| |
| |
| |
Willy Geursen
Nelleke Noordervliets Het oog van de engel in klas of leeskring
Bewogen beweging
‘Ik heb van het boek genoten, vooral ook, omdat we op school uitgebreide informatie over de achttiende eeuw hebben gehad. Die kennis kon ik gebruiken om het boek beter te begrijpen’ (achttienjarige scholiere). ‘Eindelijk weer eens een ouderwets, meeslepend boek waarover veel te praten en te denken valt’ (veertigjarig leeskringlid).
Tegen mijn verwachting in scoorde dit boek hoog op alle vier leeskringen die ik heb. Ik dacht dat het teveel kennis veronderstelde. Ik vond het geen gemakkelijk boek. Omdat de mensen het met zoveel plezier lezen, waag ik het er op u één van mijn bespreekopzetten door te geven. Van twee eerdere opzetten, namelijk één vanuit de geschiedenis en één vanuit Elisabeth heb ik afgezien, omdat bleek dat de deelnemers bij mijn probeersel om het verhaal te benaderen vanuit het thema ‘beweging’ snel loskwamen.
De schrijfster zette mij, waarschijnlijk onbewust, op dit spoor. Aan het eind van een gesprek dat ik met haar mocht hebben -wij blijken in dezelfde plaats te wonen- zei zij: ‘Ik vond dat er in het schilderij waar de figuur op de omslag naar verwijst, beweging moest zitten.’
| |
1. Het bewogen leven van Elisabeth in een eeuw waarin alles in beweging is
Alles in Het oog van de engel is in beweging: de wetenschap, de politiek, de godsdienst, de opvoeding, de cultuur en niet het minst de hoofdpersoon zelf: Elisabeth, samen met haar tegenspeler Doppet. Achteraf constateerden wij als lezers dat we zo door de bewegingen binnen het verhaal werden meegenomen dat we pas bij het bespreken van het boek tot de conclusie kwamen dat het veelbewogen leven van Elisabeth zich afspeelt tussen twee dramatische momenten van stilstand. Op de eerste bladzijde, in de eerste zin(!), gaat haar vader dood en op de laatste bladzijde glipt Elisabeth zelf het leven uit. En zo zijn we dan meteen bij één van mijn benaderingsmotieven voor dit verhaal: beweging contra stilstand. We volgen nu een aantal bewegingen in het verhaal om de discussie op gang te brengen.
| |
1.1
Eerste zin, eerste bladzijde: ‘Tijdens het eten viel hij voorover in zijn bord, alsof hij voordeed hoe een plotselinge dood verloopt.’ Wat een magistrale beginzin! We zitten meteen middenin het verhaal. Saillant detail is dat in de laatste alinea van het boek Doppet tot een tegengestelde beweging komt. Hij maakt waarschijnlijk een nauwelijks merkbare beweging met
| |
| |
zijn oogleden: ‘Bijna, dacht Doppet, terwijl hij de ladenkast omgordde en met zijn blik de afstand tot de pas mat.’ Hier geen neerwaartse beweging met de dood tot gevolg, maar een blik omhoog naar de witte berg. De berg van de onschuld van zijn jeugd, zijn baken zoals de Mont Blanc eerder in het verhaal genoemd wordt. Het doel van ‘zijn ontdekkingsreis naar de limieten van het menselijk kunnen, zijn hoop, zijn verlangen, de bron van zijn leven.’
| |
1.2
Voor haar vaders dood maakt Elisabeth met hem het in beweging zetten van de elektriseermachine mee in Teylersmuseum: ‘Het snerpende geluid deed pijn aan haar oren en schroefde zich in iedere vezel van haar lichaam, tot het was of zij het zelf voortbracht. Ze klemde haar handen om het ijzer; angst kneep haar samen. Een blauwe vuurstraal knalde door de ruimte. Elisabeth sloot haar ogen; de lichtflits bleef exploderen. Iemand riep: De naald beweegt.’
