raad: vooral adviesorgaan, over beleid, subsidies en aankopen beeldende kunst. In de loop der jaren is het meer uitvoerend werk geworden.
De Provincie heeft het beleid overgenomen of wat daar dan van over is gebleven. Dat hing samen met de reorganisatie van de welzijnsraden. De opheffing van de Fryske Kultuerried, direct na de oorlog een van de eerste culturele raden van het land, is daar een gevolg van geweest. Dat was een ontwikkeling die je ook landelijk zag: vrijwel alle culturele raden zijn omgebouwd tot een welzijnsinstituut en samengegaan met de kunstzinnige vorming.
De Provincie wilde kortere lijnen. Die inspraak was gedateerd hè: “de jaren zeventig”, het moest efficiënter. Wij hebben nu eigenlijk niets meer met het beleid van doen. Er wordt ons nog wel eens wat gevraagd, maar het verbaast je toch dat het zo weinig gebeurt.
Als er een Kunstnota uitkwam, ging er advies van het veld aan vooraf. Nu worden de beslissingen eigenlijk genomen door ambtenaren. Uiteindelijk wel door de politiek, maar die staat toch vrij ver af van de meer praktische zaken. Je moet nu oordelen als de nota er al ligt en dan is de tijd vaak te kort om je te laten horen.’
- Keunstwurk hâldt û.o. de dokumintaasje fan byldzjende keunstners yn Fryslân by, makket reizgjende tentoanstellings, set projekten op, hâldt lêzings, fersoarget publikaasjes, jout advys en stimulearret.
‘Je bent een soort aanloopadres, vroeger misschien nog wel meer dan nu. Kunstenaars doen een beroep op je voor praktische zaken: subsidieverzoeken, het voorbereiden van tentoonstellingen, het schrijven van teksten. Dat is een belangrijk deel van het hele werk.’
- Dat jout de konsulint ek in bytsje in machtsposysje.
‘Die ervaring heb ik zelf niet, hoewel het me wel eens wordt verweten. Met macht, het verdelen van geld, heb ik niet veel te maken. Het schrijven over kunst geeft vaak wel een soort beeld dat je over mensen iets te zeggen hebt, maar ik ben geen kunstcriticus. Ik schrijf vaak als een soort vertolker van de kunstenaar. Je kunt je niet onafhankelijk opstellen en zeggen: dat vind ik beter dan dat. Dat kun je als criticus in een krant wel.’
- Doch bist wol ris ‘keunstpaus’ neamd.
‘Ja, maar ik zie dat altijd wel als “in het land der blinden” hoor. Hier in Friesland zijn niet zoveel mensen die er echt volop mee bezig zijn. Als je er twintig jaar zit, word je op een gegeven moment vanzelf in die rol geduwd. Ik heb wel een goed contact met de kunstenaars, dacht ik.’
- Jildt dat ‘land der blinden’ ek foar it nivo fan de keunstners hjir?
‘Nee, hoewel... We hebben hier een hele goede middengroep en maar een hele smalle top. Dat heeft ook iets met klimaat te maken. Wie echt wat wil trekt hier weg. Een enkeling kan hier blijven zitten en toch niet meer van Friesland afhankelijk zijn.
De meesten oriënteren zich op Friesland. Er is geen wisselwerking met de plekken waar het echt gebeurt. Het is een gesloten wereld. Dat is vooral in de jaren zeventig zo gegroeid, de fase dat hier kunstenaars neerstreken.’