Trou moet blijcken. Bronnenuitgave van de boeken der Haarlemse rederijkerskamer 'de Pellicanisten'. Deel 8: de boeken I, N, M en R
(1998)–Anoniem Trou moet blijcken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| |||||||
Ga naar margenoot+Een Amoureus Tafelspel Van twee Personages
Den eenen singt
5[regelnummer]
Gepeijns Leijt mijn soo seer en quelt
van mijn en can icxs niet geweeren
Dander
Och harmen soo sijdij quaelick gestelt
Deen
10[regelnummer]
Tgepeijns Leijt mijn soo seer en quelt
Dander
Daer thert vol off is Den mont vertelt
maer te vergeefs is u Labeuren
Deen
15[regelnummer]
Tgepeijns Leijt mijn soo seer en quelt
van mijn en can icks niet geweeren
Dander
Soo blijfdij noch Langer in drucxs hardeeren
want haer Jonste staet int versaecksele
Deen
O vlammende hert int vierich blaecksele
tormentich quetsele // hooch genaecksele
| |||||||
[pagina 162]
| |||||||
Ga naar margenoot+mijn sins gebraecsele // blijft in druckkich braecksele
25[regelnummer]
om een daer ick in proeve smaecsele
daer Lanslot om queelde bij nacht en bij Dage
wraeck roep ick over sulcke waecksele
Daer mijn nu venus Laet in haecksele
Doert Loos bedaecksele // volbrandich ontscaecksele
30[regelnummer]
sij is Die mijn in Druck heeft gehowen in maecksele
keerende Laest het gesicht van mijn dat ickt sage
sij heeft een ander Lieff tot haeren behaegen
wat wil ick veel claegen // sij Laet mijn int verdriet
twelck mijn voirseijt was ten eersten slaege
35[regelnummer]
maer Der minnen plaege / hout mijn inden spriet
watmen mijn seijden Ick geloofdens niet
Dander singt
Laetse varen varen Laetse varen want ghij mist
Deen
40[regelnummer]
Hoe sow ick Die Liefste soo vergeeten
Dander
Doedijt niet u naect veel twist
Laetse varren varen Laetse varen want ghij mist
Deen
45[regelnummer]
Dies Dunct mijn thert in Lijefden gespleeten
| |||||||
[pagina 163]
| |||||||
Dander
Laetse varen / varen / Laetse varen / want ghij mist
Deen
Hoe sout ick Die Liefste alsoo vergeeten
al heeft sij mijn Lacen vander hant gesmeeten
Ick toon haer Deucht boven alle godinnen
Dander
O Arm venus Janckerken verstroijt van sinnen
55[regelnummer]
die nacht en dach dats buijten en binnen
moet Loopen en rinnen int net van minnen
hoe hebdij u dus Dwaesselick Laeten verwinnen
van een die u soo weijnich slaet achte
al mocht sij u toonen een samblantich bekinnen
60[regelnummer]
soo Dalida die Loos int Duwimen
die Doer haer beghinnen samsons cracht dee dinnen
hem thaer aff scheerde als tfenijn der spinnen
int schijn van Liefde slapende onsachte
al was Dat u Liefs mondeken open Lachte
65[regelnummer]
soo Idea Deet met crachte op vergijlius verblint
in Liefde dies hij in een mant vernachte
dus al Doedij nu clachte / Ick beclaech u een twint
hadt ghijs uws gewacht / men seijdes u als / vrint
| |||||||
[pagina 164]
| |||||||
Deen
Troeren soo moet ick nacht ende dach
Dander
Als ghij seeker wel moecht arm venus snapperken
Deen
Och hoe mach sij Lijden dat bitter geclach
troeren moet ick nacht ende dach
maer mochtet anders weesen ick naems verdrach
Dander
Ghij sterft noch als parijs aerdich block sleeperken
Deen
Troeren soo moet ick nacht ende dach
Dander
Als ghij seeker wel moecht arm venus sneperken
want voor niet sijdij der minnen reperken
85[regelnummer]
sij scenct u Leet voir u Liefde eerbaer
Deen
Mijn getrowe herte dat trect tot haer
daer bedroch noch beveijnstheijt in rust eenpaer
ick en condt voirwaer / niet begrijpen een snaer
90[regelnummer]
dat die Liefste vrowe / mijns herten pilaer
mijn deese ontrowe / mijn soude hebben beweesen
| |||||||
[pagina 165]
| |||||||
Ga naar margenoot+want troijlus mochten noijt bresida claer
soo Lieff hebben binnen griecken Daer
