Trou moet blijcken. Bronnenuitgave van de boeken der Haarlemse rederijkerskamer 'de Pellicanisten'. Deel 8: de boeken I, N, M en R
(1998)–Anoniem Trou moet blijcken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 123]
| |||||
Ga naar margenoot+Een ander Tafelspel Van twee RabbowenWaij Ramp gans cramp / hoe stect mijn die claer
5[regelnummer]
mijn Dunct voir waer / ick sow schier sweeten
Immers en doent mijn cleeren niet want sij sijn niet swaer
waij ramp
hoe dus wie bijt mijn daer
tis een van tgeselschap die van haer meester eeten
10[regelnummer]
waij ramp ...
mijn Dunct voirwaer ...
Dander
Gans plaech / mijn maech / is heel gespleeten
mijn buijck / is sluijck / mijn wangen verstrangen
15[regelnummer]
mijn beenen / vercleenen / ick en cans niet vergeeten
gans plaech
mijn darmen / die carmen / tis niet om weeten
hoese craijen / en graijen / naer eeten verlanghen
gans plaech
20[regelnummer]
mijn buijck
sij meenen al heel dat mijn keel is gehangen
om datse niet ontfangen / haer proven even dick
| |||||
[pagina 124]
| |||||
Deen
25[regelnummer]
Daer compt een coopman recht als ick
Die meenijgen stick uuijt sijn buijck heeft gespaert
Ick wedt hem tgelt slacht mijn niet seer / beswaert
wij Denen wel gepaert dat seg ick nach
Dander
30[regelnummer]
Och ick vast soo menichen dach
veel meerder dan ick plach sonder te besijgen Iet
Deen
Daer in slacht ghij mijn want wij en hebbes niet
dus moeten wijt siet // Immers onbeeren
35[regelnummer]
want niet te hebben doet wel sparen Leeren
maer reijn coopman van eeren / mijn toch vertrect
van waen coemdij
Dander
Uuijt Italijen daer ick meenden onbegect
40[regelnummer]
Dat Die huijsen waren gedect / met warme panckoeken
en met worsten ingebonden / dat most ick versoeken
maer tis mijn wel gemist / eens wel te deegen
Deen
Ick most oick mee Leeren besoecken die vreemde wegen
| |||||
[pagina 125]
| |||||
Ga naar margenoot+want ick en const Langer niet verdreegen / welijge Dagen
maer Armoet heeft mijn soo Dapper geslaegen
en hout mijn noch dagelicxs inden toom
Dander
50[regelnummer]
Van waen coemdij Dan
Deen
Maer ick coem van Roem / voor wint voor stroom
soot blijckt int aenschijn
Dander
55[regelnummer]
Hoe stinckt ghij Dan van tgelt
Deen
Gelijck die coe vanden wijn
ten heucht naw mijn oft ront is off viercant
Dander
60[regelnummer]
Tis mijn oick In Lang niet gecoomen ter hant
maer segt mijn quant / hoe mochtet bij coomen
dat wij malcander op den wech niet hebben vernoomen
daer wij als twee vroomen / wel gedient souden hebben tsaemen
Deen
65[regelnummer]
Theeft ons moeten scrickken naer ick can raemen
dat wij noijt en quaemen bij een gelogeert
Dander
Nochtans heb ick meest in sulcken herbech verkeert
| |||||
[pagina 126]
| |||||
70[regelnummer]
Ga naar margenoot+daer volck hanteert / als wij sijn quansuis
Deen
Waer Logeerdi Dan meest
Dander
Maer int best vander stadt daer altoos thuis
75[regelnummer]
es gemerct met een cruijs // principael
hier heetment een gasthuis elders een hospitael
twert sonder fael // van ons meest bedocht
Deen
Thuisken / met het cruijsjen / heb ick Dickmael besocht
80[regelnummer]
naw een Dach over gebrocht / off twas tsavons mijn Logijs
