De brief is nooit afgemaakt.
| |
Een gekuiste versie
De tweede versie was sterk gekuist. Van Deyssel verantwoordde zijn kuising als herstel van fouten van letterkundige aard. Rico Bulthuis schreef daarover in een artikel uit 1974: ‘De lijst van aan te brengen wijzigingen in “Een liefde” is onthullend en doet komisch aan. Het lijkt wel of de gehele familie aan het schrappen is geslagen en de pastoor Lodewijks begaafde hand vasthield. [...] “Vlees” wordt “lichaam”, “mannenvleesch” vervalt [...] “geil had voelen worden” wordt “Erg naar haar doen verlangen”.’
Veel van de correcties bestaan uit het verwijderen of veranderen van erotisch getinte uitdrukkingen die in die tijd kennelijk niet door de beugel konden. De veranderingen maken het boek inderdaad netter. En hoewel ze niet van invloed zijn op de verhaalconstructie merkt de lezer toch dat de openhartigheid van deze pikante uitdrukkingen ingeperkt wordt. En dat is jammer; het boek gaat immers over de seksuele beleving van een jonge vrouw in haar liefdesrelatie. Ook zijn er hele stukken tekst verwijderd. De lichamelijkheid, de lusten en de koortsdromen van Mathilde werden eigenhandig door Van Deyssel weggesneden. De zonde gezuiverd. Terwijl het boek daar juist over gaat. Van Deyssel verantwoordde zijn kuising met ‘correcties van letterkundige aard’. Toch bleven er in de volgende drukken meer dan tweehonderd zetfouten ongewijzigd. Deze absurde tegenstelling zegt genoeg.
In de tijd van eerste publikatie was Een liefde inderdaad onzedelijk te noemen. Ook de Tachtigers hadden wat problemen met de openhartige beschrijvingen, maar het boek was een psychologisch, naturalistisch meesterwerk en diende als zodanig gelezen te worden.
De literatuurgeschiedenis heeft bewezen dat de Tachtigers een belangrijke schakel waren op weg naar de hedendaagse literatuur. Dus als van Deyssel geen gehoor had gegeven aan de vele ‘dominee-kritiek’ en zijn boek niet zo had toegetakeld, dan was zijn roman vandaag de dag misschien wel een stuk belangrijker voor onze literatuur geweest dan een klein vergeten schandaaltje.
| |
| |
| |
Jacob Israël de Haan: Pijpelijntjes
In 1904 verscheen de eerste druk van de roman Pijpelijntjes van Jacob Israël de Haan. Er ontstond heftige beroering rond de homoseksualiteit in het boek. Het boek was opgedragen aan de schrijver Aletrino die daar niet mee vereerd was. Hij voelde zich aangevallen door het boek en dat kwam vooral omdat de namen van de hoofdpersonen Sam en Joop overeenkwamen met die van hem (Sam) en die van De Haan (Joop). De suggestie dat Aletrino een homoseksueel zou zijn, stootte hem tegen de borst. Zijn oordeel over de roman was zeer duidelijk: ‘Het verhaal van een homoseksueel met allerlei zwijnerij en smeerlapperij’. Aletrino en De Haan, die geschrokken was van de heftige reacties, beijverden zich om Pijpelijntjes uit de handel te nemen. De eerste druk verdween dan ook spoedig van de markt en behoort tot op de dag van vandaag tot de zeer gezochte Nederlandse boeken van deze eeuw.
Ondanks de snelle verdwijning van de eerste druk had Pijpelijntjes in korte tijd toch voor veel commotie gezorgd. De reacties waren, zoals gezegd, niet gunstig en de nasleep was erger dan de jonge schrijver in zijn enthousiasme ooit had verwacht. Na het verschijnen van de ‘schendliteratuur’ zoals een predikant-criticus het noemde, ontving De Haan een brief van de hoofdredakteur van Het Volk, P.L. Tak. De Haan werkte als medewerker aan de jeugdrubriek voor deze krant. P.L. Tak was van mening dat iemand die een dergelijk boek schreef niet geschikt was als schrijver voor de kinderpagina.
