teksten bekeken, wat niet het zelfde is als 2000 teksten lezen. De meest beperkende tekstkeuzecriteria waren thema, moeilijkheidsgraad en tekstlengte. Een fundamentele vraag is in hoeverre de bovenbouwleerlingen geconfronteerd moeten worden met de canonauteurs. Ik heb een duidelijk onderscheid gemaakt tussen havo en vwo. Als literatuurdocent heb je de hoop dat leerlingen ook de zogenaamde waardevolle literatuur (gaan) lezen. Deze hoop lijkt mij voor het vwo realistischer. De vwoleerlingen moeten in de vijfde en zesde klas op z'n minst enkele bekende schrijvers gezien hebben. Voor het vak Duits praat je dan al gauw over teksten van Frisch, Dürrenmatt, Grass, Brecht, Borchert, Kafka en Goethe. Voor 4-vwo en 4-/5-havo geldt iets anders. Leerlingen uit deze klassen hoeven wat mij betreft niet per definitie met genoemde schrijvers in aanraking te komen. Nog meer dan in de vwo-klassen moeten de teksten voor hen vooral boeiend zijn. De keuze kan dan wel eens op een verder totaal onbekend schrijver vallen (Rolf Bechtel, Ann Charlton, enz.). Het feit dat de schrijver onbekend is, maakt de gekozen tekst niet minder waardevol.
Een volgend tekstkeuzecriterium is de tijd waaruit de tekst stamt. Over het algemeen ben ik van mening dat de modernste literatuur (zeg na 1960) uitgebreid aan bod moet komen. Uit onderzoek blijkt, dat veel docenten hier niet aan toe komen. De oorzaak ligt in de chronologisch geordende literatuurgeschiedenis (annex bloemlezing) die zij veelal gebruiken. Van de teksten die in de jaarboeken opgenomen worden, is 80% afkomstig uit de periode na 1960. De teksten hoeven wat mij betreft niet representatief te zijn voor een bepaalde literaire periode c.q. stroming.
Aan de hand van de tekst ‘Entführung in die Vergangenheit’ van Rolf Bechtel wil ik het een en ander illustreren. Allereerst het beginfragment van het verhaal.
‘Es war kurz vor Mitternacht. Seit Stunden goß es in Strömen. Dr. Barger verabschiedete sich eilig von seinen Freunden, als das angeforderte Taxi vor dem Haus hielt.
“Sauwetter”, schimpfte er und nannte dem Chauffeur seine Adresse. Der antwortete: “Wie Sie befehlen, Herr Doktor Barger.”
Barger betrachtete den jungen Fahrer von hinten und versuchte im Rückspiegel sein Gesicht zu erkennen. Schließlich fragte er: “Sie kennen mich?” “Wir kennen uns”, verbesserte der Fahrer. “Sie sind doch Dr. Barger, Lehrer für Physik und Mathematik.” Barger stutzte. “Und wer sind Sie?”
“Aber lieber Herr Doktor. Eigentlich sollten Sie mich noch in handfester Erinnerung haben. Ich heiße - Peters.”
Der Lehrer versuchte sich zu erinnern.