| |
| |
| |
Yvonne Mekaoui-Jansen
Als klein kind tussen twee culturen
Franstalige literatuur van de tweede generatie in Frankrijk wonende Algerijnen
In Tsjip 3/4 van december 1993 hebben we kennis gemaakt met de Franstalige literatuur van de tweede generatie Algerijnen, de ‘beurs’. Jongeren van Algerijnse afkomst en geboren in Frankrijk zijn in de pen geklommen om de harde realiteit en hun ervaringen met het leven tussen twee culturen op papier te zetten. In hun romans schreeuwen ze om aandacht en begrip, en uiten bovenal hun wens een respectabele plaats te verwerven in de Franse samenleving. Als rode draad door deze autobiografische literatuur loopt het zoeken naar een identiteit. Voor de meeste auteurs resulteert deze zoektocht in een persoonlijke verrijking door de acceptatie van hun dubbele afkomst. Ze ontdekken dat Frankrijk uiteindelijk toch hun land is, en vinden een nieuwe bi-culturele identiteit.
Omdat deze boeken zowel wat betreft de actuele thematiek als wat betreft de moeilijkheidsgraad van het Frans zeer geschikt zijn voor het Nederlandse interculturele literatuuronderwijs in het Frans, (of in het Nederlands als het boek is vertaald), wil ik een tweede artikel aan dit onderwerp wijden. In het vorige artikel ‘Wij horen hier even goed thuis als zij!’ werden een tweetal boeken besproken die over de pubertijd gingen. Hier zagen we hoe Madjid (uit Le Thé au harem d'Archi Ahmed) in de marginaliteit belandde omdat hij geen oplossing vond voor zijn identiteitscrisis. Brahim daarintegen (uit Le sourire de Brahim) bleek vol levenslust te zitten en actief te zoeken naar een uitweg: hij vond dan ook een nieuwe identiteit.
Wellicht is het interessant om wat verder terug te gaan in de tijd en te bekijken waar de confrontatie met twee culturen precies begint, en hoe de identiteitscrisis precies ontstaat.
| |
Twee boeken over de kindertijd
Le gone du Chaâba van Azouz Begag is een autobiografische roman. Het is in de ik-persoon geschreven en gaat over de kindertijd van Azouz, een jochie (‘gone’ in het argot van Lyon) geboren in de Chaâba, een sloppenwijk net buiten Lyon. Hij woont daar met zijn ouders, zijn grote broer Moustaf en zijn drie zussen. De Chaâba is een gesloten en beschermd wereldje waar iedereen elkaar kent. De Arabische families leven er nog volgens hun eigen tradities en praten een gearabiseerd Frans.
Op school is Azouz is een goede leerling. Hij is er van overtuigd dat hij best eerste van de klas kan worden, en het lukt hem snel om tweede te worden. Maar helaas heeft elke medaille zijn keerzijde: de kleine Azouz wordt afgewezen door zijn Arabische vrienden die hem voor verrader uitmaken. Ook de Franse kinderen willen niets van hem weten: hij blijft tenslotte een Algerijn. Op een dag beweert hij zelfs Joods te zijn in de hoop dat zijn Franse klasgenootjes hem zullen accepteren. Toch weerhoudt dit alles Azouz er niet van
| |
| |
om steeds weer te proberen zich zo goed mogelijk aan te passen aan de Franse cultuur. Hij begint zich te schamen voor de Arabische jurk van zijn moeder en voor het analfabetisme van zijn vader.
Ondanks deze problemen op school vermaakt hij zich heel goed in zijn woonomgeving en voelt zich daar echt thuis. Azouz en zijn vriendjes gaan vaak thee drinken bij Louise, een Française, en met z'n allen gaan ze op jacht naar bruikbare dingen bij het grof vuil. Op een gegeven moment, als de veiligheid en de reputatie van de buurt op het spel staan, organiseert Louise in samenwerking met de hele wijk een ‘hoerenjacht’.