daer vant ick Dan geselschap van sulcken prijs
recht als wij sijn metten aer
Dander
Soe weet ghij wel wattet eene gasthuis scheelt bij taer
85[regelnummer]
hoe sietmen in die sommige voirwaer / op die pelgrims passen
haer geevende teeten en Drincken genoch te brassen
oick Decxsel en voetsel datse hebben van noot
Deen
Jae gelijck tgasthuis te spiers en te straetsburch
90[regelnummer]
daermen eeten en drincken die vreemdelingen scincken
doer Liefden alst behoort
| |||||
[pagina 127]
| |||||
Dander
Jae tgasthuis te Coelen Tander naeken en te franckevoort
95[regelnummer]
heb ick dickmael bespoort // en elcke reijs
creech ick warme spotspijs / met Leckker vleijs
genoch naer mijn eijs // tot mijnder corrage
Deen
Te basel In switsen crijchtmen broot en pottage
100[regelnummer]
orritten / boonen / off brij / en die heet off warm
sij vollen soo wel Die hongerige Darm
alleleens een swerm / bijen in een corff
Dander
Te Lucerne is wijn en broot tgasthuis erff
105[regelnummer]
tot niemants bederff / is dat gesticht
ick hebber meer als eens Die proven gelicht
en niet voor geswicht nae mijn selfs wens
Te Ausburch / te Trier / en Te Covelens
te Olms / te Mens / in alle Dese steeden
110[regelnummer]
heb ick soo Dick maels Die gasthuijsen betreeden
ick vont Lustich haer seeden / soo peijns ick dedi mee
Deen
Ick heb besocht soo meenijgen stee
dat ickse op een uuer offe twee // niet en weet te vertellen
| |||||
[pagina 128]
| |||||
Ga naar margenoot+maer over al versocht ick voor al sonder quellen
gasthuijsen coppelen Ick ginckker niet een voorbij
Dander
Och maet watten meenijgen schoonen Abdij
120[regelnummer]
heb ick versocht vrij // om te crijgen een stick
Deen
Jae maet ick heb soo Dick cloosters en conventen
gevisiteert om Die Dagelicxse renten
niet een gepasseert off ick mostese groeten
Dander
Ick waen ick oick wel te deegen bescutten mijn boeten
geen huijskens soo cleijn // off ick mosse bestooken
ick sach meest nae Die schoorsteenen / off ickse sach rooken
Ick Dacht Daermen coocken / houtmen geen vacanci
Deen
Och maet watten meenijgen schonen ordonanci
vintmen hier voor Deese armen goet
bij datmen boven inde Landen wel doet
daer naw een vercken verwoet / thuis sow Leggen
135[regelnummer]
Ga naar margenoot+daer moeten wij in cruijpen sonder tegen te seggen
off wij mogen verbreggen / en Elders tijen
| |||||
[pagina 129]
| |||||
Dander
Gelijck alst is godt betert In Lombardijen
140[regelnummer]
daermen naw mach Lijen / ons schaemele armen
maer met Drooch broot en water vullen die darmen
sij en hebben geen ontfermen hoe wel ment haer vermaenen
Deen
Te plaijsance Te pavijen en te Melaenen
145[regelnummer]
es wel sonder wanen / Die beste proven
van heel Lombardijen / maer wat soudtmen noch behoven
soutmen die buijck tot boven / rechtsinnich versaen
Dander
In Italijen beghint Die Liefde mee al te vergaen
150[regelnummer]
daer sietmen nu plaen / est niet te bescreijen
pelgroms als wij sijn werptmen op die galleijen
ick haddet mee moeten verbeijen / hadt ickt niet ontloopen
Deen
Ick ben haer handen soo Dickmaels ontsloopen
155[regelnummer]
stillitgens sonder ropen / mijn van Daer gepast
Dander
