het wel bij verwijzingen blijven. Daarbij zullen we niet onze collegae Frans en Duits raadplegen (overigens waarom vragen jullie niet naar eventuele bijstand van de Engelse collega?).
Voor de minderhedenliteratuur zullen we geen propaganda maken, maar ook niet tegenhouden dat leerlingen daar iets mee doen, onder voorwaarde dat er wel een relatie is tussen de leerling en die literatuur (naar motivatie vragen). We hebben er te weinig kennis van en zijn toch al zo druk bezet. Voor de noodzakelijke nascholing hebben we geen tijd’.
Streeklyceum: ‘Ik ben blij dat er op dit punt vrijheid is. Ik wil de allochtonen tot hun recht laten komen, maar ze zitten wel op school en hebben Nederlands; dat is nou de categorie met wie ik nog wel literatuur in vertaling wil lezen. Dat handel ik dan ook persoonlijk met de meisjes en de jongens af. Maar verder voel ik er niet voor. We hebben al zo weinig tijd. Het vak Nederlands is er toch niet om Zweedse of Russische literatuur in vertaling te lezen? Doe dat maar bij maatschappijleer als het zo uitkomt. Of bij de andere talen.
Ik ben er dus tegen.
Ik werkte ook tevoren niet met werk in vertaling. Ik heb de opdracht om de Nederlandse literatuur te presenteren. Ik sta vertaalde boeken wel toe op de boekenlijst, mits de boeken er niet op staan bij het vak van oorsprong. Maar in elk geval is voor docenten die deze sprong willen wagen nascholing noodzakelijk’.
Katholiek Gelders Lyceum: ‘Ik beoordeel dit zelf wel positief maar de sectie niet. Vroeger was dat bij ons wel het geval, maar er mochten dan geen boeken van een andere talenlijst op staan. Vandaar dat ik het ook zelf niet meer doe, gezien het standpunt van de sectie. Nu hier verandering in komt ga ik het zeker wel weer invoeren. Er is genoeg goede literatuur in andere talen. De boeken van de Franse schrijfster Benoîte Groult bijvoorbeeld hebben iets anders te bieden dan die van Meinkema. Je zou de boeken kunnen laten vergelijken, als uitwerking van het onderwerp “thema” bijvoorbeeld.
Ik zal mijn collegae van de vreemde talen niet zozeer te hulp roepen, als wel overleggen met hen voor het maken van afspraken. Dat gebeurt eigenlijk al. Er wordt een overzicht gemaakt van wat, wanneer behandeld wordt en er wordt nagegaan wat de mogelijkheden voor samenwerking zijn. Opvallend is dat dit soort initiatieven al vaker geweest zijn, maar dat het op de een of andere manier steeds weer strandt.
Minderhedenliteratuur? Ja, maar je moet dan wel in de gaten houden wat het doel van je lessen is. In welke vorm bied je het aan? Wat is het verband met de rest van het literatuuronderwijs? Waar laat je het bij aansluiten?
Ik heb er geen bezwaar tegen. Het kost veel tijd en ik vraag me eigenlijk af wat er allemaal aan minderhedenliteratuur is. Je zou bijvoorbeeld Surinaamse schrijvers als thema kunnen nemen. Mijn ervaring met het lezen van werk van Astrid Roemer is echter dat de leerlingen dat niet leuk vonden.
Ik zou wel graag informatie hebben over wat er is en niet zozeer over hoe het aan te bieden. Geen lesplannen dus, want die kan ik zelf wel maken’.