Een belangrijke gebeurtenis is de verhuizing van oom Saïd en tante Zidouma die uit de Chaâba vertrekken om in een luxe moderne flat te gaan wonen. Kort daarop verhuist de familie van Azouz ook, en zo wordt zijn droom gerealiseerd. De overgang naar het leven in een moderne flat brengt een breuk teweeg in deze patriarchale familie en werpt een schaduw over het succes van Azouz op school. Op zijn nieuwe school, waar hij wordt geconfronteerd met racisme onder de leraren, lukt het hem niet meer om tweede van de klas te worden. Gelukkig sluit hij vriendschap met zijn leraar Frans, een Fransman uit Algerije (pied-noir), en beetje bij beetje bouwt hij zijn verloren identiteit weer op. Azouz ziet nu in dat hij echt niet hoeft te kiezen tussen de Franse cultuur of die van zijn ouders. Nu hij er gewoon voor uitkomt Algerijn te zijn lukt het hem ook weer om goede resultaten te behalen op school.
De moeder van Azouz begint zich te emanciperen en zijn vader zou erg graag terug willen naar zijn geboorteland. Azouz wordt een briljante leerling en droomt ervan ééns President van de Algerijnse Republiek te worden.
Dit boeiende en erg onderhoudende verhaal over een Algerijns jongetje, hoewel vaak confronterend en bitter, is tegelijk ook vrolijk, vol levenslust en humor. Het geeft een erg goed voorbeeld van een geslaagde integratie. In 1987 heeft de auteur de Prix Sorcières' gewonnen voor dit boek.
Het volgende boek dat over de kindertijd gaat, is Georgette! van Farida Belghoul, eveneens een autobiografische roman. De ik-persoon is een naamloos meisje van zeven jaar dat in Frankrijk woont met haar ouders. Het verhaal speelt zich af op school en thuis, waar men nog steeds volgens de Algerijnse tradities leeft. De lezer wordt eerst naar het ene, dan weer naar het andere wereldje meegevoerd. Het kleine meisje observeert alles, fantaseert en heeft overal een eigen mening over. Ze maakt zo het leven van haar ouders en dat van de juffrouw soms ondraaglijk.
We zijn hier getuige van een algemene geestelijke verwarring die veroorzaakt wordt door identiteitsverlies. Het meisje zoekt hopeloos naar een nieuwe identiteit. Zo verklaart ze op een dag aan haar enige vriendin Mireille dat ze Indiaanse is, om zo tenminste nog iemand te zijn.
Het meisje is niet geïnteresseerd in de lessen, ze haalt streken uit en heeft slechte cijfers. Op een gegeven moment begint ze na schooltijd rond te dwalen door de straten en spijbelt ze. Door de slechte communicatie met haar ouders drijft ze hen tot wanhoop, en voelt ze dat ze niet meer bij hen hoort. Als ze op een dag thuiskomt uit school en laat zien dat ze haar naam op kan schrijven en vervolgens ‘Georgette’ opschrijft, een echte Franse naam, is het
| |
| |
helemaal mis en is de verwarring totaal. Haar vader voelt zich compleet vernederd: ‘J'croyais pas ça d' ma fille. J'croyais elle est intelligente comme son père. J'croyais elle est fière. Et r'garde moi ça: elle s'appelle Georgette. J'croyais pas ça de ma fille’ (p. 147)
Door gebrek aan identiteit wordt het meisje meegesleurd in een vlucht naar zelfvernietiging. Ze wil niet meer leven en verkiest de dood. Op een dag loopt ze expres door het rode stoplicht: ‘La roue de la voiture est sur mon ventre.’
De dood geeft haar uiteindelijk haar vrijheid.
De kwaliteit van deze roman is vooral te danken aan het feit dat het verhaal zich buiten het realiteitsprincipe bevindt op het beslissende moment wanneer de marginaliteit zich aankondigt. We hebben hier niet te maken met een afstandelijke visie op de kindertijd maar met de echte schrijf- en denkstijl van een kind. De vertelster neemt haar lezers mee in een universum waar fictie, fantasie en werkelijkheid elkaar afwisselen.
