Tichelwurk
Raad voor de Kunst
Aan de heer Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk,
Steenvoordelaan 370,
RIJSWIJK (Z.H.)
onderwerp subsidiëring letterkundige boekuitgaven 1976 | (vervolg)
uw kenmerk K/TL U-159.007/1
uw brief van 15 maart 1975
ons kenmerk L-76.488/26
datum 2 augustus 1976
Mijnheer de Minister,
De afdeling Letteren kan u thans advies uitbrengen over enkele verzoeken om subsidie t.b.v. letterkundige boekuitgaven waarover nader beraad nodig bleek.
2. Koperative Utjowerij: drie bundels poëzie (van J.W. Feenstra, A. van Hijum en Bartle Laverman) en een bundel verhalen (van Tr. Riemersma).
Zoals u bekend is, delegeert de afdeling de beoordeling van friestalig werk aan een speciale pre-adviescommissie. Deze ontving de manuscripten ter inzage. Zij bevond de dichtbundels van matige tot wisselende kwaliteit, een ervan mist diepgang, de andere is opgevuld met een aantal gedichten die niet meer zijn dan onaantrekkelijke vlechtsel van mooie woorden. Hoewel de commissie nog wel genegen was voor één van de bundels een positief pre-advies te geven, meende de afdeling dat bij zo weinig overtuigendheid er geen reden was rijkssteun toe te kennen.
V.w.b. de verhalenbundel vernam zij dat dit werk van een voortreffelijk auteur alleen daarom slecht verkoopt en dus alleen met subsidie uitgegeven zou kunnen worden, omdat het in een eigenzinnige spelling is geschreven. De afdeling vond dit geen reden om dan te subsidiëren: de auteur heeft een goede verkoop van zijn werk kennelijk in de hand, maar frustreert die zelf.
r.j. schimmelpennincklaan 3 den haag
telefoon 070 399880