Trou moet blijcken. Bronnenuitgave van de boeken der Haarlemse rederijkerskamer 'de Pellicanisten'. Deel 1: Boek A
(1992)–Anoniem Trou moet blijcken– Auteursrechtelijk beschermdItem hier begint een spreeckende prologe van een spel genaempt der. machabeen. dwek volgen sal achter. dese prologe.
De eerste.
Eersame bequame Jonstige sinnen
van buijten oft binnen die hier sijt ontrent
De twede.
Constlustich // en rustich hoort ons ontwinnen
10[regelnummer]
eersame bequame Jonstige sinnen
.1.
Wilt mercken // ons wercken die wij sullen beginnen
maer ons naemen // door blamen // laet niet worden geschent
2.
15[regelnummer]
Eersame bequame // Jonstige sinnen
van buijten oft binnen die hier sijn ontrent
.1.
Al sijn wij pellicanisten in const weijnich bekent
nochtans streckt tot const al ons hart sin en aderen
.2.
Dus wij nu vrijmoedich hier comen present
als Lieffelijcke beminders niet als const versmaderen.
1
End sullen uuijt de schrifftuerlijcke bladeren
25[regelnummer]
speelwijs hier een historij verthonen.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
.2.
30[regelnummer]
Voor u altsaemen die wij hier sien vergaderen
van een Jootsche moeder met haer seven sonen
en van Eleazer die welck niet mocht verschonen
sijn grijse hooft noch oock haer Jonckheijt van Jaeren
.1.
35[regelnummer]
Want om dat sij haer niet wilden Laeten hoonen
vanden Anthiochuus den Conimck der heijdensche scharen
om verckevleesch te eeten als affgodissche dienaeren
maer wilden op haer vaderlijcke wetten bouwen
.2.
40[regelnummer]
So sijnse gecomen indes doots beswaeren
met verscheijden tormenten deerlijck om taenschouwen
.1.
Dit sullen wij / nu / u / speelwijs hier ontfouwen
maer niet so breet alst inde schriftuer wort verhaelt
45[regelnummer]
oft van Josephus daerom ghij mannen en vrouwen
die hier ontrent sijt op ons spelen niet en smaelt
.2.
Want al ist datter aen dexecutie ijet faelt
men mach qualijck sulleken dingen ten vollen bewijsen
1.
Daerom Laet u met onse goede wille sijn betaelt
so sal daer door onse hart in vreuchden rijsen
2.
Want de tragedijschrijvers selffs niet prijsen
55[regelnummer]
daermen ten vollen uuijtvoert so grouwelijcke saecken
1.
Op dat ghij dan door ons spel moocht verjolijsen
en den sin daer aff te recht moocht smaecken
2
60[regelnummer]
So sullen wijt met een slechte verthooing maecken
verhopende dat ghij daer mede te vreden sult wesen
1.
Wij en achten niet op der momisten nijdich caecken
die anderen Laecken en selffs willen sijn gepresen
2
En wilt met ons geduldich // sijn
hoort nae ons saluteren so wij van outs schuldich // sijn
1
Goods mogende wijsheijt niet om doorgronden
70[regelnummer]
die sonder begin is geweest voor allen tijen
2.
Die moet onsen stadthouder beschermen en regeren
goods mogende handt en wijssheijt niet om gronderen
1.
75[regelnummer]
Desen wenschen wij oock allen loffelijcken heeren
die tlant is bevolen aen allen sijen
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
.2.
80[regelnummer]
Goods mogende wijsheijt niet om gronderen
die sonder begin is geweest voor allen tijen
1.
Die wil onsen schout en baijlluw voor alle quaet bevrijen
en van haer affsnijen alle blamatien
2.
Op dat sij niet en vallen in een droevich bestrijen
van haer vijanden tot eeniger spacien
1.
Wij wenschen oock veel ootmoedige salutatien
90[regelnummer]
burgemeesteren en scheeppenen vant haerlemsche dal
2.
Op dat sij mogen affkeren alle turbatien
van alle goede borgers groot en smal
1.
95[regelnummer]
En die soete wijnranckgens / van lieft boven al.
ons vriendlijcke medebroeders die in const niet beswijcken
2.
Dees groeten wij seer vriendlijck met een blij geschal
want aen ons pellecaennisten altijt / Trou moet blijcken
1.
So oock die in Lieffden getrou tonen haer practijcken
nae der aert der retorijcken als constige geesten
2
Groeten wij seer vriendlijck om twist wech te strijcken
105[regelnummer]
en affgonst te doen wijcken van minst en meesten
1
Ooock alle borgers en vreemden die in dees feesten
met haer presentie ons sijn vereerende
2
110[regelnummer]
Om dat sij ons souden chooren const volleesten
dees sijn wij mede vriendlijck saluteerende
1.
Van welcken wij oock hartelijck sijn begeerende
dat sij tot ons keerende met blijde sinnen
2.
Hooren sien en swijgen wij gaen terstont beginnen
het eeijnde vande prologe en is
lanck..... .73. Regulen.
120[regelnummer]
Item volcht het spel van sinnen
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Item hier begint het spel van simen genaempt der Machabeen als van Eleaser en den moeder met haer / 7 / sonen die vanden Coninck Anthiochius wredelijck gedoot worden /// de personnages sijn dese.
.1. Hertelijck medogen. .2. Redelijck mensch.
Ghenade en vrede Moet elck geschieden
hertelijck medogen. redelijck mensch.