95[regelnummer]
als ickse beminne al verlaetse maer
gelooftet mijn als Arens Eurialus was bekent in deesen
die Doer Jio verloor hondert oogen gepreesen
soo Die poeten Leesen / Desgelijcxs is mijn gheschiet
soot mijn geseijt was comptet in mijn gereesen
100[regelnummer]
dus blijff ick ongeneesen // hoement mijn ontriet
watmen mijn seijden ick geloofdes al niet
Dander singt
Venus hoe mach hem sijn Leven Lusten
Die verlooren heeft sijn soete Lieff
Deen
Dat weet ick wel venus sinnekens niet en rusten
Dander
Venus hoe mach hem sijn Leven Lusten
Deen
110[regelnummer]
Al Die Liefs mondeken oijt in Liefden custen
sceijdende proefden sij een bitter grieff
Dander
Venus hoe mach hem sijn Leven Lusten
Die verlooren heeft sijn soete Lieff
| |||||||
[pagina 166]
| |||||||
Deen
Swijcht van dien want noijt minnaer en besieff
sulck swaerlick grieff // als ick in moet glijden
Dander
Ke sijt toch verduldich in u Lijden
ghij sult venus Martelaer sijn int strijden
al macht tot alder sijden / u hert Doersnijden
peijnst Datter al meer in der selfder oorden sijden
daer ghij in getreeden sijt in diversche bestiere
125[regelnummer]
hadt ghij u gesicht bewaert tot allen tijden
en Cupidoes stick gehat int bevrijden
soo mocht ghijt ontrijden / dijn droevich vermijden
daer ghij u Dus Mijneerde mee moecht verblijden
want soo Jonathas most Laeten Roesiere
130[regelnummer]
en hercules mede Die schoone Dianiere
hem brengende ten viere van pijne ontsint
soo Laet ghij u Lieff oick een ander Diere
die met haer maect goede chiere // soo ghij bevint
haddijs u gewacht men seijdes u als vrint
Deen singt
Een Aerdich vrouken heeft mijn Doerwont
Dander
Doetet Arm bloet wie sal u geneesen
| |||||||
[pagina 167]
| |||||||
Deen
Niemant dan zij en mach mijn maeken gesont
een aerdich vrouken heeft mijn Doerwont
och mocht ick eens cussen haer rooder mont
Dander
145[regelnummer]
Waij neen ghij vrient het sal een ander weesen
Deen
Een aerdich vrouken heeft mijn Doerwont
Dander
Doetet arm bloet wie sal u geneesen
150[regelnummer]
ghij sterft noch arm Martelaer gepreesen
een ander vangt dat ghij Jaecht blaest vrij den hoorn
Deen
Al ist mijn dick met een eet geswooren
dat mijn die Liefste int herte vercooren
155[regelnummer]
met wanckele spooren // dus soude versmooren
Ick en condet niet gelooven Dats verlooren
want ick hiel haer altijts weelste getrowe
maer Lacen nu vindt ickse achter en vooren
ongetrowiger dan Roob mocht sijn geboren
160[regelnummer]
dies Die griefinge doren / mijn thert verstooren
inwendich doerquetst / met Droevige humooren
want sij mijn Latende is in Desen rowe
al hadt ick een werlt gehadt van gowe
| |||||||
[pagina 168]
| |||||||
165[regelnummer]
Ga naar margenoot+mijn alder Liefste vrowe / ick hadse haer gegeven siet
maer nu vindt ick bedroch in haers herten gevowe
dus blijff ick bij towe voir Leeden bediet
watmen mijn seijden ick geloofdes niet
Dander singt
170[regelnummer]
Die trowe toont // hem selven hoont
Deen
Dat mach ick wel seggen maer wie hadts gewoont
Dander
Dijn vierige Jonste wert u quaelick geloont
175[regelnummer]
die trowe toont // hem selven hoont
Deen
Ick hadt haer boven hester int herte gecroont
dies Den geest beswijcken wil alsmen haer vermaent
Dander
180[regelnummer]
Die trowe Toont hem selven hoont
Deen
Dat mach ick wel seggen maer wie hadts gewoont
van druck sijn mijn Doogen betraent
noijt minnaer en was soo In Liefden verrast
Dander spreect
Hoe werdij arm Troijlus kint aldus beclast
op een daer fustinus ontrowe in wast
| |||||||
[pagina 169]
| |||||||
Ga naar margenoot+hoe werdij arm Troijlus kint aldus beclast
190[regelnummer]
op een daer fustinus ontrowe in wast
want hij als gast / met ontrowe belast
