Trou moet blijcken. Bronnenuitgave van de boeken der Haarlemse rederijkerskamer 'de Pellicanisten'. Deel 5: Boek E
(1994)–Anoniem Trou moet blijcken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 178]
| |||||||||
[pagina 179]
| |||||||||
Ga naar margenoot+Personages
Lanck 664 | |||||||||
[pagina 180]
| |||||||||
Ga naar margenoot+Een Spel Van SinnenFatum bedect
15[regelnummer]
Alles nae mijn believen ter werrelt gescieden moet
ick achtervolgende dat Doppersten godt gebieden doet
met sijn gebiet ontvlieden moet die onder mijn macht gestelt heeft
een seekere vaste / en onberoerlijcke die noijt gehelt heeft
ordonnancie alle gewelt geeft dopperste heere mijn
20[regelnummer]
In alle dingen can ick en moet ick voorsichtich weeren mijn
niet ter werlt can keeren mijn dan die godtlijcke wil alleen
die mijn te sijn Lochent die en bekent oick inden hemel geen
almachtich godt dees een / alleen ick onder sijn gebieden stae
is aldaer een godt niet en can sijn voorsichticheijt ontvlieden drae
25[regelnummer]
ter werlt alle dinc gesciede nae sijn oordele vast
sijn voersichticheijt hem gelijcte bliven heeft hij belast
dien te volgen nodich heb ick gepast / daer doer mijn gewelt groot
niet ick en ben tot goodts voorsichticheijt selfs gestelt groot
al is inden gescent / mijn gewelt / groot en alder dingen natuer
30[regelnummer]
mijn ordonnancie blijft onderworpen tot alder uur
soo Dat Des menschen geboorte suer en smenschen uuijtgang niet soet is
die noodicheijt aldre gesciedenis bij mijn gewelt opgevoet // is
oock mede geen cracht gemoet is / den selfden te breeken
hier doer menich mensch berooft vermoort Doersteeken
35[regelnummer]
dus noijt mijn is besweeken Ordentlijcke crachte
want ick ben dat eewich Decreet des voorsichticheijts machte
die godtlijcke gedachten door mijn altoos werkende is
godt die hooch sidt / alle dings nootsaeckelickheijts bemerkenden is
Flagellum Dei
40[regelnummer]
Op die godtlijcke gramschap altoos ick goede regaert neem
dien vreetlick tachtervolgen altoos ick wel ter hert neem
straff ick met smert neem / om alle den geen te quellen
die doer duvels raet / tgodtlick gebodt aen deen sijde stellen
al woon ick binnen der hellen / nochtans altoos bereijt
45[regelnummer]
ten dienste des oppersten godt / al wert mijn gewelt bescreijt
bij veel den onverbeijt al ben ick der Sonden Loon
dus coom ick om te besien off ick niet en vin Idoon
sijn den gotlijcken gramschap gewoon / dien ick ben dienst te doen
ick sie hier een hemelsche personage nae mijn vermoen
50[regelnummer]
die sal ick aenspreeken coen / wie sijt ghij edel Image fier
Fatum
Al siet ghij nae mijn bedect / ick wil niet werden bekent hier
wie ick ben ghij raemen muecht / die mijn kent aen mijn oude manier
maer soo ick heb verhaelt schier / en ben niet soo bij veel is geraemt noch
55[regelnummer]
goodts voorsichtige cracht in als heur betaemt noch
| |||||||||
[pagina 181]
| |||||||||
[pagina 182]
| |||||||||
[pagina 183]
| |||||||||
Ga naar margenoot+die meer godtlick is befaemt noch aldre dingen gouvernement
maer onberoerlick ben altoos haer / in alle dingen present
der welker naturen ongescent / nochtans bliven doer deesen
60[regelnummer]
al ben ick in nootsaekheden nodich en oick natuerlick gepreesen
in naturellen / en moet weesen oick genoempt gevallen
in allen gevallen / doer mijn ter werlt geschieden moet alle
bergen worden tot dalle / sulcxs mijn gedurich statuijt
die velden swinters dor / soomers met alderleij cruijt
65[regelnummer]
mijn goeder ordre beduijt op behoorlijcke plaets en tijden
niet ter werlt en can mijn goede ordre mijden
hoe wel dat is mijn belijden te sijn godt onderdaen
en niemandt dan hij en can noch en mach mijn wederstaen
weesende soo hij doet verstaen dauthoor en werckman
70[regelnummer]
aldre Dingen / niemant dan hij mijn gehoorsaemheijt weijgeren can
coont ghij mijn bekennen dan / doer wien veel coninckrijken
werden bevesticht verheeven vernielt en moeten beswijken
doer crachten doe ick blijcken / mijn groot vermoogen
die machtige werden verheeven / die cleijnen hooch opgetoogen
75[regelnummer]
sonder mijn te vergeefs heur poogen / hoe sij heur versteekende is
godt die hooch sidt alle dings nootsaeckelickheijt bemerkende is
Affectus
Siende hier goodts geesel / hoe seer verscrick Ick
met droefheijt en vrees bevangen van vruecht niet en kijk ick
80[regelnummer]
daer an en sloech geen swijck ick / off die was over Lang vertrockken
en verhoopten dat alle dinck voorts ten besten sout Lockken
sonder Langer op te slockken / alle uuijterlick welvaren
Flagellum Dei
En vreest niet sonder believen van deesen beswaren
85[regelnummer]
al compt ghij bij ons paren / en sal ick toch Lange niet mogen
Affectus
Wie is doch deesen ick en can haer niet sien onder oogen
sij scijnt ongeloogen geheel hemels groot van gebiet
Flagellum Dei
90[regelnummer]
Ick raem wel wie sij is / nochtans te wel en ken ick heur niet
maer al wat hier gesciet daer is sij van doorsaeke
Affectus
Wij bidden u toch wilt u om te vereeren bekent maeken
en wilt ons versoeck niet laaken / voldoet begeert toch
Fatum
Voor dees reijs u te beantwoorden heb ick mijn verneert noch
alder gesciedenissen mijn te sijn deerste oorsaeck Leet toch
te vergeefs begeert toch niet verder tonder soeken
stellende onder den tweeden oorsaeke tot u vercloeken
100[regelnummer]
niet om vervloeken der menschen eijgen vrijen wil
dwelck godt noch bedwingt noch wechneemt al maect die gescil
| |||||||||
[pagina 184]
| |||||||||
Ga naar margenoot+maer die verliesende stil / te voor haer wil altoos godt weet
hij een autoor in tgemeen aldre bereet nochtans hem Leet
105[regelnummer]
toelaetende tot sulcxs gereet den mensch te volbringen
heur quaet op set al ist voor een wijltijts sulcxs sijn gehengen
nochtans sonder daer toe te plengen alleen een foulteur is
des goets hem hebbende hij die vanden goeden humueren is
terwijls heur tot verkiesing keur is tbeste is verkiesende
110[regelnummer]
mijn macht is niet bevriesende te willen hoe wel eijgen behoort