‘Mijnheer De Haan
Gisteren heb ik het door u uitgegeven boek ‘Pijpenlijntjes’ gelezen. Het zal u duidelijk zijn, dat na het verschijnen van dit boek, dat voor mij en zeker vele anderen een zeer ongewenschte verrassing was, uw medewerking aan het Zondagsblad van Het Volk moet eindigen. Wij verwachten dus geen copy meer van u.
Met beleefden groet
P.L. Tak
De wijze waarop Tak zijn beslissing nam, namelijk zonder medebeslissing van het partijbestuur en de manier waarop deze beslissing hem werd medegedeeld, zorgde voor enorme verontwaardiging bij De Haan. Hij reageerde met een felle Open brief aan P.L. Tak die in 1905 verscheen. Deze brief bevatte de hele geschiedenis van de ‘Pijpelijntjes-affaire’ zoals die inmiddels bekend stond. Alle brieven van en voor De Haan stonden in deze brief, met speciale aandacht voor de brief van P.L. Tak. De Haan liet het er niet bij zitten.
Naast de breuk met Aletrino en de partij kwam ook nog de zware slag van het ontslag van De Haan als onderwijzer. De negatieve publiciteit keerde zich steeds meer tegen hem. Toen in 1904 de tweede druk van Pijpelijntjes verscheen, bleek dat De Haan nog steeds achter zijn boek stond. De nieuwe druk had een ondertitel meegekregen: ‘Het leven van Cor Koning en Felix Deelman’. De provocerende namen waren dus verdwenen en ook de opdracht aan Aletrino was verwijderd. De stijl van de roman was geheel gewijzigd. Er wa- | |
| |
ren vooral veel gedachtenpunten aangebracht. Toch bleef de inhoud van het verhaal gelijk.
De tweede druk kreeg wel de kans om in de kritieken besproken te worden. Dominee Haspels schreef in Onze Eeuw: ‘Hij weet met zijn droge, rake woordekunst ons zijn menschen en hun omgeving verbazend scherp uit te beelden [...] maar wàt hij dan beschrijft!!’. Het liefst had Haspels ‘iemand dit schendboekje met een tang de kamer zien uitdragen om het in de gracht te gooien’, en huivert bij de gedachte ‘dat de reine verbeelding van een jong leven reddeloos bezoedeld wordt door die walgelijke viezigheden!’
Andere recensenten noemden de stijl bespottelijk en de inhoud een belediging van ieder gelukkig getrouwd mens. Uit de Open brief aan P.L. Tak bleek dat niet iedereen bereid was het boek überhaupt te recenseren. L.M. Hermans schreef De Haan terug nadat deze hem een recensie-exemplaar had toegestuurd: ‘Ik acht “Pijpelijntjes” niet wel bespreekbaar in “Voorwaarts” niet zozeer om de toneelen die erin worden beschreven dan wel omdat het m.i. een opwekking bevat tot het plegen van sodemieterij’.
In 1982 hebben Rob Delvigne en Leo Ross de ‘Open brief’ uitgebracht, nadat zij een jaar eerder Pijpelijntjes, voorzien van een inleiding, opnieuw hadden uitgegeven. Deze twee werden door de recensenten gezien als de pleitbezorgers van De Haan. Delvige en Ross hebben heel goed de schijnheiligheid van die tijd aangestipt. Lodewijk van Deyssel wordt als het ware ontmaskerd als ‘vriend’ van De Haan. Ook Van Deyssel heeft De Haan laten zitten toen het erop aankwam. Terwijl Van Deyssel het naar aanleiding van zijn eigen schandaalboek zo mooi had weten te zeggen: ‘Tot een kunstenaar, van zijn werk sprekende, te zeggen: foei, wat is dat onzedelijk! of: u mag niet onzedelijk zijn!, dat is net hetzelfde als dat je tegen iemand op een zwemschoolgaanderij zou zeggen: foei, hoe onbetamelijk, welke mijnheer loopt er nu met bloote borst en beenen.’
