Redactioneel
Een bijzondere aflevering van Tsjip, die in de eerste plaats bedoeld lijkt voor het literatuuronderwijs Nederlands. Wat moet ik daar dan mee, zal de docent in een der vreemde talen of de bibliotheekmedewerker zich afvragen? Degenen die dit blad regelmatig lezen weten wel beter: wat in het ene vak ontwikkeld wordt, laat zich dikwijls uitstekend vertalen naar de praktijk van het andere vak. Zo althans ziet de redactie de zin van de publikatie van een leerplan voor fictie-onderwijs moedertaal in dit tijdschrift.
Wat wij vóór alles willen bevorderen is een vakoverstijgende literaire vorming. Een die bovendien verder reikt dan de school zelf. De bevordering van het lezen in de vrije tijd. Juist omdat naar onze mening - en de voorzitter van de SPL, Koos Hawinkels, benadrukt deze van harte in zijn ten geleide - het leerplan, dat de SLO-medewerkers Dick Prak, Martien de Boer en Eric Wagemans hebben ontwikkeld, zo sterk het plezier in het lezen in het oog houdt, achten we hun werk van een belang dat verder reikt dan het schoolvak Nederlands, ja verder dan de school. Ook in de bibliotheek en bij de regionale steunpunten kunstzinnige vorming zullen opvattingen en ideeën als hier ontwikkeld bij de begeleiding van 11-16-jarige jongeren een rol kunnen spelen.
In de afleveringen van deze derde jaargang zijn we stil blijven staan bij de literaire basisvorming. Daarvan zagen we niet alleen vergelijkbare elementen in English in the National Curriculum in Engeland en Wales, en werd ons getoond welke spanning aan de literaire basisvorming in de Scandinavische landen ten grondslag ligt, maar ook werd duidelijk wat bij onze schoolvakken Engels en Frans op dit gebied mogelijk is. In juni is de problematiek van de jeugdliteratuur in de basisvorming onderwerp geweest van de conferentie die VDN en SPL gezamenlijk organiseerden. In ons juli-nummer hebben we Nederlands in de basisvorming en Een leerplan Nederlands waarderend besproken, maar wel met verlangen naar een nadere uitwerking. Met dit leerplan is die uitwerking snel gekomen. Niet voor niets heeft Koos Hawinkels, toen hij het bij zijn post vond, een feestelijk gevoel gekregen. Hij kende, nauw betrokken bij de ontwikkeling ervan als hij was, de inhoud al, dus hij zijn gevoel was begrijpelijk, zijn trots terecht.
Nu nog de rest: een uitbreiding van deze ideeën en varianten daarop tot in de uiterste hoeken van de literaire vorming. En zo eenvoudig zal dat niet zijn, als we zien hoe de meeste schoolvakken, ook als het gaat om de literaire vorming, op zichzelf blijven werken. Bevorderen dat daar gaandeweg verandering in komt blijft in elk geval het doel van de SPL en de redactie van dit tijdschrift. WdM