den menschen tvermogen goods hulp compt tot confoort
hier in rechtevoort sonder den des menschen vermoogen mach
seer weijnich te vergeefs sprack cesar dit is den dach
die in doots uur den slach moordadich niet ontwijken can
115[regelnummer]
domitianus te vergeefs Dat uur twelck niet beswijcken can
vloden / want hij niet kijken con / dordre geprepareert te voor
oorsaeken der gevallen / hadt ick al gescict naet behoor
dees volchden middelen op tspoor / dije sij niet Lichtelick bemerken wis
godt die hooch sidt alle dings nootsaekelickheijt bemerkende // is
120[regelnummer]
Falsa mala / Flagellum dei / Affection / Faton uuijtcomen
Falsa Mala
Vindt ick hier goodts gesel / ick van sijn werck die vruchte
als hij wert beclaecht soo doe ick doer stantachtige suchten
seer quaede geruchten / conen wij over geheele Lant verspreijen // doen
Flagellum Dei
Volcht ghij mijn soo drae oop dhielen dat sal meenich screijen // doen
Ga naar margenoot+want wij met ons beijen coen // veel Landen plagen seer
Fatum
Mijn volgen oorloch honger pest / Armoet / tot mishaegen meer
130[regelnummer]
die doot te beclaegen veer selfs heur Daer ontrent // scict
Affection
Die geest Inwendich / nu ghij ons hier bent present // scrict
want sij u Torment wict / die meenich Lijden moet
als ghij alle benoutheijts aen alle sijden voet
135[regelnummer]
en ons seer wreet bestrijden doet / wie can u doen wederstant
Fatum
Ick denck wel dat ons wellecoom niet groot is in tlant
al waer ons Leger meer wert geplant tot allen dangier
Affecten
140[regelnummer]
Sijt ghij hemelsche Image oorsaeck van al des droefheijt hier
twaer noodich u te schowen scier / alsulcxs in vermogen waer
Fatum
Godtlick alle plaegen toe gesonnen / moetmen gedoogen / swaer
vreesen muecht ghij en bidden dat sij werden vertoogen // daer
145[regelnummer]
maer niet onbedroogen claer / coont ghij tgodtlick opset beletten
te bestaen muecht ghij tontvlieden / dan hij can u besetten
onderdaen maeken sijn wetten / ist hem behaechlick
dhemelsche secreeten al sijt ghij sulcxs beclaechlick
| |||||||||
[pagina 185]
| |||||||||
[pagina 186]
| |||||||||
[pagina 187]
| |||||||||
150[regelnummer]
Ga naar margenoot+en naw acht verdraechlick heur cracht en ordre onderhowden
noijt tgescaepen oijt ter aerden onveranderlick ijet bouden
daer dat hem op betrouden al comtet tot een val
een Eewige wet moet werden gevolcht int aertsche dal
het een vernielt / tander op sruijten sal / vast hier niet
155[regelnummer]
vernieling / bowing / maeken / en breeken ter werlt gesciet
achtervolgende oick dit gebiet tswerlts groote Lichaemen
rijken steden / respublijcke veranderen nae tbetaemen
soo ghij muecht ramen verandtlick donberoerlijcke aerden / oock
int verganckelick speelt wonderlick / die hooch vermaerden / oock
160[regelnummer]
uuijt dien pot aerden / als donvervaerden oock versceijden faetsoen
fabriceert die groote Architeijt buijten alle vermoen
diese baren coen / overvloijen nu die te vooren Lant // was
dat eertijts see is geweest / onlancxs daer nae beplant // was
Dit boven smenschen verstant was / hij vernielt en verheft
165[regelnummer]
uuijt oosten en westen monarchien daer toe hij macht geeft
door den een sijn opgang dander sneeft hij mede werkende // fris
godt die hooch sidt alle Dings nootsaekelickheijt bemerkende // is
Constancia
Vindt ick al / dit goet en quaet geselscap alhier versaemt Juijst
170[regelnummer]
wiens boorsken sal nu doer u anslach werden gepluijst
wat ist dat hier nu ruijst wat Sult ghij best aen Leggen
Flagellum Dei
Wij staen vast en Luijsteren wat dees te doen noodich sal seggen
die ons hout Lang in dreggen / nae u behaegen wilt ons gebieden nu
Fatum
Ten hemel / die sonden hooch / tis tijt dat gesciede nu
Laet niemant ontvlieden / nu / u Lijstige aenslaegen groot
Flagellum Dei
Is ons commissi dat wij den mensch sondich mogen plaegen snoot
180[regelnummer]
ick sal mijn niet Dragen bloot en mijn in als wel quijten
Affectus
Ick sal oick doen tgeen mijn te doen staet mijn salmen niet verwijten
waert dat sow mijn seer spijten Leusich in mijn affeeren
Falsa Mala
185[regelnummer]
Tvermogen van oorloch / pest / honger sal ick oick verclaeren
hoe wel dat strect tot beswaeren / als sij wert geran
Fatum
Terwijls sal ick mijn op mijn woonplaets vermeijden gaen
ghij muecht soo ick u seijden gaen / al waer u bestelling hout / nu
190[regelnummer]
seer weijnich goets tot voordel wert toe betrout u
Flagellum Dei
Nu wel an Idre doet soo veel als hij best can
geen Leuijsicheijt men u verwijten sal Dan
op datmen weeten te spreeken / daer van wilt u quijten wel
Constancia
Dat aertrijck met beevinge / sal ick Doen splijten fel
| |||||||||
[pagina 188]
| |||||||||
Ga naar margenoot+starke winden subbijt en fel / sullen Dijken en dammen sterck
doer waters vloeden woeden / dees sal ick stellen te werck
200[regelnummer]
soo datmen sal neemen merck wat straff dat volcht sonden
Affectus
Met smert en droefheijt sal ick binnen die mensch werden gevonden
hier mede hij gebonden / sijn eijgen vleijs verteeren sal
Flagellum Dei
205[regelnummer]
Den hovaerdij en overdaet groot men geweldich verneeren sal
en hem men Leeren sal / wattet is vleijs sinnlickheijt te voeden
godt niet te vreesen als die outeur van alle goeden
Lijefden niet te behoeden sonder malcanderen te beminnen
Constantia
210[regelnummer]
Wel eer door Aertbeeving ter neer geworpen men bevinnen
in Asien doer mijn vreet beginnen / twaliff groote steden
oick In campange voortijts / noch andre twaliff oick meden
dees can noch maeken tonvreeden den sondaer nu ter tijt
Affectus
215[regelnummer]
Quellage doer Affectie bevangt de sondaer subbijt
als droefheijt thert doersnijt / doer vercreegen hinder
Flagellum Dei
Idre vanden besten practijken sij den meesten onderwinder
en der plaegen de beste vinder die mijn goeden dienst doen wil
Falsa Mala
Den besten dienst verhoop ick te doen al swijch ick Lang stil
menich mensch heeft een gril / die mijn daden hoort vertellen
door oorloch 168000 Joden con ter neer vellen
