| |
| |
| |
Kees Combat
‘We willen ze een referentiekader geven’
Algemene Literatuur op het Lindenholt College
Sinds jaar en dag stellen docenten literatuur vast dat er in het literatuuronderwijs van de verschillende moderne talen en de moedertaal sprake is van overlapping. Heel lang geleden, ruim vóór de Mammoet zich in beweging zette, brachten de leraren van het Predinius Gymnasium in Groningen bij hun stadgenoot J.B. Wolters een overzicht uit van de literatuurgeschiedenis, voornamelijk een papieren tijger. Meer dan tien jaar geleden voegden de talendocenten van het toen roemruchte Rivendell College de daad bij het woord: hun cursus Internationaal literatuuronderwijs hield een aantal jaren stand. Daarna begeleidden, in het begin van deze jaren '90, de didactici Lily Coenen (Spaans) en Tanja Janssen (Nederlands) projecten op het terrein van vakoverstijgend literatuuronderwijs. En nu voor het vierde jaar investeren docenten van het Lindenholt College in Nijmegen in een cursus Algemene Literatuur. Met de twee initiatiefnemers Frank Mulders (Nederlands) en Pieter Kuipers (Duits) hadden we een gesprek over hun troetelkind.
Frank Mulders: ‘Het lag nogal voor de hand: Pieter en ik constateerden dat we als het ging om middeleeuwen of Romantiek, met een zelfde type kenmerken aan kwamen dragen. En ook dat je steeds minder tijd hebt voor literatuur, zeker bij de vreemde talen. En juist op het terrein van de geschiedenis van de literatuur kun je dan wel wat doen, althans in 4 athenaeum, niet in 4 havo, daar is geen ruimte voor de literatuurgeschiedenis, ook al houdt Pieter dat voor Duits enigszins vol. Voor 4 athenaeum dus, een mooie tussenklas om zo'n cursus in uit te proberen.
We waren het gauw eens over de zes perioden die we in de cursus willen belichten, je vindt ze in elke literatuuratlas: middeleeuwen, renaissance, Verlichting, romantiek, eeuwwisseling en na 1945. Onze collegae - we werken hieraan met zijn zessen - vroegen we wie welke periode wilde uitwerken. Het ging er dan om de periode te “didactiseren”. zoals dat heet. De docenten hebben onderwerpen gekozen uit de verschillende nationale literatuurgeschiedenissen die voor de periode het tekenendst zijn, teksten uitgezocht, opdrachten en vragen daarbij gemaakt.’
Pieter Kuipers: ‘Je hebt dan te maken met verschillende culturen of gewoonten per vak. Bij Nederlands en Duits beginnen wij bij het begin, de middeleeuwen, maar bij Frans en Engels doen de docenten dat niet. Wel hadden ze er oren naar om de vierdeklassers een referentiekader te laten geven. Dat kader omvat de Europese stromingen en een stukje Europese literatuurgeschiedenis. In eerste instantie was het de bedoeling om de literatuurgeschiedenis te illustreren, exemplarisch, met een beperkt aantal teksten uit verschillende talen. Dat gebeurde in samenspraak met de docenten: Welke tekst vind jij uit die en die periode essentieel? We probeerden daarbij uiteraard al te vanzelfsprekende zaken te vermijden. Zo heeft de lerares die de middeleeuwen vorm gaf duide- | |
| |
lijk gemaakt dat de middeleeuwen geen duistere periode vormen maar dat er integendeel heel wat boeiends over te vertellen valt, dat er uitvindingen van belang zijn gedaan etcetera.’
| |
Te veel gejakker
't Is nu het vierde jaar dat het vak algemene literatuur gegeven wordt, en intussen zijn er wel wijzigingen aangebracht. Pieter Kuipers: ‘We kwamen tot de conclusie dat we verschrikkelijk moesten jakkeren. Bij de evaluatie bleek ook dat Frank en ik een heel verschillende manier van werken hebben. Frank laat ze zelf veel doen, ik doceer meer. We hadden ons een beetje laten leiden door de ideeën die Martin Thijssen in zijn dissertatie (1985) heeft ontwikkeld. Ik liep er bovendien tegenaan dat het moeilijk is om, als je de Duitse literatuur kent, ook verantwoord over de Franse literatuur te praten. Dat kostte me zoveel voorbereidingstijd dat ik tijd tekort kwam. Bij Engels ging het dan nog, bij Nederlands viel het ook wel mee, maar Frans, nee, daar was ik op glad ijs en dat werkt niet prettig.
En dan, derde factor, de motivatie van de leerlingen liep terug. Ze vonden het te droog, te veel stampwerk. Zijn we weer bij elkaar gaan zitten en hebben vastgesteld dat er meer creativiteit in het programma moest.’