Alle droevighe harten die met druck sijn beladen.
hertelijck medogen. redelijck mensch
Dat wensch ick oock mede Dat sij druck ontvlieden.
hertelijck medogen. redelijck mensch
150[regelnummer]
Ghenade en vrede Moet elck gescheden
hertelijck medogen. redelijck mensch
In elcken stede Wensch ick die Lieden
hertelijck medogen redelijck mensch
In haer druck en smarten Wensch ick goods genaden
hertelijck medogen. redelijck mensch
Ghenade en vrede Moet elck geschieden
hertelijck medogen. redelijck mensch.
Alle droevige harten Die met druck sijn beladen
Dat sij goods weldaeden / moeten beerven
Hertelijck medogen.
Die om haer vaderlijcke wet moeten swerven
ende oock verwerven alle druck en verdriet
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Redelijck mensch
Ick moet u wadt vragen doet mijn doch tbediet
en Laettet oock niet // mijn vrint eersaem
wie dat ghij sijt en hoe dat is u naem
ben ick het bequaem // so maeckt mijn sulckx cont
hertelijck medogen.
Mijn naem u te seggen sout ick wel doen terstont
dat seg ick goet ront // bij mijnder trouwen
maer ick bid u vrient dat ghij mijn sonder flouwen
u naem eerst wilt mijn ontfouwen // wie dat ghij sijt
Redelijck mensch
Dat sal ick wel doen naerstich met vlijt
al sonder respijt om dat ghijt begeert te weten
een Redelijck mensch ben ick geheten
wilt mijn nu weer uuijtmeten // u naem tmijnder baten
hertelijck medogen.
Dat wil ick gaern / doen / hoe soud ickt mogen Laten
tverstant wilt vaten // al metter spoet
nu mij een redelijck mensch compt te moet
dit mijn verheugen doet // Jaet waerachtich
Redelijck mensch.
Om u naem oock te weten ben ick seer Jachtich
dus val ick clachtich // al sonder verbeijt
dat u naem doch weer sal worden geseijt
doet mijn dan bescheijt // so dat oock wel behoort
hertelijck medogen.
Ick wilt gaern doen nu rechte voort
hebt acht op mijn woort // met al u vermogen
ick ben geheten // hartelijck medogen
al sonder Logen // ben ick bij weijnich bekent
Redelijck mensch.
Och isser noch hartlijck medogen ontrent
ghij staet geprent // int harte mijn
wel te recht behoortmen medogent te sijn
alsmen met druck en pijn // ijemant sien belast
hartelijck medogen.
Jae hebt ghij wel gehoort hoe daer sijn verrast
twee vrouwen aengetast // dit moet ick u vermonden
met elck haer kint aen haer borst wie sout doorgronden
tot eenigen stonden // tsij cleijn oft grooten
205[regelnummer]
dat sij so ellendich vanden muer werden gestooten
haer bloet vergoten // en so omt tleven gebracht
Redelijck mensch.
Och te recht machmen maecken groote clacht
daer sulcks werdt gewracht // met groot verstrangen
210[regelnummer]
hebt ghij wel gehoort dat Eleasar sidt gevangen
ick heb daer naer verlangen // hoet al met hem sal gaen
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
hertelijck medogen.
215[regelnummer]
Jae ick die vader alder vaderen wil hem bijstaen
dat hij sonder beraen // strijt voor sijn vaderlijck wet
en oock alle de genen die in banden sijn geset
dat sij blijven onbesmet ten eijnde toe volhaerdich
Laet wij ons haestich / gaen maecken veerdich
220[regelnummer]
eer dat men ons onwaerdich / oock coempt besoecken
redelijck mensch.
Dats recht laeten wij ons gaen vercloecken
om in verholen hoecken // te behouden ons leven
oft anders is te duchten raecken wij in sneven
225[regelnummer]
dus dient hier niet Lang gebleven // voorwaer
hebt ghij wel gehoort den droevigen maer
hoe is in benautheijt swaer // een moeder met seven soonen
hertelijck medogen.
Jae ick die scherper aller dingen wil haer toonen
230[regelnummer]
ende oock beloonen met sijn goddlijcke genaet
redelijck mensch.
Wie op hem betrout hij compt elck te baet
hartelijck medogen.
Dies moet hem Loff geschien.....
redelijck mensch.
Hij is haer toeverlaet.....
hertelijck medogen.
Die in noot tot hem vlien.......
redelijck mensch.
240[regelnummer]
Die vast op hem staet.......
hartelijck medogen.
Die gaet hij troost bien.
alsoo ick mien // Laet hij niemant in schanden
redelijck mensch
245[regelnummer]
Wel hem die hem stelt in goods handen
als hij is in banden // des doots geraeckt
hertelijck medogen.
Och redelijck mensch mijn reden doch smaeckt
hoe dattet wordt gemaeckt in allen contreijen
250[regelnummer]
hoe wel dattet den vromen dickmael moet beschreijen
elck moet hem bereijen // nae tgeen dat hem godt toesent
redelijck mensch.
Dats recht godt is alle dinckg bekent
verdt en ontrent // inden hemel en opter eerden
hertelijck medogen.
O redelijck mensch met vrintschap wij vergeerden
als den vermeerden // bemin ick u hartelijck
redelijck mensch
Och hartelijck medogen het scheijen is smartelijck
260[regelnummer]
al doent sommige dartelijck // mijn vrient gepresen
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
hertelijck medogen.
Ja tscheijen sal met ons oock moeten wesen
265[regelnummer]
eer men ons compt plocken en tesen // gelijck een hoen
redelijck mensch
Willen wij ons dan tot scheijen spoen
want alsment moet doen // so goet eerst alst lest
alst valt te Laet
hertelijck medogen
Ja om nu te scheijen dat dunckt mijn oock best
maer dit is den rest // daer ick mede sijn beswaert
redelijck mensch
Wel wadt is dat.........
hertelijck medogen.