coont ghij bij een stellen bellen punicie verslagen werden
225[regelnummer]
150000 in seventhien Jaren ter aerden gedraegen werden
2112000 tgetal tot mishaegen werden doer een cesar vermelt
doer honger een ontelbaer meenichte hebben gecrelt
ondertswaert menich heeft geknielt doer tirannich bestier
pest om een davidts overspel / vernielden al den Joden scier
230[regelnummer]
dus Den meesten hoop in dangier / door mijn geraeken conen
meent ghij dat ick noch met tselfde soudt toe maken conen
ghij sult dat niet missaeken conen / als ghij mijn siet doen wonder
Flagellum Dei
Allen wrede dienste mijn aengenaem om te brengen tonder
235[regelnummer]
die boosen sonder op wien godt is / vergramt seer
Idre doe sijn best daer nae om eer sal werden geraemt meer
Den Desolate Weemoedich
Hellaes hellaes / mijn woorden vol Lamentacie
och waer sijt ghij gebleeven o godtlijcke gratie
240[regelnummer]
sijn wij vervallen dus Deerlick in goodts Indignatie
en van hem verlaeten
Oorloch pest honger en alle tribulacie
gaen deerlick weijden / en maeken habitacie
in ons Landowe met wreede regnacie
245[regelnummer]
en quellen Donnoosele ondersaeten
dus sterff ick Dusent doden / al en macht niet baten
och staende mach ickket niet harden sijnde als den desperaten
| |||||||||
[pagina 189]
| |||||||||
[pagina 190]
| |||||||||
[pagina 191]
| |||||||||
Ga naar margenoot+
Constantia
250[regelnummer]
Wie vindt ick hier dus Desperaet Leggen suchten
die Doot is van groote Droefenis / tdiet elent sijn de vruchten
dat dees smert wachten / en trect an een goeden moet
Den Desolate
Ga naar margenoot+Wie siet ghij die mijn niet en beclaecht in tegenspoet
255[regelnummer]
siet ghij beeter als wij behoet / hulp ghij ons dan doen muecht
Constancia
Ick sie donberoerlijcke cracht des gemoets en duechts
die den mensch tot vruecht op hout om den doot tontvlieden // ras
uuijt den see der droefheijden / volgende mijn gebieden // ras
260[regelnummer]
dwelck sout moogen gescieden ras heur sontheijt ingelijft
Den Desolate
Is Dit u vermoogen soo bidt ick u toch ons bij blijft
mijn droefheijt verdrijft / ingedruct doer Lijefden groot
dien ick Draege tot mijn vaders Lant nu geheel in Lijden groot
265[regelnummer]
sterven om haer wilden ick Den Doot / mocht ick doen profijt
Constancia
Soet en eerlick voor sijn vaderslant te sterven belijt
die van ongemack bevrijt // als die u moet derven
maer onnoodich sonder voordeel te doen / voor dien te sterven
270[regelnummer]
veel Liever after Landt te swerven / als Doprechten
over al vinden haer vaders Lant / als niet en is te beslechten
doer u verdriet tbevechten van ontelbare Elenden
Den Desolate
Om mijn hulp te doen wilt dan herwaerts wenden
275[regelnummer]
al eer sij mijn geheel scenden / helpt mijn in toprijsen
Constancia
Hoe swaer sijt ghij / men behoeft u wel op te Drijsen
dat ghij weder vallen sult mijn Jisen / och moeder compt helpt mijn
Den Desolate
280[regelnummer]
Helpt al die helpen can compt toch en stelpt pijn
mijn Leeven verplet tscijn des droefheijts bitterheijt
over ons vaders Lants dien coomende onverbeijt
tis al verlooren gescreijt het anders nu niet wesen // can
sulcxs tgodtlick voorneemen / wat helpt ons vreesen // dan
Patientia
Al wert ick out ick en ben noch niet crachteloos geheel
hoe Leijt dees Desolaten mensch dus machteloos geheel
is hij achteloos geheel / vervallen in droefheijts vloet
Constantia
290[regelnummer]
Och moeder helpt ons en den Desolaten bij stant doet
gevallen onder den voeten sijn curagien sneeft
Den Desolate
Doer toverpeijnsen des vernielings mijn therte beeft
wie is doch die hier Leeft / diet niet totter doot ter herten gaet
Patiencia
Te vergeefs is dat / en geensins en strect tot baet
wel op en scout dit quaet onnoodich getruer groot
| |||||||||
[pagina 192]
| |||||||||
Ga naar margenoot+
Den Desolate
300[regelnummer]
Sonder hulp ick en can in mijn ongetempertheijts humoer groot
compt tot mijn coer doot / en vernielt mijn Leven hier
Constantia
Eij moeder Laet ons toch helpen dees man uuijt sneeven hier
op dat vert wert verdreeven hier Telendich kermen
Patiencija
Nu wel an dan / neempt hem onder doxel / van sijn nermen
om u selfs Leven te bescermen helpt u selfs oick wat
Den Desolate
Hoe hael ick daer mijn naem hoe seer helpt mijn dat
310[regelnummer]
doen ick Lach ter aerden plat / mijn aemtocht versticten
wie sijt ghij toch moeder / die mijn aldus verquicten
doen ick scier nae mijn naem hicten / hoe toch u naem / is
Patientia
Patienci
Den Desolate
Pacientie hooch van faem is
en constancia sonder blaem is // dat wert ick wel in waer
Pacientia
Purgeert u nu / vanden aengetemperden Affectie claer
320[regelnummer]
u pieteijt tegen u vaderslant / is maer een groot abuijs
Constancia
Themmelrijck hier boven ons vaders Landt daer sijn wij thuis
u miseratij strect tot confuis / Die u hier plaecht
Den Desolate
325[regelnummer]
Hoe sal ick u bedancken Dat ghij voor mijn dus sorch draecht
u bijstant mijn behaecht / ghij mijn int Leven verfroijt
Paciencia
Der affectien ongetempertheijt u sinnen verstroijt
dees voor al moet sijn uuijtgeroijt en u quellage meest
330[regelnummer]
doer u singulier scaede doer dees plaegen bevreest
te verliesen bedeest u scat Rijckdom en welvaren
dit u meer dan svaders Lant plaacht tot beswaren
niet denckende dat wij waren / ter werlt coomende naect
Den Desolate
335[regelnummer]
Och tis waer / Die spijker hebt ghij op thooft geraect
ten can niet werden missaect / maer wie sie ick daer coomen
Constancia
Tis fatum goodts / Dien coomende en wilt niet scromen
wat dat sijn werck is / wert wel bij ons vernoonen
Fatum
Al Dat werlts weesen gescaapen doer goodts hant is
tselfden onderhout hij noch alleen dat boven allen verstant // is
al wat ter see off te Landt is is sijn scepsel en creature
waer voor hij sorch draecht en bescermt talder uren
345[regelnummer]
sijn scepsel / sal soo Lang geduren / als hij tverordonneert // heeft
| |||||||||
[pagina 193]
| |||||||||
[pagina 194]
| |||||||||
[pagina 195]
| |||||||||
