Riet Ross
De aanbieding van Het CVEN-rapport
Vrijdag de 13de december, 13.30 uur, Sofitel, Den Haag. Voor een zaal gevuld met leraren Nederlands, vertegenwoordigers van de overheid, veldverenigingen, opleidingen alsook educatieve uitgeverijen biedt de op het podium gezeten Commissie Vernieuwing Eindexamenprogramma's Nederlandse taal en letterkunde vwo en havo haar langverwachte en reeds veel besproken eindrapport aan. Drie jaar heeft de commissie gewerkt aan de voorstellen ‘ter bevordering van de actualiteit en kwaliteit van het vak Nederlands’. Een boekwerk van ruim 190 bladzijden maakt haar werkzaamheden duidelijk.
De voorzitter van de commissie, dr. A. Braet, kan rekenen op een aandachtig gehoor: men is zo slim geweest het rapport nog niet onder de aanwezigen te verspreiden. Zij zijn niet op de hoogte van wat het eindrapport behelst, zeker niet van het belangrijke hoofdstuk achterin waarin voorbeelden van examens worden gegeven.
In zijn betoog schetst Braet de werkwijze van de commissie, de structuur die deze wil aanbrengen in het vak Nederlands en de principes die daarbij gehanteerd worden. Duidelijk wordt dat er in de nieuwe examenprogramma's Nederlandse taal en letterkunde een grotere plaats ingeruimd wordt voor spreek- en schrijfvaardigheid. Dit op grond van de uitkomsten van een grootschalig behoeftenonderzoek, waaraan honderden mensen uit alle relevante geledingen van de Nederlandse bevolking hebben meegewerkt. Er zou straks overal een toets spreekvaardigheid en een tweede toets schrijfvaardigheid moeten worden afgenomen.
Het gevolg hiervan is dat er spreek-en schrijfonderwijs moet worden gegeven dat leerlingen op dergelijke toetsen voorbereidt. Maar lestijd, klassegrootte en taakbelasting van de docenten Nederlands laten dit niet toe. Daarom heeft de CVEN staatssecretaris Wallage gevraagd een werkgroep in te stellen om de werksituatie van de docenten te bestuderen. Dit verzoek is afgewezen.
Braet steekt niet onder stoelen of banken dat daardoor misschien van de beoogde verbetering van het moedertaalonderwijs weinig terecht komt. De leraar Nederlands is immers al de zwaarstbelaste docent?
Over de vergaderingen van de commissie, over de preadviezen voor letterkunde (didactiek), taalkunde en taalbeheersing van neerlandici van universiteiten, over het behoeftenonderzoek en over de reacties op de voorlopige voorstellen geeft het boek een uiteenzetting. Maar uiteindelijk gaat het om de laatste twee hoofdstukken van het eindverslag: de definitieve voorstellen en de concretisering hiervan in voorbeeldexamenopgaven.