Hoe wel geluctet dat ghij met u cleeren niet waert belast
anders hadden sij u verrast met cracht en gewelt
Deen
160[regelnummer]
Tquam wel Dat ick doen niet mettet sulver gelt
niet seer was gequelt / anders hadt ickker gebleven
| |||||
[pagina 130]
| |||||
Dander
Och hoe wel plachmen in Italijen den armen te geven
165[regelnummer]
noch bij mijn Leven / In corter spaci
Deen
Wat plachmen al te geven Te belonge La graci
dat was een stadt Eijlaci // Die mijn wel bevijel
Dander
170[regelnummer]
Wat segdij van Die Abdij van sinte michiel
was Die proven Iel / Diemen ons daer plach te setten
Deen
Jae sinte Marie Te Loretten
speeltmen daer niet vanden vetten / als arme gruijsers
Dander
Buijten florensen La belle tot die catuijsers
heb ick Dickmael gevult mijn crop
Deen
Dats waer daer geeftmen warme wittebroots sop
180[regelnummer]
met een grooten cop Leckkere wijn
daer scheijde ick selden van Daen sonder droncken te sijn
theucht noch wel mijn al ist Lang geleden
Dander
Och maet ick conde soo wel die steeden
185[regelnummer]
daermen gaven die groote stuckken om godt
| |||||
[pagina 131]
| |||||
Deen
Soe dede ick mee en als Dan tlot
niet wel bevil in sijn werck
190[regelnummer]
soo ginck ick sitten voor Die kerck
en riep Luijt en sterck / om wat te gewinnen
Dander
Maer maet ick tradder wel binnen
met Lustige sinnen Jae ick bij sint Jan
195[regelnummer]
met die muts in die hant van wijff tot man
ick scheijder niet van // tot dat ick wat hadt gecreegen
Deen
Ick ben oick van een godt help ofte twee niet versleegen
Ick verstaer wel acht off negen eer ick wil ruijmen
Dander
Och maet ick roer somtijts soo dapper mijn duijmen
men souder Logens off scuijmen / gelijck als coeijen
ick gae somtijts voor die kerck sitten en roeijen
tvolck moetent moeijen / al warense gram
Deen
En ick how mijn altemet off ick waer Lam
en elendich gebooren als Dongesonde
ick gae met mijn hooft bijster gebonden
recht oft waer vol wonden / en heel ontstuckken
| |||||
[pagina 132]
| |||||
Dander
Een als ick sie Dat die troggelsack niet wil geluckken
off Datmen mijn verdruckken / off op mijn Lenijcheijt vloecken
soo bebin ick mijn armen en beenen met bijstere Doecken
215[regelnummer]
wien ick Dan coem versoecken / toonen mijn caritaet
wat segt ghij daer van
Deen
Ick heb wel mee gepleecht den selfden raet
Ick was eens maet als een arm weepel
220[regelnummer]
geraect op cruckken om te speelen den crepel
om wat te crijghen als een scamel pipere
met een sach ick coomen mijn heer die grijpere
Die Dee aen mijn Miracel op die selfde tijt
Dander
Wel hoe soo
Deen
Maer hij maecten mijn beij die cruckken quijt
soo Dat ick subbijt // Lustich en Drae
den poort uuijt Liep / en hij mijn nae
230[regelnummer]
sonder eens omme te sien Jaeck per ma foij
Dander
Wel wat wouden hij u dan doen
| |||||
[pagina 133]
| |||||
Deen
235[regelnummer]
Maer Leeren singen suver en moij
het doentgen van gispedegoij / onversaecht
Dander
Wel wat Lietgen is Dat
Deen
240[regelnummer]
Het gaet op die wijse soomen die vliegen verjaecht
heeftet u noijt geplaecht / dat moechdij weeten
tis soo machtige goet voor tsweeten
om dees tijts sjaers ver staet ghijt wel
Dander
245[regelnummer]
Jae ick tis Die kittelari op het vel