Ga naar margenoot+in hem is en sal weesen al wat hij wil en begeert heeft
noijt hem ijet gedeert heeft in sijn wil te volbringen
noch ijet sonder sijn wil gecrenct / te werden / sijn gehengen
350[regelnummer]
sijn eijgen scepsle strengen plaegen / als hij is toestierende
soo is hij doer oorsaeke / dien ten besten regierende
off nae sijn wil manierende soo hem selven dunct goet
die waekende sorchfuldicheijt / heeft alle dinck in sijn behoet
en is selfs die alle ding doet / goodts voorsichticheijt eewich altijt
355[regelnummer]
alle voorspoet en ongemack / vruecht en droefenis subbijt
alle plagen pest honger strijt / doer sijn gedoogen al
sijn scepsel sulcxs te beletten te vergeefs pogen sal
dat alleen in sijn vermoogen al / en weet wat nodich meest / is
sijn ordonnancie tachtervolgen in tswerlts foreest is
360[regelnummer]
sulcxs noodich altoos geweest is / die gedurich blijvende
Een seeker getal Lemijten en Jaren Idre toe scrijvende
dien hij is voorts drijvende // soo dat sij metter tijt verloopen
Idre tijt vanden toegeeijgent getal des gedierts benopen
niet weesen sal wanhoopen op godts voorsicht niet en wilt
365[regelnummer]
den rijken steeden / menschen heeft hij toegeeigent milt
een seekeren tijt gestilt dees int verloopen can niet
dien overstrecken / gelijck over een Tuijnman off snoijen siet
den tellich die te vort uuijtsciet / alsoo oock hij ter werlt stiert
in sijn bow / sijn snoijers om toverscot / dat niet wel en tiert
370[regelnummer]
aff te snoijen / hier door tgediert ter merct geraect
van gevogelt en visch men alderleij corrage maect
tgewormte tsmenschen vleijs smaect hier duer steden tot Ruijne
op dat toncruijt / en al dat te veel is / mach verdwijne
dit is sijn ordre Divime Andren plaets maekende
375[regelnummer]
worden hier niemant vernielt / de werlt waer te vol makende
deen nae dandre sijn doot haekende / hier godt toe gebruict
sijn middlen het eenen bloemken vernielt een ander opclimt
terwijls Die Jonge zuuct die oude verstervende
Ga naar margenoot+alle mijn autoriteijt gae ick om te sijn verwervende
Patientia
Hoort ghij wel / wat die godtlijcke ordonnancie vermach
wat wilt ghij dan / over goodts werck / maeken geclach
wie oijt ijemant sach Die dien wederstaen can
Constantia
385[regelnummer]
Goodts wille moetmen geheel weesen onderdaen dan
en hem Laeten begaen dan / met sijn godtlick voornemen wijs
Den Desolate
Dat ick dan met gevowen handen als nergens toe propijs
aensienden al taffgrijs sal blijven sitten u Raet is
Constantia
Ghij muecht wel besoeken off ghij ijet coent doen dat tot baet is
die aenden plouch sijn handt slaet is op hoopen Leevende
| |||||||||
[pagina 196]
| |||||||||
Ga naar margenoot+
Patientia
395[regelnummer]
Fatum sonder midle help is sijn werck niet aenheevende
men moet hem sijn begeevende tot het geen men nodich acht
Constantia
Fatum drijft wel ijeten ten onderganck seer onsacht
maer wel weijnich sijn cracht / wert doer middelen gebrooken
Pacientia
Tot voordle stelt te werck / wat u doer raet wert ontlooken
sonder vier en mach die pot / niet cooken daer moet toe turf en hout
Den Desolaete
Maer alsmen al tegens stroom roept te vergeefs sulcxs int Lest berout
405[regelnummer]
en den corrage verflout / wat dan te doen staet ten Lesten
Pacientia
Al het geen dat van goodts handt compt wilt neemen ten besten
op beter wilt hoop vesten / den tijt en goodts hant plaets wijct
Constancia
410[regelnummer]
Denct hem alle dinck tot voordle te doen soo claer geveecht blijct
al schijnt dat hij u beswijct / sonder u voordeel hij en doet niet
Den Desolaete
Hier doer ghij mijn nu geheel wel gemoet siet
dus bidt ick u ootmoet biet mijn u goeden raet tot voordeel
415[regelnummer]
daer ghij voor hem gaet / soo volch ick / als hebbende cleijn ordel
Falsa Mala
Hoe gae ick weijden om alle canten even dapper
ten noorden en suden / ten oosten / en westen / slinger ick mijn wapper
noijt soo gierigen tapper / als ick doe op tgelach en pasten
420[regelnummer]
pest / honger / oorloch / scattingen Tirannij tsijn wel vreemde gasten
en streckken tot swaere Lasten / des menscheijts ter aerden
niet min als voortijts dien nu belgia en francia vervaerden
tgaet wel / naw vijftien en spaerden om weer voort te teelen
van 600000 menschen tgewelt / op Cuba / Lucare Eijlanden
425[regelnummer]
hoe slecht sulcken getal doer 300c gebrocht tot scanden
vinnende cleijn wederstande / hoe is Mexicana verheert // haest
en compt tgetal der menschen oick hier ter doot verneert // haest
hoe wel tspul verkeert haest / niet scier bij tgetal voorscreven
sijn wel te tellen die dusenden die hier hebben tleven
430[regelnummer]
behalven die hier sijn verdreeven / Deerlick ingescooten
dit is Die meeste vrucht die Deur mijn wert genooten
Constancia
Wie staet hier van sijn wonderlijcke daden en snerct
waer van beroemt ghij u / weet ghij niet dat godt door u werct
435[regelnummer]
en u crachten versterct / om tachtervolgen sijn gebieden
Falsa Mala
Ick meenden dat moorden / Roveri doer mijn gescieden
en dat ick Deden een Ider vlieden / om mijn tonsculdigen hoe compt
ghij hier en toeijgent godt dat quaet / soo onbescroomt
440[regelnummer]
alte seer het stroompt om tegen den vloet op te seijlen
Constancia
Van godt dautoor alder goeden sonder ijet daer an te feijlen
wiens goetheijt niet is te peijlen / niet dan goet compt voort
| |||||||||
[pagina 197]
| |||||||||
[pagina 198]
| |||||||||
[pagina 199]
| |||||||||
Ga naar margenoot+
Falsa mala
Is hij autoer van mijn daden / soo ist goet dat werden vermoort
waer is oijt sulcxs gehoort / veel dusent menschen deerlick
Constantia
U wreetheijts dat ghij over den menschen pleecht hij begeerlick
450[regelnummer]
nochtans tsenschelick geslacht vermeerlick taller stont
Falsa Mala
Sij sijn Immers tot quetsing / doerpest siecten weijnich gesondt
hoe wert dan bij u vermont / dat godt dan dees is authoor
die in hem noch bij hem en heeft ijet quaets / soo ick wel hoor
455[regelnummer]
en als ick Door Droefheijt versmoor alsulcken getal groot
Constancia