Het sal u wel worden verclaert
Ga naar margenoot+vrij ongespaert / op mijn reden wilt gomen
als wij nu scheijen wanneer sullen wij comen
tot onser vromen // weer / bij malcander treden
280[regelnummer]
want mijn hart sal nimmermeer wesen te vreden
eer dat ick hoor verbreden // hoet is affgelopen
met die seven broeders
redelijck mensch.
Ick ducht sij sullent metten doot becoopen
285[regelnummer]
maer ick gaer verhopen met droeffheijt en suchten
dat goods geest inden noot van haer niet sal vluchten
al sij soot is te duchten den doot sullen moeten sterven
hertelijck medogen
De eeuwige blijschap sij dan weer verwerven
290[regelnummer]
die tleven rechtelijck derven om gods bevel
redelijck mensch.
Ga naar margenoot+Daer spreeckt ghij wel
alsmen die waerheijt seggen sel // mijn vrient vercoren
wel wadt sal dat sijn dat wij daer hooren
295[regelnummer]
mijn moet gaet verloren // mijn hart dat smelt
hertelijck medogen.
Vrint / u daer so seer niet mee en quelt
costet goet bloet oft gelt // wij moetent waegen
siet daer compt veel volcks wiltet die vragen
300[regelnummer]
Weest so niet verslaegen // noch wilt so niet verschricken
gaet vraecht wattet beduijt / oft wil icken
sonder Lang te micken // spreeckt met moeden vrij
redelijck mensch.
Wel gaet haestich derwaerts al sonder chij
305[regelnummer]
so chrijcht ghij // het rechte bescheijt
tsal u van veel volcks wel worden geseijt
dus maeckt u bereijt // en gaet metter haest
hertelijck medogen.
Wel mijn dunckt ghij sijt al heel verbaest
310[regelnummer]
so goet eerst alst Laest // ick gae sonder verdrach
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ghij eerwaerde vermaerde god geeff u goeden dach
doet mij doch verslach // en wilt mijn beduijen
315[regelnummer]
wattet bediet dat die clock gaet Luijen
op den dach van huijen // seght doch mits desen
veel volckx .1. man
Maer als dat Luijen gedaen is dan salmen afflesen
mijn vrient gepresen // daerom coom ick hier
320[regelnummer]
om dat te hooren.
hertelijck medogen.
Nu moet ick oock so lang blijven in dit quartier
door godes bestier so gae ick verhoopen
dat van blijschap mijn hart sal gaen open
325[regelnummer]
Jick en gae nu niet Loopen / maer ick moet staen Luijsteren
ick hoop onsen druck heel sal verduijsteren
die daer Leggen in cluijsteren // in donckere hoolen
dat sij vrij sullen comen // want sij hebben niet gestolen
Bij den Coninck
330[regelnummer]
Anthiochius bijder machtige goden gratie
Coninck in babilonien verheven
binnen Anthiochien houdende mijn statie
als geweldich vorst over die Jootsche natie
door wiens gewelt oock tgehele egipten lant moet beven
335[regelnummer]
allen den Joden die in vreden willen Leven
onder ons gebieden in goede behoedicheijt
wenschen wij dat haer die goden willen geven
eendrachtige rust met goede voorspoedicheijt
mits dat sij tegen ons in alder ootmoedicheijt
340[regelnummer]
hem sullen draegen als getrouwe ondersaeten
want op dat sij ontgaen ons gramschaps verwoedicheijt
willen en bevelen wij tot haerder baeten
dat sij haer vaderlijcke wetten sullen verlaten
die wij seggen te wesen vol superstitien
345[regelnummer]
en op dat sij geacht mogen sijn bij allen staten
en ontvlien sullen mogen des doots punitien
so bevelen wij dat sij sullen sacrificien
op offeren onsen goden niet om volprijsen
armen en rijcken hoe sij sijn van conditien
350[regelnummer]
Jongmans en vrouwen oft oude grijsen
om verckenvleijs te eeten tot haeren spijsen
sullen sijt bereijt moeten weesen altsaemen
hierom belasten wij met volle advijsen
alle onsen officieren en elcks bij naemen
355[regelnummer]
dat sij in allen plaetsen naer tbetaemen
op mijn placaten neerstelijck doen Letten
op dat sij mogen gebrocht worden in blaemen
alle die hem hier tegens souden willen setten
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Want met swaere tormenten salmense verpletten
en wredelijck doen sterven die haer sin niet tot rappoort // Leggen
dus elck sij gewaerschouwt en willtet malcander voort // seggen
Redelijck mensch
365[regelnummer]
Eijlaes nu werd ick geheel verslaegen
door sulcx gewaegen // alsmen daer brengt voort
Hertelijck medogen.
Het schijnt wel dattet is Coninckx behaegen
eijlaes nu werd ick geheel verslagen
veel voolckx
Verwondert u soo seer niet als nu ten dagen
want dat selffde heb ick wel meer gehoort
Redelijck mensch.
Eijlaes nu werd ick gheheel verslagen
375[regelnummer]
duer sulckx gewaegen // alsmen daer brengt // voort
Hertelijck medogen.
Nu sal waer vallen onse woort
dat wij met accoort // vlus hebben gesproocken
dat sij tleven sullen Laeten die daer sitten op de poort
veel volckx.
Ja wie niet doen en wil so daer is ontloocken
die mach wel dencken dat hijt niet sal ontvlien
want daer sijn altijt sommich die tvier voorstoocken
dus wie sulckx niet wil doen mach hem vrij versien
Redelijck mensch.