ick haet dat spel / nu Laet dat drijven
wel hoe stellen wij best aen onse motijven
sullen wij bijden anderen blijven off sullen wij sceen
Deen
250[regelnummer]
In geender manieren wat trowen neen
wij Dienen bij een in onse verkering
wij sijn toch coopluij van eender neering
die beij soecken teering / sonder gelt off waer
Dander
255[regelnummer]
Maet maet wij sijn een paer
| |||||
[pagina 134]
| |||||
Ga naar margenoot+die hier en daer wel sijn bekent
sullen wij blijven bij den ander soo moet ons rigement
anders sijn gestelt Dat seg ick noch
Deen
Het behoefden wel want het is hier doch
niet dan godt help waer dat wij coomen
maer wat souden wij best doen
Dander
265[regelnummer]
Wat vreemts versieren al souden wijt dromen
ick heb wat voor mijn genoomen mocht dat sijn volbrocht
wij sullen met Aellemissen wel werden bedocht
maer tmoet sijn versocht in alle Inden
Deen
270[regelnummer]
Wel wat souden wij Doen
Dander
Maer tsaemen gaen speelen den blinden
ghij sult u onderwinden / en mijn gaen Leijen
Ga naar margenoot+Ick sal u volghen in alle contreijen
275[regelnummer]
vrij sonder beijen / In berch en dael
Deen
En Ick sal mijn arm wel draegen in een dwael
| |||||
[pagina 135]
| |||||
Ga naar margenoot+alleleens ofse altemael / waer gebrooken
280[regelnummer]
dan sal ons nijemant van Leecheijt bestooken
est quaelick gesprooken / om ons te versterken
Dander
Wat neent soo sullen die Luijden Immers niet mercken
dat wij mogen wercken want Die Lam is off blint
285[regelnummer]
die en ist niet mogelick dat hij die cost selfs wint
tis niet quaelick versint / ick moeter u off croonen
Deen
Willen wijt eens beproeven om te sien off wijt wel conen
nu wilt op deese scouder stonen / soot behoort
Dander
Nu treet wat voort
tot dit accoort / sal ick mijn haest wel vogen
Deen
Hout altoos Dicht toe beijde u oogen
295[regelnummer]
wilt anders niet poogen / off twaer Alam
Dander
Beeft ghij maer te deech met u arm
sorcht niet voor mijn tarm // ick salse wel onthowen
Deen
300[regelnummer]
Dits godt wouts / godt geeff dattet ons niet moet rowen
| |||||
[pagina 136]
| |||||
Dander
305[regelnummer]
Elck past dat hij sijn offici wel bewaert
sijn wij daer scier bij gepaert / wil ick beginnen te roopen
Deen
Neen tis noch te vroech doet slechs u oogen niet oopen
Ick salt u tijts genoch seggen sorcht daer niet voor
Dander
Waer ontrent sijn wij nu
Deen
Nu coomen wij bij Die Door
beghint nu als ghij wilt sonder verspaeden
Dander
Och vrienden goodts wilt toch beraeden
toont toch genaeden / mijn arme bloet
Deen
Bedenct ons Doch met een aelmis van u tijtlick goet
320[regelnummer]
Dattet u godt Loonen moet / nae u selfs wenschen
eij geeft toch wat
Dander
O Devoote Menschen
ons Darmen ons pensen / sijn Leech en / ijel
| |||||
[pagina 137]
| |||||
Deen
Gaert nu teerghelt voor u arme siel
tegen datse moet tien / op die Lange reijs
Dander
330[regelnummer]
Een toechjen Drinckens
Deen
Off een beetgen vis off vleijs
hoe wel ick dat eijs / off een stucksken broot
Dander
335[regelnummer]
Dat onse Lieve vrow u moet helpen uuijt alder noot
als onsen Lieve heer is Doot / off niet meer en mach doen
Deen
Toont toch bermherticheijt
Dander
