Tsjip. Jaargang 5
(1995)– [tijdschrift] Tsjip/Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| ||||||||||||||||||||||
André van Dijk
| ||||||||||||||||||||||
PotskerweHet perspectief in ‘Een kwessie van keuse’ ligt bij Gertina, de bekoorlijke vrouwelijke hoofdpersoon. De openingszin laat (helaas!) niets aan duidelijkheid te wensen over: ‘Heel eerste ruik sy dit aan sy klere toe hy tuis kom en haar groet: effens soet, effens blommerig. En sonder om te raai, weet sy dis 'n ander vrouw se geur. Sy skrik ontsettend; voel haar knieë bewe. Nee, dink sy, nie dìt nie!’ De glazen bloempot van haar huwelijk spat op de marmeren vloer van haar leven in stukken uiteen. Haar man heeft een verhouding! Er volgt een emotionele martelgang: wat te doen? Het is een kwestie van kiezen. 4H en de leraar lezen dit levensdilemma met aandacht mee. Een breuk accepteren? Hem voor de keuze stellen? Na veel wikken en wegen luidt de slotzin uiteindelijk: ‘Potskerwe hoef niet skerwe te bly niet.’ De breuk wordt gelijmd. De klas haalt opgelucht adem. De Huisgenoot heeft zijn verstrooiende functie weer waargemaakt. Een licht moraliserende uiteenzetting over pulp fiction en zondagsbladen rondt de lectuur van de Huisgenoot af. Na de les was het mij als leraar Nederlands enigszins onbehaaglijk te moede. Natuurlijk had ik enerzijds uit het gangbare begrippenapparaat een aantal zaken kunnen illustreren: het verschil tussen lectuur en literatuur, de literaire stijl, het perspectief. En ook heeft het lezen van het Zuidafrikaans aanleiding gegeven kort te spreken over taal en taalverschijnselen: de verhouding tussen klank en spelling, de vorm en betekenis van woorden, taalvariatie en taalpolitiek (en ben ik op die manier verkennenderwijs bezig met het Examenprogramma havo Tweede Fase). Ook hebben we strategieën gebruikt om enkele minder-toegankelijke passages bewust te kraken. Maar anderzijds heb ik het gevoel te weinig aanleiding gevonden te hebben om met het softe gegeven van huwelijksontrouw de rauwe werkelijkheid van de post-apartheid samenleving te bespreken. De sleutelwoorden voor goed letterkunde-onderricht zijn: interculturaliteit, het zich bewust worden van eigen waarden en normen, actieve participatie, bezinning op smaakontwikkeling. Was dit verhaal ‘Een kwessie van keuse’, dus Zuidafrikaanse lectuur nog wel, daar het aangewezen tekstmateriaal voor? | ||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| ||||||||||||||||||||||
Het onbehagen over deze lesinhoud heb ik kunnen relativeren met de positieve reacties van 4H. Men had met interesse gelezen. Een enkele onnozelaar had dan aanvankelijk gevraagd: meneer, is dit Fries? Maar het meisje van wier nicht uit Kaapstad het blad afkomstig was, stelde de klas op de hoogte en de gezamenlijke betrokkenheid en bereidheid tot gesprek was groot. Maar niettemin stel ik hier een cruciale vraag: is werken met Zuidafrikaanse teksten in de Nederlandse les betekenisvol? In de toelichting Algemene Doelstellingen Literatuur van het examenprogramma Nederlands havo/vwo staat: wat de leeslijst betreft: de werken zijn afkomstig uit het Nederlandse taalgebied (dus inclusief de Vlaamse, Surinaamse en de Antilliaanse literatuur). De Zuidafrikaanse taal is niet in de parenthese opgenomen. Is dat billijk? Of moet men ervoor pleiten teksten in deze merkwaardige dochtertaal van het Nederlands ook in het examenprogramma toe te staan? Heeft de vakontwikkelgroep Nederlands de juiste argumenten gehanteerd om Zuidafrikaans niet te vermelden? In november 1995 op de conferentie ‘Het Schoolvak Nederlands’ heb ik geprobeerd over deze aangelegenheid enkele zinnige zaken te zeggen. Onder meer over Literatuurdoelstellingen, didactiek, pedagogiek en Zuidafrikaans binnen het schoolvak Nederlands | ||||||||||||||||||||||
LiteratuurdoelstellingenMet welk doel zou men kunnen werken met Zuidafrikaanse teksten in de Nederlandse les? Men onderscheidt:
Het gebruiken van strategieën (noodzakelijk bij Zuidafrikaanse teksten die even minder-toegankelijk zijn als middelnederlandse of 17e-eeuwse teksten) bevordert de reflectie op het literaire leesproces en de eigen leeservaringGa naar eind2.. | ||||||||||||||||||||||
DidactiekWat de didactiek betreft, is het zinnig te verwijzen naar de vigerende onderwijspraktijk. ‘Als je je lesdoel bepaalt hebt, moet je je beraden over de volgende vier sleutelvragen:
Toelichting bij a: Een gerichte introductie vindt bijvoorbeeld plaats door cognitieve contextualisering: het plaatsen van de tekst in een voor de leerling relevante omgeving. Er is over apartheid zeer veel materiaal voorhanden. Een gerichte introductie kan ook plaats vinden door thematisering. Toelichting bij d: het formuleren van een eindoordeel over de tekst; of het leren opschorten van een oordeel. | ||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| ||||||||||||||||||||||
PedagogiekWerken met Zuidafrikaanse teksten houdt in dat men educational encounters arrangeert waarbij de contextuele introductie de te presenteren tekst situeert in een corpus literaire werken met een hoopvol perspectiefGa naar eind4.. Kom vanavond met verhalen/ hoe apartheid is verdwenen / en herhaal ze duizend malen. Zuid-Afrika kent drie literaturen (Engelstalige, Bantoe- en Zoeloetalige en Afrikaner literatuur) en tot 1990 toe één thema: apartheid. De focus is nu opnieuw ingesteld. Op intercultureel niveau betekent werken met Zuidafrikaanse teksten dat leerlingen zich rekenschap moeten geven van een postmoderne antropologie. Salman Rushdie spreekt in zijn werk over migranten die constructief omgaan met hun dubbele identiteit: in het geval van Zuid-Afrika: Europese migranten in een Afrikaanse context. Nadine GordimerGa naar eind5. spreekt over: to make myself. Ze vergelijkt zich met Jacques, de blanke jongen uit Le premier homme van Albert Camus, die ontdekte dat hij als blanke Fransman in Algiers ‘zichzelf moest scheppen’. We hebben hier een inzicht dat ook helder verwoord is door Anil RamdasGa naar eind6.: ‘de culturele levensloop die een gespreide ervaring is’. Vanuit het bijzondere onderwijs moet aan deze antropologie aandacht worden gegeven omdat zij een model biedt voor religieuze identiteit (‘in de wereld, maar niet van de wereld’). Een oriëntatie op de doorwerking van levensbeschouwelijke uitgangspunten in het onderwijsGa naar eind7.. Op de volgende bladzijde zijn de ontwikkelingen in Zuid-Afrika, de Afrikaner literatuur en het vak Nederlands schematisch weergegeven. | ||||||||||||||||||||||
Toelichting bij het schema:1. Zuid-Afrika (de regering van de Nasionale party) bevestigt in de periode van 1948 tot 1966 de cultuur van de Afrikaner. Vanuit het perspectief van de Boeren wordt het Engelse cultuur-imperialisme gerelativeerd. Klassieke Afrikaner auteurs krijgen standaard-uitgaven, het taalmonument wordt opgericht, de emancipatie is voltooid. Nederland geeft in schoolbloemlezingen binnen het vak Nederlands ruimschoots plaats aan Zuidafrikaanse literatuur. In de prestigieuze reeks Bibliotheek der Nederlandse Letteren verschijnt onder redactie van Dr. M.A. Bax-Botha: Afrikaans verhalend proza (Amsterdam/Brussel 1953). Er zijn vele kerkelijke, universitaire en persoonlijke contacten. Nederland schenkt weinig aandacht aan de protesten tegen apartheid (‘Je moet er geweest zijn’). De bezwaren bij de Verenigde Naties ingediend door India en Engeland leidden uiteindelijk tot een oproep tot een culturele boycot (Huddleston London 1954) 2. Zuid-Afrika geraakt in een ernstig isolement in de periode van 1967 tot 1989. De regering voert censuurmaatregelen in om subversieve teksten te kunnen verbieden. De VN is tot een officiële mondiale boycot overgegaan en publiceert een zwarte lijst van kunstenaars die Zuid-Afrika (inclusief Sun City) bezoeken. Nederland realiseert een onderwijsvernieuwing: de mammoetwet schoont de | ||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| ||||||||||||||||||||||
Zuidafrikaans binnen het schoolvak NederlandsGa naar eind8.