Frank Mulders: ‘We vonden dat we de vwo-leerling meer profiel kunnen geven, hem of haar zelfstandig laten werken, als het kan via een eigen, persoonlijke benadering, waarvoor wij dan leestips gaven. We hebben toen afgesproken dat de leerlingen twee keer per jaar “iets” moeten presenteren, dat de kenmerken heeft van de betrokken periode, in een werkvorm waaraan ze plezier beleven: een werkstuk zo goed als een toneelpresentatie, een popsong naar aanleiding van Shakespeare of een beeldstrip.’
Andere mogelijkheden zijn: het schrijven van een gedicht, van verhalend of betogend proza, de declamatie van een bestaande tekst, een collage, eenakter, poppenspel, werkstuk beeldende kunst, kleding, dans, foto/diaserie, videoclip of spreekbeurt.
| |
Een nieuw probleem
Frank Mulders: ‘Maar als je een probleem denkt op te lossen, komt er al gauw een ander voor in de plaats. De begeleiding van die creatieve aanpak was een nieuw probleem. We zijn zelf wel in staat om aardige schrijfopdrachten en zo te bedenken, maar leerlingen helpen bij bijvoorbeeld verwerking in dramavorm is vakwerk. We denken dat nu opgelost te hebben als volgt: vanaf dit jaar krijgen 3 en 4 athenaeum 1 uur drama per week, toegespitst op de leerstof in de cursus algemene literatuur. In het derde jaar worden ze wat losgemaakt, en in het vierde jaar spitst de docent de dramalessen toe op onze cursus. En wat ze dan tot stand brengen wordt uitgevoerd, onder meer in uitwisseling met een Duitse school. Dat wordt tweetalig gepresenteerd.’
De presentaties zijn in het Nederlands en Engels, zelden in het Duits en nooit in het Frans. De leerlingen mogen zelf de taal kiezen waarin ze dat mondeling of schriftelijk doen. Ze kunnen rustig een gedicht in het Engels voordragen. Frank Mulders is ieder jaar betrokken bij het voordrachtfestival, en dan con- | |
| |
stateert hij een opmerkelijk verschil tussen hemzelf, de neerlandicus, die meteen naar de tekst kijkt, en de dramadocente. Die vraagt eerst aan de leerlingen wat ze willen en neemt dan de tekst erbij.
Frank: ‘En het grappige is, je zou denken, dat wordt dan een zootje, maar zo is het niet. Zij willen duidelijk wat doen met de kenmerken van de periode waarover hun presentatie gaat en keren zo vanzelf terug naar de tekst of verweven die in eigen teksten en bewegingen. Wij hebben veel gepraat met de dramadocente. Zij heeft, op basis van onze scenario's, een klapper gemaakt met de teksten en de dramatische verwerkingsmogelijkheden. Een athenaeumleerling is verlegener dan een havist en om die los te maken heeft ze goede technieken.’
| |
Algemene literatuur en reguliere les
Het team heeft nog een verandering ingevoerd. De docent die algemene literatuur doceert kiest alleen voorbeeldteksten uit de Nederlandse literatuur en, als hij, zoals Pieter Kuipers, Duits geeft, uit de Duitse literatuur, terwijl dan de andere voorbeeldteksten die in de syllabus staan in de reguliere literatuurlessen van de betrokken vakken worden behandeld. Onderling is daarbij afgesproken wie in welke maand een bepaalde tekst zal behandelen. Daar zijn dus zes docenten bij betrokken en momenteel zijn het een docent Frans en een docent Duits die de algemene literatuurles verzorgen. Frank Mulders: ‘De afstemming heeft in het verleden problemen opgeleverd en kan nog altijd iets beter: wat er in de reguliere literatuurles wordt verteld moet uiteraard bekend zijn bij de docent algemene literatuur, anders krijg je kortsluiting en begrijpen de leerlingen er niks meer van. Dan loopt het ook niet lekker.’
Om een en ander te stroomlijnen vormt algemene literatuur een vast punt op de agenda van de talengroep die eens in de zes weken bijeenkomt. Daarnaast wordt er veel in de wandelgangen doorgesproken. Pieter Kuipers: ‘Eigenlijk hebben we behoefte aan het scheppen van meer samenhang tussen de verschillende onderdelen van de cursus; daar zou je meer tijd aan moeten besteden dan je zo op wat avonden kunt. We halen dat overal vandaan natuurlijk, uit boeken en aan de hand van onze eigen opleiding, maar ik vind het nog wat te mager; dat stukje expertise mis ik bij ons. Nog meer toegespitst, bij wijze van spreken op drie vier A-viertjes een bepaalde stroming helder uiteengezet.’ Frank Mulders: ‘Ik vind het vooral belangrijk dat we teksten vinden die de leerlingen aanspreken en voor hen superduidelijk laten zien wat we met die verschillende stromingen bedoelen. Het is aardiger om, wanneer je over de middeleeuwen praat, met De naam van de roos te kunnen beginnen dan meteen met die oude teksten, maar welk gedeelte uit die dikke roman is dan het beste? Je zoekt je een ongeluk om juist dat te vinden. Vandaaruit zou ik verder willen gaan. Die kennis van zaken mis je gewoon.’