De leden van de kringen met wie ik samen lees wonen allemaal in en rond Haarlem en wij kennen de bijzondere sfeer van dit oudste museum in Nederland. Maar ook als je dit niet kent zie je denk ik het hele museum voor je: je ruikt het hout en ziet de staven glimmen. Met het in beweging zetten van de elektriseermachine komt de wetenschap in een stroomversnelling en zet het leven van Elisabeth zich in beweging.
| |
1.3
‘De zomer van 1787 was vol van gebeurtenissen’, zeg maar: politieke (en natuurwetenschappelijke) verschuivingen. Als gevolg daarvan moet de familie Lestevenon waartoe Elisabeth behoort met haar vader en doofstomme zusje Maaike vluchten naar Frankrijk. Eerst met de trekschuit, dan met de postkoets. Haar hele korte leven zal Elisabeth blijven reizen en trekken. Van Noord naar Zuid en van West naar Oost. Van hooizolder naar optrekje, van zolderkamer naar suite om uiteindelijk te voet van Parijs naar Lyon te gaan. Onafhankelijk en toch zo afhankelijk. Temidden van een meer dan roerige wereld met een lijf en een geest die zij niet tot rust kan brengen. Op zoek naar ‘een persoonlijke moraal buiten welk geloof dan ook om, maar niet in strijd met het geluk van anderen.’ Zij ervaart dat als een sisyfuswerk. Als Doppet haar vlak voor haar sterven vraagt of het haar gelukt is de steen boven te krijgen, antwoordt zij: ‘Nog even en ik ben er.’
Desgevraagd vertelde Nelleke Noordervliet dat zij sisyfuswerk niet negatief interpreteert in navolging van Camus. Elke dag weer een morele keus maken kan positief zijn. Zo ervaren de lezers dit echter niet, zij denken bij sisyfusarbeid aan een opgelegde, nutteloze straf. Daarom denk ik dat dit beeld te sterk is. Bovendien, zei iemand, niet iedereen heeft de instrumenten om de steen naar boven te krijgen.
| |
| |
| |
1.4
Ik sprak al over politieke en natuurwetenschappelijke verschuivingen. Dat ook godsdienst en opvoeding mee-bewegen kan niet anders in een eeuw die achteraf als eeuw van Verlichting en Vooruitgang bekend staat. ‘Het geloof in vooruitgang en de macht van de mens ober de natuur was haar (= E.) met de paplepel ingegeven.’ Dat kennis deugd is, leert haar vader haar bijna dagelijks. ‘Elisabeth leerde dat wetenschap en techniek de mensheid redden van de hulpeloze staat van kindheid en pauperdom’.
Ontroerend is dat er bij wijze van houvast in haar hoofd steeds dezelfde zin rondspookt wanneer haar mensonterende zaken overkomen: ‘Het bewijs voor het bestaan van God is de goedheid waarmee Hij alles tot een doel geschapen heeft.’
Aan het eind van het boek zegt Elisabeth over haar vader: ‘Hij stond vast verankerd. Later was hij een schip op drift.’ Hier dus een omgekeerde beweging. Van stilstand naar op drift zijn. Ook Elisabeth verlaat onder de invloed van de omstandigheden ‘de zekerheid des geloofs’ en beweegt zich in de richting van ‘een persoonlijke moraal buiten welk geloof dan ook.’
Dat Doppet de eredienst voor God maakt tot een eredienst aan de republiek lezen we in het laatste hoofdstuk: ‘Overal in de Savoie waren op zijn bevel de kerken ontmanteld, was het zilver en goud van de monstransen en kelken omgesmolten en als klinkende munt in de kas van de revolutie gestort.’ Even later laat hij driehonderd vierendertig kerkklokken omsmelten.