en op u min als Judith op holofernis past
tfij u Dat ghij oijt sulcke vrowen aensacht
want ghij meer pijne voor minnen vast
195[regelnummer]
als therte altijt Leijt en crast
en van die mast der Lijefden quast
alleen moet draegen als een hont die bast
als ghij nu Doende zijt die u vruecht off cnaecht
peijnst hoe Diana heeft missaecht
200[regelnummer]
dies in hem heeft geplaecht // in een hert bekint
waert ghij oick met dit verjaecht
maer haer Jonste ghij Draecht // die u niet en bemint
Deen singt
Mijn sinnekens sijn mijn ontoogen
Dander
Wacharmen dat sijnse hoe crijchdijse wedere
Deen
Eijlaci ken weet want sij heeft mijn bedroogen
mijn sinnekens sijn mijn ontoogen
210[regelnummer]
sij geloofden mijn trowe nu vind icks geloogen
| |||||||
[pagina 170]
| |||||||
Dander
Dat weecht sij veel Lichter dan een vedere
Deen
215[regelnummer]
Mijn sinnekens sijn mijn ontoogen
Dander
Wacharmen dat sijn se hoe crijchdijse wedere
die genuecht Dijns Levens valt als een bloem ternedere
waerdij wijs ghij sout sulcke Lijefde wijcken
Deen sprect
Ick bekenne fraije prince Der Retorijcken
die schulde sijn mijn het moet nu blijcken
maer in geenen coninckrijcken men van gelijcken
meer vint bescreven / dunct mijn int bedijcken
225[regelnummer]
als mijn misvalle mijns ongelucxs te beene
maer ick bent wel waerdich bij claerder replijken
al seijtmen mijn datse mijn soude beswijcken
ick quam bij haer strijcken / singende musijcken
niet eens beducht voor valsche practijcken
230[regelnummer]
dus moet ick den Last nu Draegen alleene
sij is Die geene // Die brengt int geweene
dies mijn is overvallende die vloet der traenen vliet
twelck ick beclaege met veel suchtens ontcleene
| |||||||
[pagina 171]
| |||||||
235[regelnummer]
Ga naar margenoot+maer hoement mijn gemeene veel anders hiet
watmen mijn seijden ick geloofdes niet
Dander singt
Een verlooren / Twee uuijtvercooren // prijs is ick voortan
doet oick alsoo off ghij sult van Lijefden sterven
Deen
Ick wildent wel doen maer Lacij icken // can
Dander
Een verlooren / Twee uuijtvercooren prijs ick voort an
Deen
245[regelnummer]
En waer ick soo vast niet in venus gespan
soo mocht ick een ander in trowe verwerven
Dander
Een verlooren // Twee uuijtvercooren // prijs ick voort an
doet oick alsoo off ghij sult van Liefden sterven
Deen
Och sij hebbent goet seggen Die Liefste te Derven
maer Die bemint zijn / bliven vol Liefden gestraelt
Dander sprect
O Edele amoureuse Prince Die In Lijefden dwaelt
255[regelnummer]
hadt ghij aen vergilius raet gehaelt
soo u was verclaert / eer ghij waert gedaelt
| |||||||
[pagina 172]
| |||||||
Ga naar margenoot+inden afgront der Lijefden vol druxs gepaelt
soo soudij gerust sijn bij matelijckken keere
260[regelnummer]
want die vrowen sijn wanckelbaer als een riet dat smaelt
huden dus morgen soo haren row die wert verscaelt
off Daerom quaelt / dus werdij bedraelt
om dat u Liefde therte befaelt
en dat sij een ander bemint en acht u teere
265[regelnummer]
dus trect u selven van Liefden seere
off hoe Lancxs hoe meere werdij in Liefden gepint
al waer venus Jonste oft pallas in een eere
voor vrowe off heere mijn slot volint
Ga naar margenoot+hadt ghijs uws gewacht men riet u als vrint
Deen singt
A Dieu uuijtgeleesen Princesselick pilaer
Dander
Wat weijnter niet om kiest een ander greijne
Deen
275[regelnummer]
Eijlacen het scheijden valt mijn soo swaer
A Dieu uuijtgeleesen princelick pilaer
Dander
Ten sal u niet baten een enckel haer
al sterfdij als parijs // uuijt Lijefden reijne
Deene
A Dieu uuijtgeleesen princelick pilaer
| |||||||
[pagina 173]
| |||||||
Dander
Wat weijnter niet om kiest een ander greijne
285[regelnummer]
soo moechdij met ons verhoogen gemeijne
|
|