Pieter Kuipers: ‘Bij dat alles heb je steeds in je achterhoofd, dat de leerstof die we in de vierde aanbieden, in de volgende klassen werkelijk gekend blijkt, zodat je als docent in de vijfde en zesde meer de diepte in kunt gaan. Dat referentiekader moet in feite staan. Nu is dat dikwijls niet het geval: leerlingen die er
| |
| |
geen gat in zien om een stoommachine in de middeleeuwen te plaatsen, bijvoorbeeld.’
| |
Twee voorbeelden van de stof
Wat er in de vier lessen van een periode behandeld kan worden, laat zich aflezen uit een der kleine readers die aan de leerlingen worden gegeven. Kuipers stelde zelf het onderdeel ‘Romantiek’ samen: ‘Ja, dat begint dan met een tekst uit de rubriek “Nou wij” uit OPZIJ waarin de schrijfster, een zekere Arjetta, nagaat wat zij onder romantiek verstaat. Dat is een goede binnenkomer, want je vraagt dan de leerling natuurlijk naar diéns idee van “romantisch” en “romantiek”. de definitie uit het woordenboek, uit de literatuurgeschiedenis, etcetera. Leerlingen geven dan persoonlijke voorbeelden van wat ze romantisch vinden. En daarna confronteren we ze met gedichten van Wordsworth (“I Wandered Lonely As A Cloud”) en Lamartine (“Le Lac”) - die worden nu dus door de vakdocent besproken in de reguliere les -, we analyseren de samenvattende tekst van Klink over Romantiek in Galerij, studieus, maar ook met een uitdaging aan de leerlingen om stelling te nemen (Bv. “Het gevoel is belangrijker dan het verstand”, waar of niet waar?). We lezen het mooie “O mes lettres d'amour” van Victor Hugo, uiteraard ook in vertaling, om de aangeleerde kenmerken te traceren, en problematiseren een en ander door een sterk relativerend stukje van professor Birrell over het begrip romantiek te bekijken. Zo werken we verder verschillende thema's van de romantiek uit onder meer met een fragment uit Eichendorffs Aus dem Leben eines Taugenichts en de lange, maar fascinerende ballade van Coleridge, The Rime Of The Ancient Mariner. Zonder de wisselwerking tussen algemene literatuur en de normale literatuurles zou dit niet te doen zijn, maar we hebben er nu goede hoop op’.
Minstens zo lastig is om over de periode na 1945 juist die auteurs en teksten te kiezen die je representatief kunt noemen voor de wereldliteratuur. In de eerste les uit deze reeks gaat de docent in op de situatie onmiddellijk na de oorlog van ‘een verwoeste en ontregelde maatschappij’. De behandelde teksten zijn dan een voorbeeld uit de zgn. ‘Trümmelliteratur’. ‘Kumpel mit dem langen Haar’ van Heinrich Böll, en een fragment uit l'Etranger van Camus. Kuipers: ‘Daarna hebben we het over de jaren vijftig en zestig, met de kneuterigheid, de kolenkachels, de petticoats en het bebop haar. Elvis Presley en de Koude Oorlog. De jeugd probeert haar plaats te vinden in een wereld die door de volwassenen wordt bepaald. De hoofdfiguren uit Catcher in the Rye (1951) en Die Blechtrommel (1959) staan model voor zulke opstandige jongeren. En dan gaat er, en dat bespreken we in de derde les, echt iets veranderen. The Times - They Are A-Changing zong Bob Dylan, de jaren zestig en zeventig brachten de omslag én, voor jongeren helaas, het eind daarvan. Met een tekst van Fay Weldon markeren we de feministische beweging. En in les 4 volgt dan de laatste wending, het ik-tijdperk van de jaren tachtig. De gedichten “Sometimes it Happens” van Brian Patten en “Shopping” van Wendy Cope roepen die periode op. En veel meer kun je in zo'n paar lessen niet doen natuurlijk.’
| |
| |
| |
De toetsing
En hoe wordt dit alles getoetst? Pieter Kuipers: ‘Iedere periode omvat vier lessen, gecombineerd met de reguliere lessen in de vaktalen, en een lesuur toets. Die bestaat uit vragen bij de theorie, bij literaire teksten of de analyse daarvan en vragen over de teksten die in de reguliere lessen behandeld zijn (dat is vantevoren afgesproken). Voor iedere rapportperiode worden dan twee toetsen meegeteld, de cijfers gelden als twee schriftelijke overhoringen voor de vier talen en voor het paas- en eindrapport telt de creatieve opdracht ook als een schoolonderzoek-cijfer mee bij de vakken.’
Frank Mulders: ‘We zijn natuurlijk uiterst benieuwd hoe dit jaar de resultaten zullen zijn en in hoeverre we nu de slinger goed te pakken hebben. Maar zelf hebben we er in elk geval veel plezier in.’
refereren
|
|