Dat de uitvinding van de elektriseermachine van grote invloed zal zijn op het ontstaan van het Mesmerisme en zodoende op de behandeling van patiënten, heb je op het moment dat je met Elisabeth in het Teylersmuseum zit, nog niet door. Zieken komen letterlijk in beweging wanneer zij de staven van de machine aanraken. Dat Doppet dit misbruikt voor zijn propaganda voor de radicalen ten tijde van de Franse Revolutie gaat ook Elisabeth te ver, al laat ze zich heel lang als profetes gebruiken in de figuur van de engel van de Apocalyps. Haar zwaarziek oog fungeert dan als het boze of alziende oog. Overigens: ik vond goede informatie over het Mesmerisme in Van tijd tot tijd van P.J. Bouman.
De opvoedingsidealen van Rousseau krijgen we in het verhaal te horen onder andere uit de mond van Elisabeth en Doppet. Een enkele keer dacht ik: wat zit er niet allemaal in dat hoofd van die twintigjarige!
| |
1.5
Dat de Franse Revolutie de gróótste beweging is geweest behoeft geen betoog. Aanvankelijk in de ban van de idealen der revolutie zoekt Elisabeth al tastend haar weg. Nadat ze als profetes veel macht heeft uitgeoefend komt de twijfel op. En we horen haar zeggen: ‘Ik kijk en kijk en zie lijken, verstard en verrast in hun vlucht. Bloed. Iemand knielt bij een dode en wordt knielend getroffen door een kogel en valt dood op de dode. Zo zal het altijd zijn. Dit is de mens. Wij willen Rousseaus idylle
| |
| |
.... maar dat is bespottelijk en leugenachtig. De natuur is wat ik hier zie. Het is van een gruwelijke schoonheid. Negenhonderd doden, hoor ik ....’ Ik moest bij deze passage denken aan een anekdote over Picasso. Een soldaat staat voor de ‘Guernica’ en zegt tegen Picasso: prachtig, heeft u dat gemaakt? Nee, zegt Picasso, u!
Dat de geschiedenis gebaat zou zijn met een doorgaande vertelling, begrijp ik als ik het volgende lees: ‘Als wij dit niet zelf onthouden en aan onze kinderen en kleinkinderen vertellen, wordt deze dag geschrapt uit het geheugen van de mensheid, want de geschiedenis is in handen van de machthebbers.’
Nelleke Noordervliet vertelde dat zij gekozen heeft voor de tijd van de Franse Revolutie omdat men in een extreme tijd gedwongen wordt tot het maken van keuzes.
| |
2. Bewegende en versteende beelden
Ik sprak eerder over beweging contra stilstand. Graag wil ik dat nu duidelijk maken aan de hand van een paar al dan niet met name genoemde werken uit de beeldende kunst die we in het boek tegenkomen, of die het boek bij mij opriep. In het gesprek met de schrijfster hadden we het trouwens over het feit dat sommige gebeurtenissen te gruwelijk zijn voor woorden. De beelden zijn dan niet te verwoorden. Nelleke Noordervliet laat Elisabeth dan ook ergens zeggen: Terug Elisabeth. Terug naar de oppervlakte. Het beeld. Niet de taal.’ Het hele boek is trouwens heel beeldend en zintuigelijk geschreven. Je moet je oren, ogen, gevoel en neus wijd open zetten. Noordervliet schildert haar taferelen met zo'n vaart en intensiteit, dat je ongemerkt de levendige taferelen op de schilderijen uit deze eeuw van bijvoorbeeld J.L. David voor ogen krijgt.
| |
2.1 ‘Pietà’ van Michelangelo en ‘De dood van Marat’ van J.L. David
Opeens, na alle beweging, krijgen we tot tweemaal toe een direkte verwijzing naar de ‘Pietà’. Als een stilgezette beweging, als een klacht en aanklacht.