Doorsprong deeser is / van godt / van hem comtet al bloot
dus ick en sal noot / achten al dat ghij noemt plagen wreet
wraeck / gramschap / en anderen nae Dat behaegen / Leet
460[regelnummer]
namen tot deesen dagen wreet / van menschelijcke affectie swack
Falsa Mala
Soo werrict Dan godt doer mijn al dat deerlick ongemack
hoe durft ghij Leggen sulcken Lack / op des heeren hals
Constantia
465[regelnummer]
Bijden menschen wert dat soo genoempt / maer seer vals
want hij Dautoor van als / en can niet doen dan dat goet is
dusdanich ongemack metter daet als voorspoet is
hoe wel tmedicament niet soet is / dat tot gesontheijt strect
Falsa Mala
470[regelnummer]
Ick en can u niet verstaen / mijn dunct dat ghij mijn begect
Flagellum Dei
Wie vindt ick alhier dus cniblen met Twist
ist constantia sie ick wel voorwaer sij ist
indien mijn tgesicht niet en mist / tegen den valschen quaden
475[regelnummer]
om tondersoeken tverscheel / ben ick beraden
dus neem ick tot haer dees paden / wat ist gescil
Constantia
Dees hem dautoriteijt / des quaede feijts / toe Eijgenen wil
van alles godt dautoer / onthil ick mijn propoost
Falsa Mala
Hoe can godt den menschen doen screijden / bij wien is alle troost
u sotheijt mijn noost in sulcke fantazijen
het ent des ongemacxs is quetsing sonder verblijen
wilt ghij hier tegen strijen / ghij hebt al de werlt tegen
Flagellum Dei
Voor soo veel als den menschen aengaet is daer in gelegen
veel quetsing geneegen / doen malcanderen te bescadigen seer
maer regart neemende op den genaedigen heer
van godt van hemelrijck neer / compt geen hinder
Constantia
Uuijt den suveren fonteijn soo wat compt so vindt die beminder
alles goet en tot salicheijt / een vinder / die soekende is graci
| |||||||||
[pagina 200]
| |||||||||
Ga naar margenoot+
Falsa Mala
495[regelnummer]
Werct hij dan doer ons bij alle menschen vol blamaci
tot goet alle Tribulaci / ick can dat niet begrijpen
Flagellum Dei
Compt op u hoefslach Laet sij alleen hier staen pijpen
wat wilt ghij hier tverstant slijpen / daer is wat anders te doen
500[regelnummer]
aen haer geen verwinning ghij hebt / geen Leest noch tot haer scoen
Constantia
Hoe wel tgeen dat goet is doer snootheijt wert bevlect
nochtans noch wederom godt verbetert dat daer in gebrect
soo dattet quaet tot goet strect / en tot een salich ent
505[regelnummer]
drijft des menschen quaet voorneemen tot baet heur elent
hem te werken bekent / door middelen versceijden veel
soo dat der menschen quaede en goede wille sijn meestendeel
oick tot dienst geheel van godt als hij dien wil te werck stellen
den menschen te tellen is / ten dienst van godt te sijn geweest
510[regelnummer]
op dat hij te beter / vanden menschen souden werden gevreest
dus is goet / dat Eent meest van allen welck men noemt plagen swaer
Ga naar margenoot+streckkende tot verbetering der menschen om godt te behaegen maer
Affectus
Tot u Die bedroefde mensch sendt personage Eerbare
515[regelnummer]
op dat ick u sijn inwendich droefnis souden verclaere
door tvreeslick beswaere dat hij aen allen canten sicht
Constancia
Te vergeefs een bernende caers aenbiet sijn Licht
onder een wasch tobben dicht aen allen sijden toegestopt
Affectus
Compt toch verquict hem bij nae met Lijden vercropt
op dat met confoort doorlopt / eensdeels die droevige Tijt wat
nu niet hoorende dat hem een weijnich verblijt wat
compt helpt hem in sijn strijt wat / wilt Langer verbeijden niet
Constancia
Gaet voor naevolgende ick sal / van u verscheijden niet
want ick u en sal geleijden niet / die hem oick toch hinder sijt
hem inwendich quellende ghij een moijlick beminder sijt
Pacientia
530[regelnummer]
Die goede godt somtijt / den mensch castijt met sijn eijgen handt
als met siecten tormenten oick tempeesten winden menich Landt
daer doer vermelt / want soo danijgen straff de sonden verdient
tot exemplen van anderen dus castijt hij wel tvleijs tot gebient
voordel nochtans verlient / hij daer door mennichfout
535[regelnummer]
want daer doer wert bij den goeden op hem te meer betrout
en tvoorgaen / misdaet den sonden berout die hem can bekeeren
die boosen oick doer dien vernielt / ende conen niet meer deeren
den goeden sij reforteeren tgeheel oncruijt uuijtgroijt
doorsaeck des strafs is goodts Lijefden op dat hij verfroijt
540[regelnummer]
sijn uuijtvercooren haet noijt / godt tot straff heeft gedwongen
| |||||||||
[pagina 201]
| |||||||||
[pagina 202]
| |||||||||
[pagina 203]
| |||||||||
Ga naar margenoot+die sonden der menschen tot straff hem wel hebben gedrongen
vruecht goet in dat ent gewrongen / voor den oprechten
wij sondigende tot castijding Laet hij ons met Lijden bevechten
545[regelnummer]
op dat wij dan goede knechten / tot sijn dienst werden gereet
ons tot hem onderdaen bekeerende tmisdaet ons Leet
hoe hij ons voordeel sal doen wel weet hij van te vooren
off hij Laet dat Lijden sijn / op dat niet en gaen verlooren
sijn uuijtvercooren tot een toom om niet te sondigen derten
550[regelnummer]
aldus is sijn straff goet al gevoelt den mensch strafs smerten
en gecnuest werden die harten maer tot betering van tleven
en aengesien nae ons wil niet en wert goodts wil gedreven
waer toe wij ons begeeven / tot onlijtsaemicheijt in Lijden
dtwelck Danckelick tontfangen is als een Lieflick castijden
555[regelnummer]
om voortsaen den sonden te mijden en godt te vreesen
can dan meer / dan in Lijden / Patienci werden gepreesen
Affectus
Indien den balanche van goodts rechtvaerdicheijt gelijck is
nawelicxs ick Dat wanen can om dat ick tlijden ongelijck gis
560[regelnummer]
daer van Immers blijck is / aengesien die meest hebben misdaen
den straffe goodts swaer en meeste plaegen ontgaen
als den swaere slaegen ontfaen / donnooselen buten heuren scult
ist alsoo die wille goodts soo moeten sij dat gelijde gedult
Tot dat die maet des Lijdens vervult maer ick can niet gedenken
565[regelnummer]
den reeden warom / sijn straffe Donnooselen doet crencken
die werltsche weelde gaet scencken / die die verdient hebben niet