Beide auteurs laten ons in deze boeken zien wat een ontzettend belangrijke rol de kindertijd speelt in het leven van een individu: de persoonlijkheid en de identiteit van een kind worden namelijk dan al gevormd. Hier begint dan ook, voor het merendeel van de immigrantenkinderen, het psychologische drama dat een stempel zal drukken op hun hele leven: het gevoel inwendig verdeeld te zijn tussen twee culturen. De thema's woonomgeving, school en ouders spelen in deze levensfase een grote rol.
| |
Het leven in een ‘betonnen blokken wijk’
Azouz is geboren en opgegroeid in de Chaâba, destijds een echte sloppenwijk net buiten Lyon, waar bijna alleen Arabische immigranten woonden. Het meisje in Georgette! woont in de Parijse banlieue, die gekenmerkt wordt door grote grauwe betonnen flatgebouwen met veel te kleine appartementen, en waar weinig groen en speelruimte is. Deze haast onmenselijke omgeving in de buitenwijken van de grote steden confronteert de kinderen al snel met hun tweede afkomst, en geeft hen het gevoel niet echt ‘welkom’ te zijn in Frankrijk. De sombere naargeestige sfeer van deze wijken heeft veel invloed op de psychologische ontwikkeling van jonge kinderen. Daarnaast brengen ze ook nog eens de meeste vrije tijd door op straat, enerzijds omdat de appartementen te klein zijn en anderzijds omdat het een Arabische gewoonte is kinderen altijd buiten te laten spelen.
Om zich te beschermen tegen bijvoorbeeld racisme vormen de kinderen al op jonge leeftijd jeugdbendes, zodat ze zich zo enigzins veilig voelen in de vijandige omgeving waar hun (Algerijnse) identiteit constant wordt bedreigd.
| |
De school: eerste confrontatie met de Westerse cultuur
Het leven in de wijken met hun Maghrebijnse sub-cultuur wordt als het ware bedreigd door de Franse cultuur. Als kinderen de leerplichtige leeftijd hebben bereikt en ze op school de Franse cultuur krijgen opgelegd, begint een constante confrontatie met twee geheel verschillende werelden: enerzijds die van de Algerijnse cultuur thuis (tot dan toe hun vertrouwde en beschermde wereldje), en anderzijds de Franse cultuur op school. Ze leren Frans lezen en
| |
| |
schrijven en leren alles anders dan hun ouders het hen hebben voorgedaan. Het meisje dat zich uiteindelijk ‘Georgette’ noemt, weet niet meer hoe ze de kleine meid van haar geliefde vader kan blijven als haar vader haar geleerd heeft links te beginnen in een boek, en de juffrouw rechts zegt! Het meisje weet niet meer wie ze vertrouwen kan en wie gelijk heeft. Heen en weer geslingerd tussen twee totaal verschillende werelden verliest ze het enige houvast dat ze tot dan toe had: haar ouders en de Algerijnse cultuur. Dit boek toont een dramatische geschiedenis, en laat zien hoe deze confrontatie mis kan lopen.
De school heeft een enorme acculturerende invloed op de kinderen. Dit geldt ook voor Azouz. Hij doet zijn uiterste best om eerste van de klas te worden, om zo net als zijn Franse klasgenootjes te zijn. Hij hoopt dat hij op die manier gewaardeerd zal worden door de Franse klasgenootjes en de leraren.: ‘A partir d'aujourd'hui terminé l'Arabe de la classe. Il faut que je traite d'égal à égal avec les Français.’ (p.62)
Als hij op een dag het beste cijfer behaald van de klas wordt hij door zijn Arabische vriendjes gepest en als verrader gezien: hij verloochent volgens hen zijn eigen afkomst. Echter, zijn Franse klasgenootjes moeten ook niks van hem hebben. Azouz begrijpt niets van deze reacties en weet niet meer waar hij bij hoort. Gelukkig is hij zich ervan bewust dat hij, ondanks het feit dat hij Algerijn is, net zo goed hoge cijfers kan halen als de andere, Franse, kinderen.
| |
Moeilijkheden op school
De meeste kinderen uit deze boeken behalen slechte schoolresultaten. Ze hebben te maken met racisme van de leraren, wat hen enorm demotiveert. Thuis in de veel te kleine appartementen waar ze geen eigen kamer hebben kunnen ze nooit rustig huiswerk maken. Ook worden ze niet of nauwelijks gestimuleerd en geholpen door hun ouders die zelf vaak analfabeet zijn en niets begrijpen van het hele schoolsysteem.