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| ||||||||||||||||||||||
schoolboeken van Afrikaanse teksten. Er is incidentele aandacht voor vertalingen van Breytenbach en Brink; er is protest rondom W.F. Hermans’ bezoek aan Zuid-Afrika. 3. Zuid-Afrika voert vanaf februari 1990 een opzienbarende koersverandering door. Nelson Mandela brengt een verzoenende houding op: een koninklijke attitude die bezegeld wordt door de Nobelprijs voor de vrede. De censuur wordt opgeheven. Auteurs schrijven vrijelijk over het brede scala van menselijke onderwerpen (bijvoorbeeld: vrouwelijke erotiek in Griet skryf 'n sprokie). Een machtig onderwijsprogramma wordt opgezet (‘Growth by Redistribution’) met het oog op de 21ste eeuw. Nederland probeert op intercultureel gebied intern een evenwicht te ontwikkelen (zie het schoolboek: Uitgelezen 14 (een bundel met aandacht ook voor Zuidafrikaanse teksten) en de bundel: Een kijk op de wereld. Intercultureel leesonderwijs (NBLC Den Haag 1995) Herman de Coninck schrijft retrospectief: ‘We hadden de voorstanders van apartheid met onze geschriften moeten bombarderen. Cultuur is een wapen. Het ontbrak ons aan moed.’Ga naar eind9. | ||||||||||||||||||||||
Een kwessie van keuseOp woensdag 15 november 1995 hield dr F.W. de Klerk, vice-president van Zuid-Afrika, een rede aan de Vrije Universiteit. Over apartheid: ‘Dit het lank geduur en daaroor het ons diepe berou.’Ga naar eind10. Aan het slot zei hij; ‘Ek glo dat die mense van Suid-Afrika vernuwend denk en geregtigheid en liefde die meetsnoere maak waaraan ons onsself voortdurend toets. En ek vra van u in Nederland om, net so nougeset as in die verlede, die strewe na hierdie hoë ideale te ondersteun.’ Wie Mandela's nieuwe onderwijsprogramma overziet en De Klerks oproep aan ons adres tot zich door laat dringen en zich rekenschap geeft van de geschiedenis van het vak Nederlands en de intrinsieke kwaliteit van de Zuidafrikaanse literatuur erkent, hem bevangt a sense of urgency. Werken met Zuidafrikaanse teksten in de Nederlandse les brengt niet alleen taalpolitiek in beeld, en taalgeschiedenis en meertaligheid, opmerkelijke faction en fictie, de werking van censuur, de gigantische culturele verandering in een literair systeem door een verandering in sociale ruimte, maar ook een bezinning op smaak en de kwaliteit van onze belangstelling. Ik heb met 4H een triviaal verhaal zitten lezen. Maar in de nasleep ervan besefte ik dat in allegorische zin het verhaal ook op lerarenniveau wel betekenis kan hebben. We zitten met de potscherven van de apartheid. Het vak Nederlands is in de jaren vijftig tot in de jaren zestig niet buiten dat domein gebleven. Nu in de post-apartheid situatie is er wellicht weer een mogelijkheid. Op blz. 7/9 van de studie Een kijk op de wereld Intercultureel leesonderwijs wordt terecht gesteld dat het zaak is onze leerlingen van de veranderbaarheid van culturen te doordringen ‘opdat zij zich inzetten voor een samenleving waarin wat te veranderen valt.’ De ontwikkelingen in de Zuidafrikaanse literatuur weerspiegelen de hoop dat in onze wereld slechte zaken zich ten goede kunnen keren. Wat mij betreft staat het nieuwe examenprogramma Nederlands | ||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| ||||||||||||||||||||||
havo/vwo expliciet toe dat Zuidafrikaanse teksten op de leeslijsten mogen voorkomen. ‘Potskerwe hoef niet skerwe te bly nie.’ |
|