opstel waarin een oordeel en een interpretatie wordt verantwoord. In beide gevallen zal ook mondeling werk gedaan moeten worden en zullen er klassegesprekken ontstaan. ‘We would like to think that in all teaching based on this course, a continuous and intimate relationship between the two kinds of work will be established, the expressive enlivening the critical, and the critical sharpening the creative.’
Als het gaat om het zelf schrijven van poëzie, vinden de auteurs, hebben de meeste leerlingen meer tijd nodig dan docenten ze vaak geven, leerlingen moeten leren een klad te herzien, te herschrijven, en nog eens, indien nodig. En als het even kan doe dat dan volgens het principe ‘guided emulation and open experimentation’, dus door ze voorbeelden te geven én vrij te laten daarmee te experimenteren.
Echt nieuw in deze methode is dat leerlingen een gedicht leren zeggen op cassetteband, niet om een theatrale performance te geven, maar om zich met hun eigen normale spreekstem een tekst eigen te maken. Ook daarvoor moeten leerlingen echt de tijd krijgen; laat ze verschillende manieren uitproberen om een gedicht te zeggen. Vraag is overigens of dit wel zo'n wijze methode is. In Nederland ligt dit zeker moeilijker dan in het United Kingdom met zijn performance-traditie vanaf de boarding school.
Een derde vorm is het bespreken van gedichten in kleine groepen. Dat is een kunst apart. Abbs en Richardson geven aan dat het dan om elk detail en om elke regel moet gaan, en in het bijzonder over de respons die ieder van het groepje heeft op het gedicht. Zij verwachten dat zo een gemeenschappelijk verstaan van de tekst mogelijk is. Soms is het dan nodig een ‘chairman’ en een notulant te kiezen om het gespek in goede banen te leiden en ervoor te waken dat iedereen even goed luistert als zijn zegje doet.
Wat het onderzoek betreft doen de auteurs in hun boek suggesties om aantekeningen en samenvattingen te maken, te observeren, en daar een apart schrift voor te nemen. Dat is wel héél directief...Het resultaat van onderzoek wordt aan de klas gepresenteerd in de vorm van een voordrachtje of een kleine tentoonstelling.
Of het nu gaat om opstellen waarin verslag wordt gedaan van de analyse en interpretatie van een gedicht, of om opstellen waarin een persoonlijke reactie op het gedicht wordt gegeven, beide typen kennen goede en slechte resultaten. Abbs en Richardson opteren voor een combinatie van beide goede varianten in één opstel, zoals zij ook vinden dat je leerlingen een metataal moet leren om over literatuur te praten en dat een aantal dichtvormen, termen en begrippen gekend moeten worden: ‘it is because we think they have been neglected in the last three decades of English teaching’.