Terwijl in principe dit project bestemd was voor leerlingen van de eigen school (dat zijn er zo'n 1700) bleek algauw dat de opkomst 's avonds, in de ‘eigen’ tijd, niet zo heel groot was. Via vooraankondigingen in de plaatselijke pers werd ook aan mensen van buiten school de mogelijkheid geboden om deze avonden bij te wonen. De avonden trokken meestal tussen de vijftig en honderd bezoekers, waardoor de sfeer nog ‘intiem’ genoemd kon worden; de aanwezigen waren steeds vol lof over de combinatie van informatie en amusement. De leerlingen van onze eigen school, die in het begin van het project kwamen, bleven ook komen, maar er werd slechts een kleine groep bereikt: zo tussen de twee en vijf procent van de hele leerlingenpopulatie.
Sinds vorig jaar is uit bovenbeschreven initiatief een ander project voortgekomen, dat de naam ‘Kijk op Kunst’ heeft gekregen. Weer gaat het om een project ‘op vrijwillige basis’, in de ‘eigen’ tijd van de leerlingen. De aandacht is nu gericht op beeldend kunstenaars, en dat betekent dat de leerlingen nu aan het reizen gaan: déze kunstenaars moet je in hun eigen woon- en/of werkomgeving ontmoeten, in hun atelier of in een galerie waar ze exposeren.
De bedoeling is, de leerlingen (nog) beter te leren kijken en luisteren, om gaandeweg de kunstwerken in al hun verschijningsvormen en uitwerkingen beter te gaan begrijpen en meer te gaan waarderen.
Vooraf krijgen de leerlingen enige informatie over de kunstenaar die ze zullen bezoeken en ter plekke, dus in het atelier of in de galerie, wordt het werk bekeken. Daarna volgt een gesprek met de kunstenaar. Van alle leerlingen wordt verwacht dat ze na een bezoek hun ervaringen op papier zetten: deze verslagen worden in de groep verspreid en gaan ook voor commentaar naar de kunstenaar. Ook deze wordt gevraagd om zijn indrukken op papier te zetten.
In het afgelopen jaar werden bezoeken gebracht aan veertien kunstenaars. Op grond van het enthousiasme van de leerlingen wordt iets dieper ingegaan op de bezoeken aan twee van hen, nl. Huub Kortekaas en Cornelis le Mair.
Kortekaas exposeerde op de TU in Eindhoven, wat een bezoek ‘technisch’ eenvoudig maakte: de school ligt op tien minuten fietsen van deze expositieruimte. De expositie riep zoveel vragen op dat de kunstenaar zelf voorstelde om met de hele groep in zijn atelier in Winssen (Gelderland) verder te kijken en te praten. Dat betekende een busreis, maar die bleek alleszins de moeite waard: het onbevangen kunnen rondkijken in de beeldentuin van Kortekaas, en de gedrevenheid waarmee de kunstenaar op elke vraag inging, maakten bij de leerlingen heel veel enthousiasme los.
Een totaal ander soort kunstenaar -en mens- bleek Cornelis le Mair; een ‘hedendaagse zeventiende-eeuwer’, een man die zich laat inspireren door de oude meesters van de zeventiende tot en met de negentiende eeuw, in onderwerpkeuze, compositie-opzet, schildertechniek en kleurenpalet. Tekenend is de reactie van Lemair op het bezoek van de leerlingen: ‘Mijn doorgaans rustige huis was opeens vol meisjes (Er gingen ook jongens mee op kunstenaarsbezoek, maar de verhouding jongens - meisjes was zo ongeveer 1 op 10 JD). Kinderen eigenlijk nog, maar vanwege hun jeugdigheid zo betoverend mooi dat ze mijn op hol slaande fantasieën inspireerden tot het voortbrenegen van adembenemende taferelen vol nimfen, dryaden of andere mythologische