340[regelnummer]
Onse twee scamele bloen
van u verganckelijcke goen / Laet ons wat genieten
Deen
Och blint man arm man salt nijemant verdrieten
dat ick dus moet swerven van huijs tot huis
Dander
Och vrienden watten swaeren cruijs
hebben wij op den hals datmen niet mach ontvlien
| |||||
[pagina 138]
| |||||
Deen
350[regelnummer]
Die nimmermeer tlicht des hemels mach sien
och goede Lijen / wat Lijt hij al smerten
Dander
O Devoote herten die Lijff noch Lit tot hem en heeft
peijnst in wat armoet hij altoos sneeft
355[regelnummer]
Immers siet ghij Dit aen ons tween
Deen
Och hadt ick mijn gesichte
Dander
En ick mijn gesonde Leen
360[regelnummer]
men dorst ons certeen / aldus niet voen
Deen
Och wij plagen soo garen wat te doen
al moeten wij nu verwoen / als een onwaert gast
Dander
365[regelnummer]
Och vrienden tes voor ons alsulcken Last
dat wij dus moeten gaen met bescaemde wangen
van doer tot doer om een alemis te ontfangen
om onsen hongerijgen buijck daer mede te versaen
| |||||
[pagina 139]
| |||||
Deen
O vrienden ghij siet wel dat wijt niet veel hebben gedaen
wij coonen daer niet mee omme gaen / als sommige plegen
Dander
Als wij maer een weijnich hebben gecreegen
375[regelnummer]
soo Laeten wij ons te Deegen / wel genoegen
Deen
Och wij souden ons noot tot beedelen vogen
mocht wij ons selven ijet behelpen
Dander
380[regelnummer]
Eij slaet toch u oogen
Deen
Op ons arme welpen
en wilt toch stelpen ons bitter Lijen
Dander
385[regelnummer]
Met soo cleijnen Aelmis moechdij ons verblijen
u selven bevrijen / vant helsche Dangier
Deen
Eij geeft toch wat
Dander
390[regelnummer]
Een toechjen bier ons hart als vier Int Lijff verbrant
nu maet met Die Nap inde hant
Die Liefde vaillant willen sij ons thoonen
| |||||
[pagina 140]
| |||||
Dander
395[regelnummer]
Eij godt moetet u Loonen
soo sult ghij te veer / sijn in ons gebet
Deen
Och watten goen volck vint ick hier te met
sij hebben goodts wet / int hert gescreven
Dander
Hoe minnelijcken sietmense Den armen geven
in haer Leven / soot blijct op dit termijn
Deen
Maer maet segt mijn wat volck mach dat zijn
405[regelnummer]
die Dusken blijen schijn / over ons Doen blijcken
Dander
Maer ick heb gehoort Dattet sijn Retorijcken
die nu hier howen haer Jaerlickse feest
Deen
410[regelnummer]
Sijnt Retorijcken dats volck vanden geest
daer mijn hert wel meest / is toe gewent
soo en dienen wij niet te gaen sonder const off present
haer weder te schencken soo dat behoort
Dander
415[regelnummer]
Nu moet ick Lachhen al waer ick verstoort
eij bij gans moort / hebben wij wat tover
| |||||
[pagina 141]
| |||||
Deen
Ga naar margenoot+Ick moet nochtans een present voortbringen
daer sij ons sonderlinge mee mogen bedincken
Dander
Maer wat present ist toch
Deen
Maer tsijn twee Leevende vincken
die moet ick haer schincken / soo ben ick bedocht
Dander
Dats eerstin geen cleijne Logen ontknocht
430[regelnummer]
waer in hebt ghijse gebrocht / ghij en hebt corff noch caw
Deen
Wat soete man Ick Draechse wel in mijn maw
daer broense voort soo ick haw // ongedwongen
Dander
435[regelnummer]
Coonense wel vliegen off sijnt Jongen
die noijt hebben gesongen // in swerlts pleijn
Deen
