Koperative Utjowerij, Postbus 1069, Ossekop 11, Ljouwert. Tel. 05100-20035.
Voorzitter:
Mw. A. Feitsma
De Boeijer 23
Grou (Frl.)
Grou, 10 augustus 1976
Aan de Heer Minister van Cultuur, Recreatie
en Maatschappelijk Werk,
Steenvoordelaan 370,
Rijswijk (Z.H.)
Onderwerp: advies Afdeling Letteren van de Raad voor de Kunst over boeken van Koperative Utjowerij (2-8-1976; Kenmerk 1-76.488/26)
Meneer de Minister,
Wij ontvingen een afschrift van het advies van de Afdeling Letteren van de Raad voor de Kunst over de boeken waarvoor wij bij U een subsidie hebben aangevraagd. Wij zeggen U voor de toezending van dat advies hartelijk dank.
Voorzover bij het advies tot afwijzing van de subsidies een negatieve beoordeling van de literaire kwaliteit het kriterium is geweest, willen wij daarop uiteraard geen kommentaar leveren. Door het feit, dat wij voor boeken als literaire werkstukken subsidie aanvragen bij Uw ministerie, geven wij implisiet te kennen dat wij het oordeel over de literaire kwaliteit aan de hiervoor door U aangewezen instanties overlaten. Overigens is de laatste zin betreffende de drie dichtbundels ons niet geheel duidelijk geworden. Moeten we konstateren dat het pre-advies van de commissie over de derde bundel toch niet positief is geweest, of deelt de derde bundel in de negatieve beoordeling van de twee eerste?
Wel willen wij bezwaar maken tegen het feit dat bij de advisering over de verhalenbundel van Tr. Riemersma het tegenovergestelde kriterium is gebruikt. Immers, uit het door de Afdeling Letteren gestelde over de als zeker veronderstelde slechte verkoop van ‘dit werk’ moet worden gekonkludeerd dat Riemersma een voortreffelijk auteur is, dat daarom zijn boeken - als ze maar niet in een ‘eigenzinnige’ spelling waren geschreven - goed zouden worden verkocht, en dat zij op grond van deze positieve kwaliteiten zonder subsidie zouden kunnen worden uitgegeven. Zijn boeken zouden dus in geen geval voor subsidie in aanmerking komen, onverschillig of ze nu in een ‘eigenzinnige’ of in een ‘niet-eigenzinnige’ spelling zouden verschijnen. Volgens deze redenering zou Uw ministerie alleen friese boeken van ‘midden-kwaliteit’ mogen subsidiëren: bepaalde boeken komen niet in aanmerking omdat ze niet goed genoeg zijn, andere juist weer, omdat ze te goed zijn. Wij achten het geen vooruitgang dat de Afdeling Letteren zich wat onze boeken betreft, niet meer beperkt tot een uitspraak over de literaire kwaliteit, maar ook ingaat op de te verwachten verkoopresultaten.