Eerst in een droom van Elisabeth, waarin ze, mediamiek als ze soms is, de dood van Lebrun, de vriend van Doppet voorziet. Later wordt dit versteende beeld in andere bewoordingen herhaald als Lebrun werkelijk is omgekomen bij het oproer. Je denkt als lezer: zie je, het werkt niet, de geschiedenis herhaalt zich. Keer op keer komen bewegingen tot stilstand door menselijke schuld voordat zij effekt hebben gesorteerd. Of, wanneer ze dat wel hebben, ten koste van vele slachtoffers. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat Noordervliet daar zelf niet aan gedacht heeft toen zij het beeld van Michelangelo invoerde. Zij dacht aan een ballet van Hans van Manen waarin twee dansers in een positie als die van Maria en Christus, een homofiele relatie uitbeelden. Michelangelo was ook homofiel. Het ging
| |
| |
haar om het uitbeelden van de relatie. Ik moet zeggen dat ik daar niet opkwam en dat ik voor het zeer sterke beeld dat zij gebruikt mij liever houd aan bovenstaande interpretatie. Mede ingegeven door wat de lezers mij vertelden.
Een beeld dat Nelleke Noordervliet niet zelf gebruikt, maar dat voortdurend bij mij opkwam wanneer we lezen over doden en slachtoffers, was dat van de ‘Dood van Marat’ van J.L. David. David schildert de moord op Marat en tegelijkertijd maakt hij er een graftombe van voor Marat. Weer een mens in beweging tot staan gebracht. Moordenaars worden zelf vermoord. Daar zijn geen woorden voor. Terug naar het beeld. Niet de taal.
| |
2.2 ‘Les Sabines’ van J.L. David
De omslag van het boek verwijst naar de Sabijnse Maagdenroof, 290 voor Christus. De vage figuur onder de titel van het boek is een uitsnede uit het schilderij ‘Les Sabines’, 1799 van J.L. David.
De Sabijnse vrouwen werden gebruikt om de Romeinse mannen van nageslacht te voorzien en zo Rome voor uitsterven te behoeden. Uiteindelijk konden de meeste vrouwen het goed met hun ontvoerders vinden. Als op een zeker moment de Romeinse en Sabijnse mannen slaags met elkaar raken, komen de vrouwen met hun kinderen tussenbeiden. Volgens het verhaal worden de vechtenden hierdoor zo geroerd dat zij vrede sluiten.
Of de keuze van uitgever en schrijfster hierdoor mede bepaald is, of dat de doorslag heeft gegeven dat het schilderij oproer en beweging verbeeldt, weet ik niet. Wel weet ik dat Elisabeth in het boek misbruikt en gebruikt wordt en dat zij het soms zelfs laat gebeuren. Het heeft, denk ik, te maken met haar zoektocht door het leven. Zij beweegt zich hierin, als ieder ander, met vallen en opstaan. Misschien vormt haar weg door het leven wel de grootste beweging in het boek. En dit in alle opzichten bewogen leven wordt langzaam en dramatisch stilgezet.
Ik zei het in het begin: het verhaal van Het oog van de engel speelt zich af tussen twee doden. Elisabeth en haar vader gaan dood binnen het verhaal. De Sabijnse vrouwen uit 290 voor Christus zouden hun tegenbeeld of evenbeeld kunnen hebben gekregen in de Bosnische vrouwen van 1993 op de achterflap van het boek. Zij gaan buiten het verhaal dood, letterlijk of figuurlijk. Met Het oog van de engel is het verhaal nog niet uit. De geschiedenis gaat door, resultaat van menselijk handelen. Elisabeth zal keuzes blijven maken, goede en verkeerde, afhankelijk en onafhankelijk. Om met Nelleke Noordervliet te spreken: ‘Het leven is een eindeloze zoektocht, maar dat hoeft niet pessimistisch te stemmen. Je kunt die tocht ook beschouwen als een avontuur. En stel je voor dat je antwoord vindt!’ De lezer kan zich bewegen tussen deze uitspraak en die van bovengenoemde lezeres: ‘Niet iedereen heeft de instrumenten om de steen boven te krijgen’.
| |
| |
| |
Naschrift
Dit is een uitgewerkte bespreking achteraf. Op de kring zelf heb ik de door mij gekozen lijn voor mij. Elk nieuw paragraafje zet ik in met een citaat uit het boek of een afbeelding. Elke groep reageert daar anders op. Elke keer komen er andere dingen van het boek aan de orde. Met andere woorden: het verhaal wordt steeds opnieuw gemaakt.
|
|