Neen sij en sijn niet seer cleijn
Diese crijcht serteijn // Die salse wel voelen
440[regelnummer]
en sijn Lust eer Iet Lang daer aen vercoelen
sij en doen niet dan sij wolen in haer ommeganck
| |||||
[pagina 142]
| |||||
Dander
Hebbense over haer dan geen sanck
445[regelnummer]
off sittense als een ranck / altijt en Luijpen
Deen
Sij en Doen niet Dan sij cruijpen
alleens Die Ruijpen after en vuer
Dander
450[regelnummer]
Hoe Danich sijnse van coleur
Root paers geel off blaew
Deen
Maer sij sijn wittachtich graew
en hebben veel cleijne voetkens daerse op gaen
455[regelnummer]
somma ten is u niet wel te verslaen
off ghij mostse sien voor u oogen
Dander
Soo bidt ick u wiltse toch toogen
voor al dees heeren sonder bedriegen
Deen
Hout Daer sijnse en Laetse u niet ontvliegen
anders sow tvolck sonder liegen ons heel verguijsen
Dander
Bij gans mort tsijn twee Luijsen
465[regelnummer]
sulcke vincken heb ick mee meer dan ick can tellen
| |||||
[pagina 143]
| |||||
Dander
Och maet het sijn twee sulcke gesellen
sij sijn schier Lang een halffellen / en dick daer nae
Deen
Ick hebsemee wel vande selfden bij nee bij Jae
en oick van ander soorten hoese mogen weesen
Deen
Maer Dit sijn Italiaensche sij bijten een man mach vreesen
475[regelnummer]
sij hebben boven op tlijff een swarte stip
Dander
En die Duijtschen sijn schier soe groot als een clip
ick meen ick Daer wel een halff schip / vol bij nae heb om tlijff
Deen
480[regelnummer]
Dan heb ick noch van die Engelschen met Lange staerten
men souse stellen in caerten / om datse bijten soo eel
Dander
Ick hebse oick die swart sijn en geel
en oick vrij veel / maer ick en weet van waer sij coomen
485[regelnummer]
ick hebse noijt berooft
Deen
Maer sij coomen van / thooft
ick hebt selfs beprooft / als Dat ick vol seeren
en alsmen dat claut soo vallense op die cleeren
490[regelnummer]
en vermeeren als stoff
| |||||
[pagina 144]
| |||||
Deen
Maer die sijn nergens nae soo dick noch soo groff
als Dees nu sijn sceijter off en wiltse Dese heeren
495[regelnummer]
voor ons present gaen presenteeren
hadden wij wat anders tonbeeren / wij gavent met vlijt
Dander
Mijn heeren setse maer een nacht in u habijt
sij sullen in corten tijt / soo vermeeren en groeijen
500[regelnummer]
Dat ghij sult sitten scurcken en roeijen
niet weetende waer ghij u Lijff sult Laeten
Deen
Wij schenckense u Doer Lijefden uuijt caritaten
dus wiltse aenvaten en naerstich op passen
Dander
Godt geeff datse alsoo in u cleeren moeten wassen
als sij tot noch toe in Donsen hebben gedaen
Deen
Soo suldij selden sonder Luijsen gaen
510[regelnummer]
tis tijt dat wij verpaen / in ander pleckken
Dander
Nu hier mede A Dieu wiltet toch ten besten treckken
en niet begeckken / ons simpel verhal
| |||||
[pagina 145]
| |||||
Deen
En denct Dat Jonst / tot const / ons dit doet ondeckken
Dander
Hier mede a Dieu wiltet toch ten besten treckken
Deen
520[regelnummer]
Dat wij hier coomen tot deeser pleckken
es Doer honger en Dorst / en ander misval
Dander
Nu hier mede A Dieu wiltet toch ten besten treckken
en niet begeckken ons simpel verhal
525[regelnummer]
want het geschiet Doer ons van Lieft boven Al
Lauris Janzoon fecit
Lanck 372 Regulen
finis |
|