maer den rechtvaerdicheijt den balanche inden hant men hebben / siet
te seggen wij en hebben ijet men moet geven gevangen
het simpel verstant / en goodts vonnis voor rechtvaerdich ontfangen
570[regelnummer]
al valtet ons strange / wat conen wij daer tegen doen
nempt hij regiert op des menschen dingen / soo wel is ons vermoen
soo is oick wel te bevroen / dat hij voor dien sorch draecht
en met goede kennis regiert / met onrecht men hem beclaecht
dat hij sijn creaturen plaecht / onrechtvaerdich en straff
575[regelnummer]
die somtijts op sijn dorschvloer / uuijt tcoren want het caff
waer door tgodtlijcke greijn / als draff souden vermotten mogen
tegen den pottebackker wat seggen die potten mogen
alsoo oick die setten moghen tegen des heeren werken
oorsaeck des straffs genoch / hoe wel wij dien niet bemerken
580[regelnummer]
te vergeefs tegen hem ons snerken / die weet wat hem te doen staet
wat den menschen orbaerlickste is wat heur goet is off quaet
dus moetmen vroech en Laet / te vreeden sijn met deesen
can dan meer dan in Lijden patientie werden gepreesen
Constantien
585[regelnummer]
Doer anderen godt somtijts sijn volck is straffende ock mede
als doer Tirannen coningen die oorloch voeren om reden
en vernielen Landen en steden / oick menschen en beesten
| |||||||||
[pagina 204]
| |||||||||
Ga naar margenoot+voor een silla 4700 burgers in doots noot / die bedeesten
590[regelnummer]
hij op den selfden Leesten vier Leegeoenen vermoorden deet
dinwoonders van seven steeden heur om te groeten gereet
7000 int getal / in hispanien weet te sijn vernielt
van S Galba 300c op een dach hebben onder tswaert geknielt
doer den Tiranni volesi wandelende op die Lichaemen
595[regelnummer]
mitrodates 80000 Roomsche coopluijden Liet versaemen
dien hij in Asien niet nae betamen Liet om den hals brengen
theodosius nochtans devoot genaemt sachmen gehengen
niet tot Levens verlengen doer sijn crijsluijden
overvallen binnen theatrum / beroepen uuijt noorden en suijden
600[regelnummer]
om taenschowen tgespeel 7000 menschen groot en cleijn
wat al weeduwen en weesen noch huijdensdaechs in geweijn
door toorloch en tirannij certeijn in Europa clachtich
dus Den eenen mensch oick wel vernielende voordachtich
den anderen min clachtich / dees wreetheijt oick getelt is
605[regelnummer]
onder den plaegen goodts / als een sulcken getal gevelt is
doer sijn gehengen soo vernielt is / en gaet over goeden en quaden
die oick wel doen goede in tlijff maer niet den siel bescaeden
dees straff doer goodts genaeden / dubbeltfout versoet
die weder anderen hem meer behaechelick op voet
610[regelnummer]
dat goods gehengenis hier in niet goet is wie darff oordelaer weesen
can dan meer dan in Lijden patiencie werden gepreesen
Fatum
Fatum gaet nae die godtlijcke ordonnancie sijn ganck
dwelck niet ter Aerden mach houden in eenich bedwanck
615[regelnummer]
sijn woort gaet niet manck aensiende geenijge persoonen
quaede seeden hebben noodich op datmen dien verbeeteren conen
en die mensch / vreetsaem woonen / Lange geesling after een
tvertreck des strafs is oick tot meer Last in tgemeen
ongestraft Laet godt geen / die tegen sijn wille doet quaet
620[regelnummer]
Coligula volbrocht metter daet / sijn wreetheijt haest
Langer tijt heeft Nero in dwerelt Tirannich geraest
Ga naar margenoot+sondigende verdwaest anders sondaers straften van sonden
die godtlijcke straffe / driederleij bevonden
die consiencie om te doerwonden den mensch van binnen
625[regelnummer]
op dat hij te doen voor sijn misdaet penitenci sal beginnen
noch dhelsche straff men bevinnen / voor den opstinaten
aen siel en Lichaem dien niet hier gecastijt te sijn sal baeten
als sij godt geheel verlaeten / tot bederff Loopende
doer den derden strafs sortering verbetring is men verhoopende
630[regelnummer]
onder dees seer weijnich coopende / Armoede groot
siecten / ballingscap / pest / oorloch / see vloeden / groot
al dees des heeren roeden groot / Idre misdaet heeft
hier off hier nae eijgen castijding / daer niet uuijtgesondert
dan donnooselheijt bij soo weijnich / bewaert dat mijn verwondert
| |||||||||
[pagina 205]
| |||||||||
[pagina 206]
| |||||||||
[pagina 207]
| |||||||||
Ga naar margenoot+het stormt het blixomt het dondert tot der menschen vermaen
sij bekeeren haer off niet even wel fatum sal sijn ganck gaen
goodts beliefden onderdaen niet en baet der menschen Lesen
can dan meer dan in Lijden pacientie werden gepreesen
Pacientie
Heeft godt tcruis Den menschen opgeleijt moet dat niet gedragen sijn
die consiencie den sondaer doende als sware plagen pijn
moet den tragen Eesel geslaegen sijn wie sal dat beletten
Constantia
645[regelnummer]
Ghij hoort wel hoe fatum volcht in als seekere wetten
wie sal die coonen versetten / moetmen hem niet te vreeden stellen
Affectus
Beeter hier gecastijt dan hier nae gestraft inder hellen
daer die Duvelen Den siel quellen met alderleij torment
Patiencia
Die straff mede gesel des misdaets sondt oorsaeck den elendt
niemant onverdient wert bekent / te werden gestraft seer
wat mensch sonder sonden wert bevonden voor den heer
gegrift in adams val swack en teer tot sondt altoos genegen
Affectien
Tis waer dan mijn dunct dat straff niet wert vercreegen
in gelijckheijt daer over pleegen donnooselen te claegen deerlick
Patiencia
In een wortel sij alle Des vruchts saet te sondigen begeerlick
660[regelnummer]
en hebben geen excuis eerlick / godt ken des sondts maet wel
Constantia
Die naecomeling des sondts maect oick overlaet wel
in sijn punitie godt verstaet wel / wat elck heeft verdient // hier
al is ons den fout onbekent / hem dat onbekent niet en mient // hier
665[regelnummer]
niet meer straffen hij en verlient hier / danmen sijn waerdich
Affecte
Ick bekent ongestraft men Lang hier is geweest hovaerdich
derten brootdroncken / niet goet aerdich maer veel sijnder overleden
en ist niet nooslick dat die naecomelingen haer naw becleden
670[regelnummer]
verjaecht bevochten bestreeden / ist niet ongelijck deel
Patiencia
Tgeen dat alleen thooft misdoet betaelt somtijts tlichaem geheel