Die wil des heeren die moet geschien
Laet ons oock gaen schicken uuijt dit quartier
en over een tijt weer koomen al so ick mien
misselijck wie bij ons weer compt door goods bestier
390[regelnummer]
en diet ons verhaelt met goede manier
hoe sijt met de gevanges hebben gaen handelen
nu ist tijt dat wij ons schicken van hier
op gods genaden als Abraham ginck wandelen
ick hoop ons druck sal noch verkeeren soet als amandelen
395[regelnummer]
Ga naar margenoot+Pausa De neefgens uuijt
verkeerde waerheijt
Waer Leght ghij schijn van recht
Schijn van recht
Wat segt ghij verkeerde waerheijt
verkeerde waerheijt
Ga naar margenoot+Compt bij mijn metter haest
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Schijn van recht.
405[regelnummer]
Wat isser te schachten......
Verkeerde waerheijt
Het sal u werden ontvlecht.....
Schijn van recht.
Wel isser dan swaericheijt......
Verkeerde waerheijt
Waer Leght ghij schijn van recht.....
Schijn van recht
Wat seght ghij verkeerde waerheijt
Verkeerde waerheijt
415[regelnummer]
Sijt ghij noch eeven slecht......
Schijn van recht
Jae wadt doch mijn kaer seijt.......
Verkeerde waerheijt
Wel wordt ghij verbaest....
Schijn van recht
Tegen wien maeckt ghij clachten.....
Verkeerde waerheijt.
Waer Legt ghij schijn van recht.....
Schijn / van recht
425[regelnummer]
Wat seght ghij verkeerde waerheijt...
Verkeerde waerheijt.
Comt bij mijn metter haest.....
Schijn / van recht
Wel wat isser te schachten
430[regelnummer]
wat sijn u gedachten // dat ghij mijn hebt geropen // hier
Verkeerde waerheijt.
Ick meenden ghij in Luicifers aerschat waert gecropen // schier
nu gaet mijn hart open // fier om dat ghij noch int Leven // bent
Schijn van recht
435[regelnummer]
Wie hoorden sijn daegen sulck antwoorden geven // vent
wat heb ick bedreven // Jent seght mijn doch dat
dat ick soude steecken in Lucifers gadt
ick woude ghij Laecht op een rat // dat een paert treckt met / 2.beenen
Verkeerde waerheijt
440[regelnummer]
Ja wadt radt mach deesen vuijl doch mienen
het sou mijn wel dienen // dat ghij mijn daer van deet bescheijt
Schijn van recht
Neen het is den duijtschen genoch geseijt
tbehoeff niet wijder verbreijt // ghij hebt wel tverstant
1 Verkeerde waerheijt. 2 Schijn van recht
Ghij sijt wel een quant / / Compt geeft mij de handt
Verkeerde waerheijt
Dat waer mijn schant
want int gantsche Lant // en is niet mijns gelijck
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Schijn van recht
Jae van valsche pracktijck // sijt ghij daer door rijck
dat en wist ick niet
Verkeerde waerheijt
Jae oft ghij mijn criek // paijt en offt ghij leelijck siet
ten is mijn geen verdriet // ick ben effen vrolijck
Schijn van recht.
Dat gelooff ick wel want gheen man als ghij was so olijck
460[regelnummer]
nu seght doch molijck // waerom roept ghij mijn hier
seght mij u meninghe met een goet bestier
off ick neem weer schier // derwaerts mijn gangen
Verkeerde waerheijt.
Ick salt u seggen al eer ijet langen
465[regelnummer]
want sonder bedwangen // so nam ick herwaerts mijn keeren
ghij weet wel dat Eliaser sit gevangen seeren
met droeffheijts verstrangen // verstaet mijn reden
nu dient ons immers tot den Comimck getreden
en hen die saeck verbreden // dat hij crijcht sijn sentencij
Schijn van recht
Wel maeckt ghij daer aff eenige mencij
Verkeerde waerheijt
Jae ick............
Schijn van recht.
475[regelnummer]
Ghij doet de popelencij....
want sulcke credentie sou wel wesen u eijs
dat ghij mijn op mijn teen traet een reijs
ick soude sonder gepeijns // u te recht wat van als // seggen
Verkeerde waerheijt.
480[regelnummer]
Ja ghij moecht mijn Loogens op mijn hals // Leggen
over sulcke breggen // condt ghij wel Loopen
Schijn van recht.
Nu sal ick mijn mont doen Open
en u wadt ontcnopen // van u boose treecken.
485[regelnummer]
hebt ghij onsen coninck Anthiochus niet ingestreecken
dat hij onbesweecken // sou een valsche goods dienst oprechten
en ginck oock een grouwelijck affgodt stichten
om met wieroock toe te lichten verstaet mijn reen
en schuerden die boecken van gods wet ontween
490[regelnummer]
en hij brocht int geween // en in ancxte en noot
al die goods wet onderhielden cleijn en groot
want men sloegense doot // sonder ontblijven
Verkeerde waerheijt.
