Boekbespreking
Daniel Pennac, In een adem uit... Het geheim van het lezen. Vertaald door Piet Meeuse. De Brink, Amsterdam, 1993. 176 p. f 35/Bfr 700.
Meestal zetten mensen die vinden dat kinderen meer moeten lezen of dat het onderwijs anders moet, een heel betoog op. Zij beijveren zich om te laten zien dat ze niet van de straat zijn door vooral heel rationeel te zijn en een vracht van, liefst wetenschapelijke, argumenten over de lezer uit te storten.
Pennac niet. Hij is een leraar/schrijver en pakt het slimmer aan. De uitgever meldt dat hij in Casablanca geboren is als zoon van een Franse officier. Een moeder wordt niet vermeld.
Pennacs werkwijze is dus zeer onorthodox. Mogelijk verklaart dat het succes van In een adem uit... Ik citeer maar weer de uitgever (U kent hem nog niet? Ik kende hem ook niet, maar De Brink is een imprint van Ploegsma): ‘Maandenlang stond dit boek nummer één op de Franse bestsellerlijsten en in minder dan één jaar werden er 200.000 exemplaren van verkocht.’
Nou bewijst dat mijns inziens vooral dat ook de Fransen zich kennelijk zorgen maken over wat zo lelijk ‘de ontlezing’ is genoemd. Je zou toch spontaan weer met zijn allen gaan lezen om dat woord de wereld uit te krijgen.
Maar goed, wat doet Pennac? Hij vertelt verhaaltjes. Niks betogen. Het voorbeeld moet het doen. En ik moet zeggen, mij heeft het wel gepakt. Ik hou wel van mensen die hun leerlingen aanduiden met namen als ‘Vetkuif Lerenlaars’, ‘Siciliaanse weduwe’ en ‘Burlington’. Ik ben het met hem eens dat je een enorm succes hebt behaald wanneer in een klas pubers, die lezen maar niks vinden, het volgende gebeurt:
‘Welnu, omstreeks die bladzijden, waar we voor het eerst afdalen in de klamme diepten van Jean-Baptiste Grenouille, viel Vetkuif Lerenlaars in slaap, met zijn hoofd op zijn armen. Een gezonde slaap, met een regelmatige ademhaling. Nee, nee, niet wakker maken, niets beters dan een lekker dutje na een wiegeliedje, dat is zelfs het allereerste genoegen bij het lezen. Hij is weer heel klein geworden, Vetkuif Lerenlaars, vol vertrouwen... en hij is nauwelijks groter als hij, wanneer het uur om is, uitroept: ‘Shit, ik ben in slaap gevallen! Wat is er gebeurd bij moeder Gaillard?’
Wat is dan het geheim volgens Pennac? Vertellen, voorlezen en niks eisen. Daar komt het wel op neer. Het ‘LEERPLAN’ is zijn bête noire en hij gruwt van de slagzin ‘LEZEN MOET’. Het is een heel mooi utopisch beeld dat hij schetst, maar zo werkt het natuurlijk niet. Pennac biedt als het ware een warm empathisch bad voor mensen zoals u en ik die allang weten dat je met dwang niks bereikt, maar hij zal nooit de sceptici kunnen overtuigen.
Toch zou ik dit boek graag in de handen zien van enorm veel leraren en eigenlijk van nog veel meer leerlingen om er vervolgens met hun leraren over te discussiëren. Want als beide partijen zich zouden committeren aan Pennacs werkwijze, dan kan er in de klas iets groots worden verricht.
Koos Hawinkels