het overspel van een david veel mosten ontgelden
10000 menschen die pest in coorts tijt ter aerden velden
675[regelnummer]
soo dhistori vermelden / wie con den heer daer in colpeeren
Constantia
Godt oick wel weijnigen ter oorsaeck des misdaets hoortmen Leeren
van veelen Laet Tribuleeren gelijck men inden arm tbloet
uuijtlaet op dat tgeheele Lichaem van siect blijft behoet
680[regelnummer]
dit sijn dverburgen oordlen goet des heeren niet om doergronden
Laet ons dit den desolaten mensch gaen vermonden
Den Desolaten Rontsom beset
| |||||||||
[pagina 208]
| |||||||||
Ga naar margenoot+
Flagellum Dei
685[regelnummer]
Vergelt hem nu wel sijn hovaerdich proncken
scenct hem nu gal en Edick voor dwijn dien hij heeft gedronken
Laet hem nu slaepen en ronken op tbet van Tribulatie
Den Desolate
Ghenaede genaede toont voor riguer toch gratie
690[regelnummer]
hert valt mijn u dominatie is dit mijn verdient Loon
Falsa Mala
Hoe wij u anders Leeren ghij hout al vast een toon
sulcxs sijn wij u ongewoon / sult ghij niet nae ons pijp dansen
Den Desolate
695[regelnummer]
Och paciencie comt ghij mijn nu niet beschansen
tegen dees geweldige hansen doer droefheijt ick versmacht
Affectum
Tis voor u te suer om Lijden gehandelt tonsacht
wat troost ghij nu verwacht van constancie u hoop groot
Den Desolate
Och constantia compt mijn te hulp op u mijn hulp bloot
al is al dees hoop snoot / ghij doet wel heur cracht verdwijnen
Flagellum Dei
Waer sijn nu u bancketten en alderleij wijnen
705[regelnummer]
sijn sij beter dan den mijnen ghij muecht ons wat scencken
Affecte
Het sijn nu ander morseelen daer hij op mach dencken
dien hem totter doot toe crencken / rontsom het verdriet beset
Falsa Mala
710[regelnummer]
Hoe vernoecht ghij smaect u wel ons deerlick bancket
twelck u vleijs verplet / naw tvel over tgebeent
Affectus
Hoort hoe Jammerlick dat hij doer bedroeftheijt steent
hij carmt claecht en weent hij weet niet wat maeken
Flagellum Dei
Hoe ist sult ghij noch niet u eijgen godt misssaeken
off mogen wij slegs u vleijs geraeken ongequetst de geest
Den Desolate
Pacientie Constancie compt toch helpt mijn bedeest
720[regelnummer]
tot den doot ben ick bevreest hoe is dus Lang u vertoeven
voor den geen die soo noodich u hulp en bijstant behoeven
Pacientia
Hoe roept ghij / en bent ghij niet genoch onderweesen wel
pest honger oorloch warom wilt ghij vreesen fel
725[regelnummer]
om dat die Doot doer Deesen snel u overcompt haest
Constantia
Waerom soo roept ghij Dus Deerlick en verbaest
hoe wel tcrijfvolck raest sij mogen u niet doen dan doden
sulcxs can wel een coorts doen / is Die oock onder den snooden
730[regelnummer]
een ongeval / die niet wert ontvlooden / die selfde cracht heeft
Den Desolate
Och tvalt hem te swaer die Dus veracht Leeft
maer indien ghij mijn cracht geeft soo mach ick dat staende howen
| |||||||||
[pagina 209]
| |||||||||
[pagina 210]
| |||||||||
[pagina 211]
| |||||||||
Ga naar margenoot+
Paciencie
Wilt met Lijtsaemheijt op een beter hoop bouwen
met een vast betrouwen ghij sult gewelt overwinnen / ras
Den Desolaten
Van goeden berooft ick en weet niet ijet te begimen ras
740[regelnummer]
die doot sal mijn verslinnen ras / doer groot armoede
Pacientia
Al dwerltsche rijckdommen sijn al verganckelijke goeden
sij mogen niemant behoeden / Rijck hij die niet en begeert
berooving van goeden sontijts / veel andre quaeden afweert
745[regelnummer]
die scaede remedie Leert en wert doer een beter verset hier
Den Desolaeten
Och die gerustich mocht sterven voordachtich op sijn bet hier
dat sal mijn werden belet hier / balling in vreemt Landt
Pacientien
750[regelnummer]
Die goede nergens balling / en achten geenderleij doot scant
als Deucht in heur doverhant / behouden heeft gestaedich
wel Levende wij sterven wel godt ons genaedich
tsij met den swaert coort verradich honger pest moort
eenijgen den doot tot solaes / tloon toecoomende tot confoort
755[regelnummer]
tleven Delendigen rechtevoort tot Jammer en verdriet
Constantia
Ga naar margenoot+Doot armoet Bolluscap / socrates burlaken hiet
daer doer donverstandigen versciet in heur selfs met een verscriken
doer oorloch pest honger veel terstont verstickken
760[regelnummer]
als een crancke diemen opquickken wert geplaecht
veel Langer dan een Jaer sulck torment u beter behaecht
die allenskens sterven minder beclaecht dan den geen
die haest met allen voerspoet / op ballanschap overtreen
tot tleven als sij hebben volstreen / dat een groot onderscheijt / is
Den Desolate
Wel an dan / nu tgemoet om alles te Lijden te beter toebereijt / is
als doer dien verbetring toegeseijt is / wat nu mijn deeren mach
Flagellum Dei
Tis over tijt dat wij van u sceijden diemen niet vercheeren mach
770[regelnummer]
als u constancia Leeren mach hoe ghij in Lijden u dragen sult
Falsa Mala
Pasiencie u onderwijsende hoe ghij wederstaen den plagen sult
wel verdraegen ons slaegen sult / dus gaet ons arbeijt verlooren
Den Desolaete
775[regelnummer]
Slaet toe soo veel als ghij muecht tvleijs is u te vooren
voor hem den siel heeft verkooren dhemelsche vader
slaet toe met alle gewelt vrij alle gader
maer compt den siel niet nader / ongequetst die blijven moet
Flagellum Dei
780[regelnummer]
Patientie Lijtsaem doer u ons verdrijven Doet
dus hier Langer te blijven goet en dunct mijn certeijn niet
Falsa Mala
Wel an dan op een ander hoefslach / mijn u te volgen pleijn siet
| |||||||||
[pagina 212]
| |||||||||
Ga naar margenoot+
Pasientia
Die Lijder / verwint den strijder coont ghij dat bemerken // nu
Den Desolate
Pacientia met constancia coonen wonder werken // nu
den swackken sij versterken nu / soo dat sij achten niet
790[regelnummer]
al Lijdens gewelt want heur troost men druck versachten siet
dus sijn al Lijdens crachten niet / alsmen daer tegen is gemoet
Constantia
Pasientia alle Lijdens smert doer confoort voersoet
voor vrees en anxst den mensch behoet wat canmen wenschen meer
Den Desolate
Tis een wonderlijcke deucht / niet begeeren die menschen meer