Tegenwoordig heeft men meer oog voor het talent van De Haan, wat grotendeels komt door de inspanningen van Delvigne en Ross. Toch zag men in het begin van deze eeuw zijn talent zeker niet over het hoofd. Met zijn Pijpelijntjes zette De Haan alleen te veel kwaad bloed om een schrijver van hoog aanzien te worden. Ondanks de grote agressiviteit en vastberadenheid waarmee De Haan zich op deze Pijpelijntjes-affaire heeft geworpen, heeft de strijd hem tot een verbitterd man gemaakt.
‘Ik heb door het geschrift “Pijpelijntjes” een gemakkelijke betrekking verloren van fl. 1200,-, daarna een andere van fl. 1000,-. Daarna heb ik maanden lang niets verdiend [...] Geen moment heb ik rust meer, mijn leven is mij een last [...] Ziet u, mijn verhalen zijn gruwelijk of onzedelijk. Ik kan niet anders. Al moest ik op de plaats doodblijven.’
| |
Serpentina's Petticoat van Jan Wolkers
Twee jaar na het verschijnen van de verhalenbundel Serpentina's Petticoat waarmee Jan Wolkers in 1961 debuteert, verschijnt in het katholieke dagblad Het Binnenhof een artikel waarin de schrijver een duidelijk beeld schetst van
| |
| |
de populariteit van de boeken van Jan Wolkers: Serpentina's Petticoat, Gesponnen Suiker en vooral Kort Amerikaans zijn niet aan te slepen in de boekhandels. Wolkers had in zeer korte tijd een groot lezerspubliek bereikt en ook de kritiek was over het algemeen positief.
Toch was Wolkers zeker niet alleen een goedverkopende schrijver. Zijn seksuele uitspraken zorgden voor de nodige commotie onder publiek en critici. In het zojuist genoemde artikel bericht de schrijver over een lezing van Wolkers in de sociëteit van de Bergense Kunstkring. Men vond het voorgedragen verhaal ‘Kunstfruit’ - na te lezen in de bundel Gesponnen Suiker - pornografisch en ronduit vies. De zaal zou leeggelopen zijn. Opmerkelijk is dat Pierre H. Dubois ook in die zaal zat, maar berichtte van een ‘aantal’ mensen dat de zaal verliet. Beide schrijvers signaleerden dus de geschoktheid van het publiek, in welke mate dat ook was. Zij konden zich daar gedeeltelijk in vinden omdat de verhalen van Wolkers inderdaad ‘vies’ te noemen zijn.
Toch was er bewondering voor Wolkers: ‘Maar de objectiviteit gebiedt toch vast te stellen dat bij een begripvolle lectuur zelfs een verhaal als dit nog wel andere elementen blijkt te bezitten dan de zogenaamd stuitende. Elementen juist weer van een concrete menselijkheid, die het vulgaire ongetwijfeld niet uitsluit, maar toch te boven gaat.’
Aan de ene kant speelde de verontwaardiging over de schunnigheden een rol, aan de andere kant bewonderde men de gevoeligheid waarmee de verhalen geschreven waren. Nederland moest duidelijk wennen aan deze nieuwe schrijver: ‘Veel van zijn verhalen zijn van een ontroerende tederheid, maar ook botsen ze met de opvattingen van een groot deel van de Nederlandse bevolking over wat behoorlijk en zuiver is. En wat je na een gesprek met de steeds druk pratende Wolkers alleen maar weet is dat hij een enorm vraagteken voor je is. Een fascinerend vraagteken dat aantrekt en afstoot.’
Het was niet mogelijk het verschijnsel Wolkers met een simplistische kwalificatie af te doen. Het publiek was nog niet voorbereid. Dat daar in korte tijd verandering in kwam blijkt wel uit de opmerking van Wolkers zelf: ‘Tegenwoordig is het zo, dat als je een uitgever een boek aanbiedt waarin niet op de eerste bladzijde alle mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen in grove termen genoemd worden, je beslist niet op publicatie hoeft te rekenen. Maar die goeie oude tijd, toen ik met Kort Amerikaans bij mijn uitgever kwam was dat anders. Hij zette bij iedere kut en pik een streepje en dat moest geschrapt worden. Vervangen door vagina en penis. Vies hè! Ik weigerde dat ook...’