Zo heeft Azouz, een jongen die wel gemotiveerd is om te leren en die bewezen heeft tweede van de klas te kunnen zijn, op zijn nieuwe school te maken met racisme van de leraren. Hij wordt daar zeventiende van de klas, en weet dat Madame Valard, zijn nieuwe juf, zo wil voorkomen dat een Arabier goede cijfers behaald.
De slechte schoolresultaten zijn voor de ouders van deze kinderen vaak een enorme teleurstelling. Zij hebben zelf nooit naar school kunnen gaan en hebben hierdoor altijd slecht betaald monotoon werk moeten doen om te overleven. Ze hopen dat hun kinderen door het volgen van een goede opleiding later niet hetzelfde hoeven mee te maken. Zo verbiedt de vader van Azouz hem om in het weekend op de markt te gaan werken om wat zakgeld te verdienen: ‘Je préfère que vous travailliez à l'école. Moi, je vais à l'usine pour vous, je me crèverai s'il le faut, mais je ne veux pas que vous soyez ce que je suis, un pauvre travailleur.’ (p.22)
De vader van ‘Georgette’ zegt haar, terwijl hij zonder het te kunnen lezen het slechte rapport van zijn dochter ondertekent: ‘J'te souhaite pas tu passes c'que
| |
| |
j'ai passé, moi. J'en ai constaté des choses imaginables. Imaginables et incroyables...’ (p.33)
Deze kinderen, geboren in Frankrijk, komen op hun leerplichtige leeftijd voor het eerst in aanraking met integratieproblemen: ze worden niet geaccepteerd zoals ze zijn. Het drama van de bi-culturaliteit en -identiteit ontstaat op het moment dat het kind wordt geconfronteerd met twee culturen. Het enige contact dat ze tot dan toe hadden was dat met hun ouders. In de loop van de kindertijd, als de kinderen eenmaal naar school gaan, zal het beeld dat ze van hun ouders hebben ook erg veranderen.
| |
De rol van de ouders
Alle zekerheden die deze kinderen op zeer jonge leeftijd hadden bij hun ouders zullen langzamerhand gaan afbrokkelen, naarmate ze zich meer thuisvoelen in het Franse systeem. De autoriteit van de geliefde en gevreesde vader in deze patriarchale families zal steeds meer verminderen. Waarom zouden ze hun analfabete vader met weinig sociaal aanzien nog gehoorzamen? Ze beginnen zich zelfs voor hem te schamen. De vader van ‘Georgette’ voelt zich bedreigd door de Franse juffrouw van zijn dochter en probeert zijn gezag te handhaven; ‘Mais j'te l'ai déjà dit: écoute-la mais faut jamais la croire.’ (p.129)
Uiteindelijk, als zijn dochter hem vol trots wil laten zien dat ze haar naam kan schrijven (de naam is heel belangrijk voor Arabieren, want die staat voor je afkomst waar je trots op moet zijn) schrijft ze ‘Georgette’ op. Dit is een harde klap voor haar vader. Ze heeft een Franse naam aangenomen en bewijst niet meer te weten waar ze vandaan komt. Langzamerhand gaat de vader zich vernederd voelen, omdat hij het respect zijn kinderen verliest.