Weet ghij wel wadt ghij hebt gaen bedrijven
495[regelnummer]
ghij dooden sommighe wijven met groot lijen
dije haer kinderen haden laeten besnijen
hoort sonder mijen na dit ontsluijt
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Die kinderen hingt ghij bijden hals op ten huijse uuijt
int tnoort int suijt // sijt ghij wel bekent / eij schijn van recht
Schijn van recht
Wel meent ghij dat ick ben mal off slecht
505[regelnummer]
wat mach dese knecht nu doch uuijtsmijten
van u boose ontrouwheijt moet ick u verwijten
al sout ghij op u tanden bijten // sonder verbeijt
bedreeff Demetrius niet tirannicheijt
so u sal worden geseijt // mijn reden smaeckt
510[regelnummer]
heest Bacchides den Coninck niet opgemaeckt
tmach wel sijn gelaeckt // dat ghij hebt gaen brouwen
met Alcinium den priester die sonder flouwen
vrede maecken souwen // met Juda te samen
en alsser dan veel priesters tot haer quamen
515[regelnummer]
die na trecht betamen // alcimij betrouden // wel
en twas niet dan verkeertheijt dat ghij ontfouden // snel
ick wed ick Onthouden sel // sulckx vals bedroch
Verkeerde waerheijt
Wel Lieve man denckt ghij daerom noch
520[regelnummer]
onthout ghij sulckx doch // tis niet waerdich om te kijven
Schijn van recht
Jae hadt ghijt daer bij Laeten blijven
ick moet het in u beck wrijven // wat ghij noch hebt bedreven
ghij Lieter tsestich vangen mijn vrient verheven
525[regelnummer]
en die benaemt ghij tleven // al op eenen dach
Verkeerde waerheijt
Meent ghij dat ick nu oock wel swijgen mach
neen ick / maer sonder verdrach // om dat ghij daer so caeckten
deet ghij niet dat Israel metten heijdenen verbont maeckten
530[regelnummer]
en sij de besnijdenis versaeckten // hoort mijn stem
en maeckten speelhuijsen te Jererusalem
so bitter als brem // is haer dat opgebroocken
Schijn van recht
Zedechias die heeft mede wat ontloocken
535[regelnummer]
hij ginck verkeertheijt coocken // geen valscheijt / spaeren
inde sonde Jerobiams ginck hij voortvaeren
dus wilt niet meer openbaeren // oft tsal vallen u beurt
Verkeerde waerheijt
Ick sal wat anders seggen noch vrij ongetreurt
540[regelnummer]
dat beter couleurt // al ist niet wel u gelieven
dat david an Joab dede schrijven brieven
Ga naar margenoot+tot sijnder gerieven // verstaet het bloot
en Liet Uriam so inden strijt brengen ter doot
wast niet te snoot // eij schijn van recht
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Schijn van recht
U sal oock weer wat worden ontvlecht
550[regelnummer]
en ten is oock niet slecht // ick seght u plat
Athitophel gaff raet tegen David mijn reden vadt
en tfaeijlgeerden dat // sijn raet niet voort is gegangen
so dat david niet quam int verstrangen
doen heeft hij hem selffs verhangen // wandt hem sulckx deerden
555[regelnummer]
om dat sijn verkeerden raet hem faeijlgeerden
en ghij verkeerde waerheijt boos
Verkeerde waerheijt
Doen Loonden hij hem selven als de sulcken altoos
want hij gaff Absolon den loos dat hij sou betrapen
560[regelnummer]
sijns vaders wijffen en bij haer slapen
waer hoorden heeren oft knapen // oijt quader plegen
Schijn van recht
Eij verkeerde waerheijt hadt ghij noch geswegen
nu ben ick weergenegen // om wadt te schudden uuijt mijn mou
565[regelnummer]
gaff Jonadab Ammon gheen raet hoort wadt ick ontfou
hoe hij volbrengen sou // om te slaepen bij Thamar
sijn suster dien hij Lieff hadt en wist geen bequamer
och dattmen u met een hamer // ter doot toe hadt verplet
ghij seijden hij sou hem sieck maecken en leggen te bet
570[regelnummer]
en als dam thamer quam om net // hem te doen bescheijt
dan sou hij haer opt bet haelen met haesticheijt
om dan te sijn bereijt // sijn wil met haer te bestaen
en ammon die heeft al sulckx gedaen
hoe ist hem int Lest vergaen maer sijn Leven gecost
Verkeerde waerheijt
Souden sij al vant Leven werden gestrost
oft werden verdost // so hadmen wel werck
ick wed sij souden nau gaen inde groote kerck
die oock tot menijghen perck // anders mans wijff gebruijcken
580[regelnummer]
off van sulcke saecken stelle Listige vuijcken
nu dat geeff ich sonmich te ruijcken // en stelt aen deen sij
Schijn van recht
Laet daer van swijgen ick en ghij
alle quaetdoenders vrij // loonen dickwils haer selven
Verkeerde waerheijt
Wel Laet ons daer van swijgen / en die reden bedelven
al waert ghij onder u elven // eij schijn van rechtvaerdich
u moet noch wadt anders worden ontvlecht // aerdich
want het is wel waerdich // tondecken dat ghij hebt gesponnen
590[regelnummer]
als zambrij sach dat de stadt zir thirza sou worden gewonnen
so is hij vant vier verslonnen // vaet wel tverstant
hij heeft hemselven met des Cominckx huijs verbrant
en heeft met schant // hem selffs verdaen
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Schijn van recht
Alsulckx heb ick meer gehoort sonder waen
Laet dat vrij staen // en ons den pot toedecken
Verkeerde waerheijt
Om noch wadt te verhaelen moet ick mij strecken
tot desen plecken // vrij sonder schromen
hoe dat Nadab en abihu hebben haer nappen genonem
en thaerder onvromen // daer vier ingeleijt
605[regelnummer]
twelck godt niet hadt geboden hoort dit bescheijt
doen heeft godt een vier bereijt al metter spoet
dat haer dooen verteerden op staende voet
in schijn van goet // deet ghij wonder brouwen
Schijn van recht
610[regelnummer]