| |
De bestseller Ik, Jan Cremer
De eerste druk van Ik, Jan Cremer bedroeg vijfduizend exemplaren. Vrijwel meteen daarna verscheen de tweede druk die tienduizend exemplaren bedroeg. Ook dat was niet voldoende voor de enorme vraag naar dit boek. In het zelfde jaar werd het boek nog veertien keer herdrukt. Ik, Jan Cremer, een boek dat vanaf de verschijning zijn weerga niet kent. ‘Jeugdigen grissen de stapels weg. In Amsterdam zie je zestienjarige meisjes op de tram hevig erotische ontboezingen van deze vrijbuiter in zich opnemen. HBS-jongens kennen het
| |
| |
boek beter dan de letterkundige werken die worden besproken in de klas. “Moorddadig” zoals de fans noemen, maar dan met een ander accent.’
De jeugd dweepte met de nieuwe ontdekking. Ouders en opvoeders, hoogleraren en critici maakten zich echter ernstig zorgen. Zij vroegen zich af of zo'n pornografisch, ironisch en moraalloos werk wel toelaatbaar was. Men verhief zich massaal om ‘schande, schande’ te roepen over zoveel krachtpatserij, openhartigheid en erotisch geweld. Men was verontrust: ‘Is hij (Jan Cremer) een met fascistische en sadistische neigingen behept psychopaat? In ieder geval een hoogst gevaarlijke jongen. Een klaarblijkelijk patologisch geval, dat in zich de infectiehaard draagt, die onze opgroeiende jeugd kan besmetten’ ‘Wij zouden aan de paar ouders in Nederland, die nog gezag hebben over hun kinderen, willen vragen: probeer te weten te komen welke boeken uw tieners lezen en houdt het oog op hun moraal.’
Er werd zelfs op twee november 1964 een conferentiedag georganiseerd onder de naam ‘Beraad over de vragen rondom de moderne literatuur’. Het boek van Jan Cremer speelde een belangrijke rol.
‘Ik, Jan Cremer’ werd door enkelen gezien als een eendagsvlieg, maar die bewering is inmiddels door cijfermateriaal achterhaald. De kritiek richtte zich niet alleen op het boek en zijn verderfelijke invloed maar ook op de uitgever die botweg het uitgeven werd verweten, en op de elitaire elite die alles wat ‘pervers’ van de pers kwam zou promoten en het zelfs geweldadig aan anderen op zou leggen. Deze negatieve publiciteit had juist een gunstige invloed op de verkoopcijfers. Rob Schouten concludeert in 1990 dat Nederland in 1964 een preuts land was, dat er van hield dingen te verbieden en verontwaardigd te reageren. ‘De maatschappij heeft nu wel wat anders aan haar hoofd dan het gevaar van zinneprikkelende literatuur met een zogenaamd funeste uitwerking. En Jan Cremer is, zonder bepaald een groot schrijver te zijn geworden, allang ingeburgerd in de Nederlandse cultuur. Verwonderd blikt men terug op de schandalen die zijn boek ooit veroorzaakte’.
| |
Turks Fruit, Jan Wolkers
Turks Fruit (1969) is misschien wel het bekendste boek van Jan Wolkers. En die bekendheid valt grotendeels te danken aan de ophef en het succes rond de verfilming van het boek. Waarschijnlijk heeft het boek zijn imago van ‘veel sex’ te danken aan die film. Want vraag je tegenwoordig wat mensen van dit boek weten dan blijkt dat Turks Fruit nog steeds gezien wordt als een boek dat omstreden was door zijn passages gevuld met seksualiteit. Ze zien dan waarschijnlijk dat beeld van Rutger Hauer voor zich die zich dolenthousiast laat vallen op het mooie, ronde lijf van Monique van der Ven.