Op een gegeven moment hebben we zowel te maken met een grote generatiekloof als met een cultuurkloof tussen kinderen en hun ouders. Deze dagelijkse confrontatie met twee geheel verschillende verwachtings- en leefpatronen heeft verstrekkende gevolgen voor de familieband. De kinderen proberen zich aan te passen aan de Franse leefgewoontes en zetten zich af tegen die van hun ouders. Soms schamen ze zich zelfs voor hen, ondanks de enorme liefde die ze altijd voor hen zullen koesteren. Een heel duidelijk voorbeeld hiervan vinden we in Le gone du Chaâba. Azouz schaamt zich tegenover zijn Franse klasgenootjes voor zijn moeder die hem wil verrassen door hem uit school te halen: ‘Le binouar tombant jusqu'aux chevilles, les cheveux cachés dans un foulard vert, le tatouage du front encore plus apparent qu'à l'accoutumée.[...] Je lui parle avec mes yeux, mes mains, mon corps entier pour la supplier de s'en aller, de se mettre ailleurs.[...] Puis, au fur et à mésure que j'accentue mon mouvement de colère, son sourire disparaît de ses lèvres, son bras s'abaisse, son corps se fige.’ (p.190,191)
Azouz kan niet anders handelen, ondanks de pijn en het verdriet die het hem doet zijn moeder zo te vernederen.
Het is duidelijk dat deze kinderen van immigranten geen evenwichtige en gelukkige kindertijd doormaken. Ze maken een slechte start. Constant geconfronteerd met twee culturen, en daarin slecht begeleid, is hun psychische ontwikkeling verstoord en voelen ze zich innerlijk verscheurd. Dat leidt in vele
| |
| |
gevallen al in de kindertijd, en zeker in de pubertijd, tot een identiteitscrisis. De twee genoemde boeken laten dat heel goed zien.
| |
De schrijfstijl
Binnen deze literatuur vallen beide behandelde boeken op door hun originele schrijfstijl. We zien hier dat zowel Farida Belghoul als Azouz Begag, in tegenstelling tot de andere schrijvers (cf. mijn artikel in Tsjip 3/4), wél gewerkt hebben aan hun taalgebruik en stijl en op zoek waren naar een zekere esthetiek. Ze wilden op deze manier de thematiek zo goed mogelijk tot hun recht doen komen. Hierin zijn ze beiden zeer goed geslaagd.
Het taalgebruik van Farida Belghoul in Georgette! is erg expressief. Het verhaal van het kleine meisje is een monoloog. Dit toont de eenzaamheid aan waarin ze leeft, en waarin ze met niemand anders dan zichzelf kan praten. Hierdoor wordt ook verklaard waarom ze in deze wereld niet kan leven.
Farida Belghoul vindt een nieuwe stijl uit die de geestelijke verwarring waar de jonge hoofdpersoon zich in bevindt helemaal uitdrukt. De roman bevindt zich buiten het realiteitsprincipe, in de wereld zoals hij door de ogen van het meisje gezien wordt. De korte, afgehakte zinnen en het snelle ritme drukken zelfs geweld uit: ‘La maîtresse est tout près. Elle me sourit, je tends mon bras. Elle lève la règle en l'air, je la retire. Je suis moins courageuse que Mireille. Surtout, ça me dégoute qu'une maîtresse qui se méfie de moi me frappe. Elle reste souriante et calme, elle essaye une seconde fois...Paf! C'est un coup sec et violent. Elle est très efficace quand on ne bouge pas. Derrière ses dents, je vois le bout de sa langue.’ (p.11)
Het gaat duidelijk om een persoonlijkheid die op zoek is en zich niet geaccepteerd voelt. Van het ene onderwerp wordt er naar het volgende overgesprongen; er heerst onrust. De zinsflarden zijn vaak onsamenhangend en de bijna stenografische stijl laat ons zien hoe snel de verschillende beelden zich in het hoofd van het meisje opvolgen, alsof er constant gerend wordt door de zinnen en het meisje steeds hijgt en bijna stikt. Dat doet ze ook echt op het eind van het verhaal, waar dat gevoel van geweld ook weer terug komt: ‘Je saigne sur la rue. J'ai joué ma chance:manque de pot. J'étouffe au fond d'un encrier.’ (p.163) Ze pleegt op gewelddadige manier zelfmoord, in de hoop zo haar vrijheid te vinden.