daer is om te verwenschen seer sij noodich in alle dangier
maer hoe sie ick Daffectie soo verblijt coomen hier
Affectije
800[regelnummer]
Dat menschen hert verheucht doer veel blijder nijeumaren
tot eendrachticheijt en paix sullen deedelen bij een vergaren
tgelt des wreede oorlochs snaeren op is / dus is oorloch ten ende
dhovaerdij inden mensch genoch gecastijt nu / volent Elende
vreede sal godt nu Sende / voor den sachtmoedigen
805[regelnummer]
en ten andren contreijen wenden den bloedigen
oorloch wreet / overvloedigen gaven duijtvercooren verbeijen
alle wreetheijt Tirannie uuijt dees Lijeffelijke contreijen
seer verde versceijden goodts hant van slagen ophowende
wel den geen die voorts alleen op godt is betrouwende
810[regelnummer]
sijn hoop vast op hem bouwende in gelooff en Liefden sterk
wee den geen die van sijn Lieflick castijen niet maeken werk
en wandlen in haer oude perck / dien sal hij dat straffen vergelden
ongetwijfelt donverbetering / sal hij den bosen niet quijt schelden
Den Desolate
815[regelnummer]
Dat is noch genochelick om hooren / en therte verfroijt
in Langen tijt hoorden ick soodanigen niewe maer niet
mijn sinnen werden verstroijt doer blijscap en vruecht
Constantia
Bedwinct oick u affectie in vruechden soo veel ghij muecht
820[regelnummer]
ongetempertheijt en is geen duecht / die / bij mijn paren can
in allen affectien moet ghij u getempert bewaeren Dan
vruecht den mensch oick beswaeren can / als die is boven maten
Pacientia
Ongetempertheijt in alle saeken is te haeten
825[regelnummer]
en men mach hem niet te seer verlaeten op werlts Jolijt
Den Desolate
Thert moet hem nochtans verheugen somtijt
want dat gedurich in strijt tsout moeten verdwijnen
Constancia
830[regelnummer]
In als een coel gemoet tweesen moet eenparich scijnen
in vruecht in droefheijt geen pijnen des gemoets stellende
Pacientia
| |||||||||
[pagina 213]
| |||||||||
[pagina 214]
| |||||||||
[pagina 215]
| |||||||||
Ga naar margenoot+
Paciencia
835[regelnummer]
Niet meer bitter vruechden als diet gemoet is quellende
getempertheijt vellende die noch in Eeren off andre niet
doer geenijge affectie en behoort noch met malcandren niet
contrarij sijn / Lichtlick verandren / niet men can in douden staet
Constancia
840[regelnummer]
Dus is ongetempertheijt in alle dingen seer quaet
maer hout in alle Dingen maet / wilt ghij gerustich Leven
alsdan en sal ick u nimmermeer begeven
| |||||||||
[pagina 216]
| |||||||||
[pagina 217]
| |||||||||
Ga naar margenoot+PrologeDeen
Groot sijn goodts werken niet om grondeeren // schier
5[regelnummer]
gedachten der menschen / gaen dien te boven / bloot wij dies bevinnen
Daider
Die crachte goodts heeft coonen fondeeren // hier
deur machten hem eijgen / dies wij hem Loven / a int uuijt den beginne
Deerst
10[regelnummer]
Gheen Nachte off dagen om dies te versinnen
tluijt vreemt sijn genoech hoe Lang wij Leven
tbeduijt recht ons cleijn verstant
Daider
Hemel en aerden den mensch en al wat daer is binnen
15[regelnummer]
tcruijt en boomen en al dat den see begrijpt oick daer beneven
al wat hier is tis Doer goodts hant
Deen
Somers sietmen tvelt met groene cruijden beplant
wiens cracht onder daert swinters wert bedect
20[regelnummer]
en spruijt overvloede
Dander
Doer dees den boomen cnoppen den wijngaert crijcht bloede
en die bloemkens met haer roock uuijt darde spruijten
tot smenschen vermaeken
Deen
Alsdan sietmen den mensch oick deur cracht voede
en dat niewt versch bloet sij Aderen doer dringen
als des sons wermt heur mach genaeken
Dander
30[regelnummer]
Waer doer den memori verstijft / men siet hem haeken
nae cunst toeffenen mits tverstant als tcuijt bloijt
soomen wel can bemerken
Deen
Waer doer Dickmael vroech den geest moet ontwaeken
35[regelnummer]
wint crachtich tgepeijns in Lust verwert voortgroijt
en men moet die stellen te wercke
Dander
Dit is door saeck die den cracht heeft mogen versterken
der vingren Dit slecht werck / niet waert om prijsen
40[regelnummer]
met den pennen te stellen int claer
Deen
Stelt mijn vrij onder donnooslen simple clerken
die terstont onbedocht haer spoede aen donwijsen
al valt den Last heur te swaer
Dander
Werk doer plompheijt en onverstant wert openbaer
als Icarus wanneer ter son te hooch vliegen
en tverstant wert onnut gepijnt
Deen
50[regelnummer]
Te vergeefs sij arbeijden altoos voirwaer
niemant sij meer als heur selven sij bedriegen
aldus haer geen cunst verscijnt
| |||||||||
[pagina 218]
| |||||||||
Ga naar margenoot+
Dander
55[regelnummer]
Onnut werck terstont weder in haer selfs verdwijnt
en wantmen den willigen stam oick wel siet cnoppen
als andren vruchtboomen
Deen
Ten sie saeck hij als sonder Levens vruecht quijnt
60[regelnummer]
terstont int aencoomen des Jaers / oick spruijt inden toppe
alsoo moet werden genoomen
Dander
Dat doer den simplen geest en penne is voortgecoomen
aen die spruijtgens der wilgen / die sonder wortel staet
65[regelnummer]
neffens waters Riviere
Deene
Denct quaelick machmen altemet tgepeijns bethoomen
waer doer den memori versterct / als sij is bij maet
en gebruict met maniere
Dander
Aldus ben ick oick geport / en den pen goedertiere
bescreeft in pampier / sonder eenich weder seggen
twelck seer Dick gebuert
Deen
75[regelnummer]
Ick peijnsden mach ick nu den pen niet bestiere
ick sal mogen tvel scrijven wel achter den kist Leggen
om te werden gescuert
Dander
Ende Indien tgeen dat van mijn after de kist is gekeurt
80[regelnummer]
Iemant ter handt onversiens bij avontuer geraecten
die neemt Dit in Danck
Deen
Beclaecht vrij sonder nijt mijn simpelheijt die verleurt
sonder profijt / den tijt / hoe wel het mijn vermaecten
85[regelnummer]
al was Den cunst cranck
Dander
Dan peijnst den mensch die sneuvelt want hij is crank
dus moetmen ten besten een goet properse vaten
als twerck hem verschijnt te slecht
Deen
Andre van Iet beters mogen neemen een aenvanck
den goetwilligen Donnoselen / en haer simpelheijt niet haten
want heur herte oprecht
In als wat ick vermach soo vint bereet u knecht
| |||||||||
[pagina 219]
| |||||||||
|