Uit de receptie van het boek komt een ander beeld naar voren. Men was zich wel degelijk bewust van de seksuele geladenheid maar men viel er niét over. Veel critici hebben het boek geprezen als ‘zeldzaam mooi’, ‘meest ontroerend’ en ‘meest meeslepende boek van het jaar’. Ze legden nadruk op het thema dat verrassend vernieuwend was: de ondergang van een huwelijk. De ‘opvallend sterk erotische inslag’ werd veelal verklaard en ondergebracht in het thema van
| |
| |
het boek als menselijke emotie. De erotiek in dienst van het boek. In Het laatste nieuws stond: ‘De ik-figuur is als het ware seksueel bezeten door de jonge vrouw Olga en deze bezetenheid lijkt niet te verminderen wanneer zij zijn echtgenote is geworden. Integendeel, het overmatige seksueel verlangen van de man ligt aan de basis van de ondergang van het huwelijk’.
Een andere criticus, K.L. Poll sluit daar op aan, hij vindt dat: ‘bovendien de dier- en vrijfragmenten nodig zijn om iets duidelijk te maken van het puriteinse isolement waarin Olga en de ik-figuur leven ten opzichte van de rest van de mensheid.’
Werd acht jaar eerder Serpentina's Petticoat nog argwanend bekeken vanwege de schunnige passages, nu werd de erotiek in het boek juist bejubeld vanwege het laagje humor waaarmee deze erotiek aan bod kwam. ‘Kijk, er komt een overweldigende verzameling seksuele business in het boek voor, in onverbloemd Nederlands. Dat werkt aanvankelijk nogal op de lachspieren omdat, als er geen ruimte meer gelaten wordt aan de fantasie van de lezer, zijn eigen voorkeuren en voorstellingen, het toekijken altijd iets geinigs krijgt en er is niets zo schadelijk voor de erotiek als humor.’ Aldus de mening van Nel Noordij in Elsevier.
Veel lezers bleken dusdanig onder de indruk van Wolkers' hartstochtelijke relaas dat de schrijver benaderd werd door het publiek met brieven vol levensadviezen, aanbiedingen voor gesprekken, medeleven en ‘lotgenoten’. Wolkers had veel beroering teweeggebracht.
De kracht zat in de realiteit van het verhaal. Niet voor niets kreeg Wolkers zoveel persoonlijke reacties. Men voelde zich aangesproken en leefde mee. De elementen seks en erotiek droegen daar aan bij. ‘Het gaat dit keer om de gewone dingen waarmee iedereen te maken heeft: van het gehannes met voorbehoedsmiddelen en de angst voor impotentie tot en met het zes of zeven keer per dag met elkaar naar bed gaan.’
| |
En vandaag de dag?
Tegenwoordig lijkt het erop dat lezend Nederland het wel gehad heeft met seksualiteit in boeken. Men kijkt er niet meer van op, maar lijkt zich eerder verveeld af te vragen waarom seksuele handelingen een plaats in het boek kregen. Ook in het theater reageert men soms geërgerd op de zoveelste naaktscène. Veel theatercritici verzuchten dat ze genoeg hebben van de neigingen van regisseurs het menselijk lichaam in vol ornaat te laten zien. Het lijkt een maniertje te worden. Boeken van Ronald Giphart en Lydia Rood zijn recente voorbeelden van Nederlandse boeken waar de seksualiteit een grote rol speelt. De boeken worden door recensenten kritisch bekeken. Lydia Rood zou bijvoorbeeld leuk schrijven, maar zonder literaire pretenties. En dan plaatst een recensente ook nog de kanttekening dat de beloofde erotische lading soms ver te zoeken is. Ronald Giphart weet met zijn boek Ik ook van jou enkele critici te behagen, maar anderen zijn niet onder de indruk van zijn seksuele ontboezingen. De woorden van Tom van Deel over het boek, zijn hard op weg legendarisch te worden. Hij verzuchtte: ‘Neuken, en nog eens neuken...’
De lezer van tegenwoordig lijkt niet snel geshockeerd te raken van sex in lite- | |
| |
ratuur. Van Deyssel en De Haan hebben een klein begin gemaakt met het effenen van die lange weg. In de jaren zestig hebben Jan Wolkers en Jan Cremer een groot aandeel geleverd waarbij de reacties niet altijd even hevig waren. Inmiddels hebben we Lydia Rood, die verweten wordt de erotische spanning niet op haar lezer over te kunnen brengen. Zo'n punt van kritiek was veertig jaar terug ondenkbaar.
|
|