De schrijfstijl geeft erg goed het verlies van identiteit en de naamloosheid weer (de naam van het meisje is nooit genoemd in het boek).
De vader van het meisje die nooit de tijd heeft gehad de taal correct te leren, praat slecht Frans. Hij slikt letters in, kan andere niet uitspreken: hij praat een echt ‘gastarbeiders Frans’. Dit taalgebruik komt veel voor in de dialogen in de boeken uit deze literatuur.
Zoals het geval is in meerdere boeken, gebruikt Azouz Begag in Le gone du Chaâba Arabisch-Berberse leenwoorden. Kleine kinderen mengen nogal eens zo'n woord door het Frans. Zo zeggen ze ‘Yemma’ of ‘Emma’ wat ‘mama’ betekent, en zeggen ‘zide’ (nog meer) of hebben het over ‘djnouns’ (duivels) en
| |
| |
eten ‘Chorba’ (soep). Als ze eenmaal naar school gaan verliezen ze de Arabische taal snel.
De ouders spreken in de dialogen vaak een mengelmoesje van Arabisch en Frans. Hun woordgebruik is beperkt en de uitspraak is incorrect, immers in het Arabisch bestaan een aantal klanken helemaal niet. Begag geeft dit taaltje fonetisch erg goed weer. Het werkt erg humoristisch, wat ook het doel is van de schrijver. Aldus de vader van Azouz: ‘Ayant constaté que les enfants se tenaient à une distance suffisante pour ne pas entendre ses propos, Bouzid donne son accord à la Gaouria. -Tan a rizou, Louisa. Fou li fire digage di là, zi zalouprix. Li bitaines zi ba bou bour li zafras!’ (p.50) (Tu as raison Louisa. Faut faire dégager de là cette saloperie. Les putains, c'est pas bon pour les enfants!)
We hebben dus aan de ene kant te maken met het gebruik van echte Arabische (Berberse) woorden, en aan de andere kant met op zijn Arabisch uitgesproken Franse woorden. Begag geeft achterin zijn roman een Guide de la phraséologie bouzidienne (Bouzid is de vader van Azouz). Hier vinden we de vertaling van onder andere Arabische woorden en van Franse woorden uitgesproken met Arabische klanken, zoals: ‘li zbour’ (de sport), ‘boulicia’ (police) en ‘tilifizou’ (télévision). In het Petit dictionnaire des mots azouziens staat de uitleg van woorden uit het argot van Lyon, gebruikt door Azouz zelf.
Het taalgebruik is verder erg begrijpelijk, de stijl is levendig en speels en de verbale expressie verrijkt het verhaal.
In mijn artikel in de vorige Tsjip heb ik al aangegeven dat mij deze literatuur ‘beur’ geschikt lijkt voor het interculturele literatuuronderwijs op de Nederlandse scholen. Zowel de Nederlandse schooljeugd als kinderen van buitenlandse afkomst, en dan met name Marrokanen en Turken, zullen zich goed kunnen inleven in deze romans. Ze zijn bovendien in eenvoudig en begrijpelijk Frans geschreven. Een bijzonder leuke manier om Franse literatuur te lezen en om meer inzicht te krijgen in de problemen van veel immigrantenkinderen.
Yvonne Mekaoui-Jansen is lid van de werkgroep Intercultureel Literatuuronderwijs van de SPL. Adres: Gaussstraat 14, 6533 LE Nijmegen, 080-500668.
| |
Bibliografie
Romans over de kindertijd
Begag, A., Le gone du Chaâba, Paris, Seuil coll. ‘Virgule’, 1986 |
Begag, A., Béni ou le paradis privé, Paris, Seuil, Points-Virgule, 1989 |
Belghoul, F., Georgette!, Paris, Barrault, 1986 |
Imache, T., Une fille sans histoire, Paris, Calman-Lévy, 1989 |
Lachmet, D., Le Cow-Boy, Paris, Belfond, 1983 |
|
|