Och datmen u feijten al verhaelen souwen
mannen en vrouwen werden verwondert // wis
maer ick peijns datter ons gelijck wel hondert // is
werden sij al geplondert // fris daer waer an bedreven // niet
Verkeerde waerheijt
615[regelnummer]
Ick moet u noch antwoort geven // siet
al hebben wij gekeven // ijet theeft noch geen endt
maeckten ghij david niet heel verblent
so dat hij hem heeft gewent // en hem ginck versnellen
en dede Joab al sijn volck tellen
620[regelnummer]
om dat hij sulcks ginck voortstellen tmoet niet sijn versmoort
so stelde hem godt drie straffinge voort
mijn reden aenhoort // hoe ghij hem brocht in de Liesen
so dat hij van Oorloch dierentijt oft sterft een most kiesen
och datmen u sach bevriesen // so stijff als een balck
Schijn van recht
Och hoe can hij hem houden eij subtijle schalck
certeijn thans sal ick mijn mont open doen
Verkeerde waerheijt
Om niet Lange te vertoeven so moet ick mijn spoen
630[regelnummer]
en ontwinnen tcloen // want mijn sulcks deerden
dat het volck tegen moijsis so murmereeden
so dat sij haer niet en keerden // nae moijsis vermaen
en sijn tegen sijn wil op den berch gegaen
maer vrij sonder beraen // ist haer qualijck becoomen // och
Schijn van recht
Ja wadt mach desen bloet staen dromen // toch
oft hebt ghij voortgenomen // noch // om mij ter verstooren
Verkeerde waerheijt
Eij schijn van recht ick moet mijn noch al bet Laeten hooren
640[regelnummer]
dus meijcht vrij u ooren // en merckt vrij op mijn woorden
deet ghij niet dat Joram / sijn broeders vermoorden
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||
645[regelnummer]
Ga naar margenoot+en hem noch verstoorden verstaet mijn wel
en dooden noch sommighe oversten in Israel
sijt ghij niet een fraij gesel // seght schijn van recht
Schijn van recht
Wel hebt ghij u saecken niet schier al ontvlecht
650[regelnummer]
ick peijns dat desen knecht // al den dach sal preecken
ick sal niet een reijs oock mogen spreecken
en ontdecken oock u treecken // want ick wel mienden
dat ghij deet dat Israel vreemde gooden dienden
en dat waeren u vrienden // en met hem beijen
655[regelnummer]
tola en larij deden tvolck verleijen
so dat sijt mosten beschreijen al sonder spaeren
want sij worden van godt gestraft so menich Jaeren
dees brocht ghij int beswaeren // en benautheijt groot
Verkeerde waerheijt
660[regelnummer]
Eij schijn van recht verstaet mijn reden bloot
brocht ghij niet in noot // alst recht mach sijn gesproocken
heeft die aerde haer niet opgeloocken
en sijn daer in gedoocken // hoort mijn reden an
chore abiron en oock dathan
665[regelnummer]
hoe mennich in drucks gespan // hebt ghij wel gbrocht
Schijn van recht
Wel hebt ghij Lang daer overgedocht
Ga naar margenoot+ghij hebt wonder gewrocht // noijt uus gelijck
eij verkeerde waerheijt / hoe toonden ghij u practijck
670[regelnummer]
doen Athalia sonder beswijck // oft eenich verbloden
de gehele Conincklijcke stam deden dooden
recht als den snoden // haestich en ras
en daer bleeff niemant over dan Joas
maer op dat pas // hadt ghij hem oock wel doen verworgen
675[regelnummer]
maer hij werden versteeken en verborgen
machmen niet wel sorgen // voor verkeerde waerheijt
Verkeerde waerheijt
Weet ghij wel watmen van u int claer // seijt
tis seecker een swaer // feijt wat staet ghij en kaeckt
680[regelnummer]
stont Adonias niet na davits rijck dees reden smaeckt
en heeft hem selffs Coninck gemaeckt // sonder bescheijt te / erven
en davit had salomon belooft dat hijt sou verwerven
dus most Adonias weer derven // al deet hem verstooren
en salomon wert Coninck so davit had geswooren
685[regelnummer]
met een eet te vooren // alsoot oock is geschiet
Schijn van recht
Dus Adonias most het lijen al wast hem verdriet
vaet mijn bediet // ick moet u seggen ditten
elck sou gaern op de hoochste stoel sitten
690[regelnummer]
oftmen den siel gaet besmitten // daer gaetmen weijnich op achten
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Verkeerde waerheijt
Jae wat hebt ghij doch in u gedachten
695[regelnummer]
is niet door u clachten // wilt hier op gomen
Joseph tot sijn onschult inden kercker gecomen
die ghij meijnden te verdomen na mijn onthou
om dat hij niet slaepen wilde bij puthiphas huijsvrou
ick u niet en flou // hoort mijn ontcnoopen
700[regelnummer]
doen heeft sij haest seer Luijt geroopen
Joseph compt hier in geloopen // en wilt bij mijn slaepen
Schijn van recht
Eij verkeerde waerheijt ghij slacht de aepen
die elck wil begaepen // en met een ijeder gecken
705[regelnummer]
en u eijgen gadt cont ghij niet bedecken
nu moet ick mijn strecken // te spreecken die waerheijt net
sij greep Joseph bij de rocck en wilde hem trecken opt bet
hij heeft hem niet besmet // maer ginck haer mijen
hij is van haer gelopen // Liet sijn mantel glijen
710[regelnummer]
doen ginck sij hem betijen // dit seg ick Jou.
en seijden dat hij haer vercrachten wou
dus weet ghij den vlou // over al te hangen.
Verkeerde waerheijt
Eij schijn van recht hoort mijn reden sonder verlangen
715[regelnummer]
behoorden Jacop niet tontfangen Rachel tot sijn wijff
als hij seven Jaeren gedient hadt en deet Laban gerijff
doen maeckten Laban gecijff // als daer beneven
en seijden men h behoort den Joncxsten niet eerst uuijt te geven
doen is hij bij hem gebleven vroech en spa.
