bekroonde booeken (‘Winners!’) kort beschreven en wat er achter zit aan jurywerk.
En dan natuurlijk is er het effect van Vos' altijddoorgaande pleidooi voor het niet-fictionele, informatieve jeugdboek. Van Basiswoordenboek Nederlands tot Midas Dekkers' Het Walvismeer, waarin deze excellente non-fictieschrijver jonge -en ook massa's oudere- lezers informeert over de activiteiten van Greenpeace. Ze zijn allemaal te leen in de bibliotheek.
En passant hoort de lezer over de boekenbeurs waarop boeken verhandeld worden, over produktieprocessen, over het werk van vertalers en bewerkers. Daarmee vraagt Jacques Vos respect voor de boekenmakers die doorgaans achter de schermen blijven. Hij vertelt graag (en goed) over het boek. Hoe dat tot stand komt, van documentatie tot perspresentatie, wat vertalen is, wat bewerken is; hoe je een jeugdverhaal schrijft, daar laat de prozaschrijver Berend Jager iets van zien. En dat alles is de opmaat voor dat waar Theo Witte om vroeg: voorlichting over de belangrijke jeugdboekenschrijvers. Over Beckman, Hofman, Wilmink, De Zanger, Kuijer, Dahl, Lindgren, Nöstlinger, Voigt en anderen.
En dan gaat het weer over lekker rijmen en dichten zonder je hempie op te lichten, de meester geeft een kleine toelichting bij gemakkelijke gedichten en laat een echte dichter vertellen over zijn dichterschap. Remco Ekkers doet dat goed. Wat Koch-opzetjes maken het dichten tot een speelse bezigheid onder de eigen bureaulamp -al zie ik niet érg veel jongens en meisjes van twaalf, dertien zo braaf en harmlos bezig.
Er is een ander plechtanker waarmee de didactiek van Vos aan de grond blijft: zijn aandacht voor de historische dimensie. In hoofdstuk 8 treedt Brave Hendrik op als opening naar het klassieke jeugdboek. Zesendertig klassieken noemt hij in eerste instantie, dat is vijftien meer dan er op een weggehoonde lijst voor de bovenbouw stonden. De meeste kun je gelezen hebben vóór je naar de brugklas gaat, en als je ze dan nog niet gelezen hebt blijven ze toch mooi. Jammer dat er maar zeven Nederlandse bij zijn, al is er hoop voor Annie Schmidt: nu nog niet klassiek, straks misschien wel. De zeven zijn: Uit het leven van Dik Trom (1892), School-idyllen (1900), Afke's tiental (1904), Ot en Sien (1906), Pietje Bell (1914), De scheepsjongens van Bontekoe (1924) en Joop ter Heul (1929). Ik mis de auteur van De Katjangs en De Artappa's, J.B. Schuil. Kruimeltje, Fulco de Minstreel en De kinderkaravaan worden enige bladzijden verder semi-klassiekers genoemd, en acht boeken staan op de nominatie om klassiekers te worden: Kruistocht in spijkerbroek, Marijn bij de Lorredraaiers, Vechten voor overmorgen, Met je hoofd in de prullenbak, De kinderen van het Achtste Woud, Oorlogswinter, Koning van Katoren en Jip en Janneke. U weet steeds minder wie de auteurs zijn, nemen we aan. Even quizzen dus!
Een beetje vreemd is het dat het hoofdstuk over sprookjes zo helemaal achteraan staat. Verder is Allemaal letters een mooi boek, rijk aan plaatjes, onder andere de in dit nummer afgebeelde tekeningen van Alfons van Heusden. Vos houdt van informatieve boeken. Hij heeft er nu zelf een geschreven dat een griffeltje verdient vanwege zijn gedegenheid en originaliteit als individueel lees-leerboek. (KC)
Jacques Vos, Alfons van Heusden, Allemaal letters. Uitg. Bekadidact, Baarn 1992