Schijn van recht
Deet dat niet verkeerde waerheijt Ick denck wel Ja:
want hij gaff hem Lea // twelck Jacob niet had gemient
die doch noch seven Jaer dienen als een trou vrient
so dat hij wel hadt verdient Rachel die schoone maecht
725[regelnummer]
verkeerde waerheijt door u worter noch veel geplaecht
als ghij on versaecht // u reden so gaet uuijten
Verkeerde waerheijt
Hoe moeten nu sommich haer ooren tuijten
die een saeck met verstooren sluijten // en op partij Letten
Schijn van recht.
Cousijn wilt dat aen deen sij setten
en Laet ons vrij petten // uuijt een ander vadt
maer ick moet u vraegen met reden plat
seght mijn doch dat // waerom ghij mijn hebt geropen
Verkeerde waerheijt
Popelencij dat was mijn schier ontlopen
maer ick salt u ontknopen // al sonder verbeijen
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Schijn van recht
Wel om te hooren en sien sal ick mijn bereijen
oftemen van Delft tot Leijen // met u sal spelen
Verkeerde waerheijt.
Ja ba Ja dat doetmen den geenen die roven en stelen.
745[regelnummer]
wilt also niet quelen // en vallen in strick
want ghij hebt sulckx verdient beter dan ick
want bol en groff hebt ghij dickmael gesponnen
Schijn van recht
Wel om ons reden te eijnden die wij hebben begonnen
750[regelnummer]
om bijder Lichter sonnen dat te beslechten
Verkeerde waerheijt.
Wel ick salt u ontvlechten // als den oprechten
sal ick mijn daer toe spoeijen
ghij weet wel dat Eliaser sit gevangen in boeijen
755[regelnummer]
tmach hem wel moeijen // mijn reden wilt vaten
want hij weet noch off hij daer sijn Leven sal laeten
nu sonder Lang te praeten // na ick bevoel.
so is hij al gehaelt uuijt het gaijoel
den Coninck sal sitten op sijn rechterstoel // om eleazar texamineren
760[regelnummer]
en ghij schijn van recht moet u daermede presenteren
al sonder faijlgeren // sijt dit bekent
Schijn van recht
Ghij verkeerde waerheijt moet daer oock niet sijn absent
maer daer wesen ontrent // vrij ongespaert
Verkeerde waerheijt
Wel tis tijt dat wij ons maecken op den vaert
als mannen vermaert // dat dunckt mij best
Schijn van recht
Ja men weten van u te spreecken oost en west
770[regelnummer]
eerst en Lest // hoortmen van u ontluijcken.
Verkeerde waerheijt
En schijn van recht sietmen veel ghebruijcken.
maer dat Laet ick duijcken // hier ons tween.
Schijn van recht
775[regelnummer]
Wel ick ben daer mede te vreen
gaen wij dan heen // gheen van beijen uuijtgesondert
Verkeerde waerheijt
Ghingen wij tsaemen daer souder menich in sijn verwondert
ten minsten wel hondert // dus gaet ghij voortstappen
Schijn van recht
Neen ghij sult mijn soo niet knappen
ick moch mijn verhappen // so most ick mijn schamen
Verkeerde waerheijt
Wel gaen wij dan tsaemen // al sonder blamen
785[regelnummer]
men can wel ons namen // also ick can ramen
dus al na tbetamen // geeft mijn die hant
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
i Schijn van recht .2. verkeerde waerheijt.
Dat waer mijn schant Seght waerom dat
Schijn van recht Verkeerde waerheijt.
Dat weet ghij wel.. Daer toe seg ick neen
Schijn van recht Verkeerde waerheijt.
795[regelnummer]
Ghij sijt veracht doort alt tlant Ick ben de pocken op u gadt
Schijn van recht Verkeerde waerheijt.
Ga naar margenoot+Dat waer mij schant.. Seght waerom dat.
Schijn van recht Verkeerde waerheijt.
Ick gebruijck doch verstant Ja gelijck onse kadt
Schijn van recht Verkeerde waerheijt.
Wadts dan mijn voorstel.... Maer bescheijt noch reen
Schijn van recht Verkeerde waerheijt.
Dat waer mijn schant... Seght waerom dat.
Schijn van recht Verkeerde waerheijt.
805[regelnummer]
Dat weet ghij wel.... Daer toe seg ick neen.
varkeerde waerheijt
Ghaen wij seecker heen // sonder toeven // fijn
want al tvolck weet wel dat wij twee boeven // sijn.
Ga naar margenoot+Coninck uuijt met sijn hellebardiers ende twe raetsheren Schijn van recht ende verkeerde waerheijt
De Coninck sidt
Om rechtelijck te rechten naer tbetaemen
so sit ick nu op mijn rechtstoel sonder blaemen
hoort elck bij naemen // en verstaet mijn reden
815[regelnummer]
mijn raetsheren en dienaers altsaemen
die hier nu sijn bij mijn beneden
al mijn begeerten sal ick u verbreden
om rust en vreden // te hebben sonder sneven
op dat volbracht werde mijn begeerte en seden
820[regelnummer]
den saeck van dien sal ick u te kennen geven..
Schijn van recht
Wadts u gelieven genadighe heer Coninck verheven
u Majesteijts eere wordt altijt door ons vermeert
Verkeerde waerheijt
825[regelnummer]
So moetense allegaer sijn off sij mochten wel beven
die tegens sijns Majesteijts wil doen anders dan hij begeert
Coninck
Isser ijemant die tegen mijn rebbelleert
die mijn bevel niet wil onderhouwen
830[regelnummer]
laet die hier gebracht worden tsij u veradverteert
oft ghij sult selver komen int benouwen
Schijn van recht
Ghenadige heer Coninck wadt ghij gaet ontfouwen
tot uwer gelieven moettet sijn volbrocht
835[regelnummer]
het sij wiese sijn jongen oft ouwen
sij moeten staen onder den Coninck seer wel bedocht
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Coninck
840[regelnummer]
Haelt mij eleazer het werdt u ontknocht
nu rechtevoort bij mijn hier present
op dat hij van mijn mach worder ondersocht
dit is mijn begeerte sijt dit bekent
Verkeerde waerheijt
845[regelnummer]
O genadighe Coninck wadt ghij vert en omtrent
ijemant gebiet dat moet sijn gedaen
hoort ghij dienaers u derwaerts went
om Eleazar te doen comen van stonden aen
.1 Hellebardier
850[regelnummer]
Dat sullen wij gaern gaen doen sonder beraen
om dat ons heer Coninck alsulckx gebiet
.2 Hellebardier.
Seer haestich en ras so sullen wij gaen
sconincks wil volbrengen en laeten niet
Coninck
Op dat alle dinck te recht geschiet
so wilt Eleazar sijn reden wel hooren
op dat ghij selffs niet compt int verdriet
dat seg ick u nu wel van te voren.
Schijn van recht
Ghenadighe heer Coninck om u niet te verstoren
wort hier gebracht eleazar tot u behaegen
uwe Majesteijt mach hem nu ondervraegen
oft hem oock voordraegen // wat hij sal moeten doen
Coninck
Eeleazar wilt ghij u voor den doot behoen
so sult ghij mijn bevel volbrengen
en ist dat ghij tegen mijn gebodt hout coen
so compt u verdriet oversonderlinghen
Eleasar.
Om u bevel te doen heer Coninck wadt sijn dat voor dingen
op u reden so wil ick wel slaen acht
maer om te doen tegen gods wet wilt mijn doch niet dringen
want sulcx hoop ick sal niet werden volbracht
Schijn van recht
Wel / sout ghij u niet buijgen onder sijn Conincklijcke macht
sout ghij tegen hem wel derren opstaen
Verkeerde waerheijt.
Ghij moecht dan wel worden gehandelt onsacht
880[regelnummer]
en met groot verdriet werden belaen
Coninck
Ga naar margenoot+Hoort eleazar verstaet mijn reden plaen
watt mijn begeerte is sal u werden geseijt
van u vaderlijcke wet sult ghij u ontslaen
885[regelnummer]
om verckenvleijs te eeten moet ghij sijn bereijt
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Eleasar.
Neen heer Coninck dat en waer geen bescheijt
895[regelnummer]
dat ick gods wet soude verlaten siet
och dat mijn sulckx voor oogen wert geleijt
dat is mijn hert een groot verdriet
Schijn van recht
Sout ghij sconinckx bevel willen volbringen niet
900[regelnummer]
dat en sou u niet wel becomen
Verkeerde waerheijt
Sonder sondt moecht ghij doen dat den Coninck gebiet
die u anders seijt dat sijn d niet dan dromen
Coninck
905[regelnummer]
Siet eleazar ghij moocht wel schromen
ist dat ghij op mijn reden niet en Ledt
het sal certeijn wesen tot uwer onvromen
en ghij sult u selven brengen int net
Eleasar
910[regelnummer]
O sou ick verlaten mijn vaderlijcke wet
die mij van geen menschen is gegeven
maer vanden eeuwigen godt selffs ingeset
diemen moet gehoorsaem sijn in dit Leven
Schijn van recht
915[regelnummer]
Certeijn eleazar ghij sult raecken in sneven
ist dat ghij Coninckx bevel niet en doet
Verkeerde waerheijt.
Volbrengt doch tbevel van ons Coninckx verheven
ick raet u ten besten uuijt oprechte vrientschap goet
Schijn van recht
Nu Eliazar eet en weest wel gemoet
oft ick sorghe dat het u eer Lang sal berouwen
Eleaser
Dat sal ick niet doen met sinnen onvroet
925[regelnummer]
al sout ick daerom comen in doots benouwen
Coninck
Coempt haestich hier en hoort mijn dienaers vol trouwen
watt ick u sal ontfouwen metter spoet.
breeckt den mont open van desen versuften bloet
930[regelnummer]
op dat t'verckenvleijs van hem mach werden gegeten
so mach hij wesen voorden doot behoet
die hem anders gheschien sal dit Laet ick u weten
1 Dienaer
Hier eleazar wilt u niet vermeten
935[regelnummer]
Ga naar margenoot+so straff te blijven in u voornemen
hier Laet doch verckenvlees van u worden gebeten
en wilt so vast niet blijven bij uwer temen
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
.2. dienaer.
Wel sullen wij van malcander also vervremen
Ga naar margenoot+dat moeijt mijn seer wilt sulcx affkerven
wilt doch beletten ons clagen en clemen
945[regelnummer]
en eet met ons ghij sult het leven verwerven
Eleasar.
O neen voor waer liever eerlijck te sterven
dan schandelijck te Leven hier opter aerden
veel Liever hier het Leven te derven
950[regelnummer]
dan te overtreden den wet van godt vol waerden
Schijn van recht.
Eleaser wilt het verckenvleijs aenvaerden
op dat ghij innmers het leven behout
Verkeerde waerheijt
955[regelnummer]
Want ghij sijt een geleert man als den vermaerden
wilt doch doen datmen tot uwen besten ontfout
en niet also veel op u selven betrout
dat ghij u Leven daer sout verliesen
laet door ons reden u hart doch werden bedout
960[regelnummer]
en wilt doch dat eedele Leven kiesen
.1. hellebardier
Eleazar Laet u hart niet gheheel toevriesen
maer wilt doch verckenvleijs eten tot deser percken
.2. hellebardier
965[regelnummer]
Ghij sult u selven Leen inde biesen
en dat sult ghij alst te Laet is wel bemercken
Eleasar
Om tleven tebehouden gae ick wel hercken
maer niet dat ick daer om wil versaecken
970[regelnummer]
mijn vaderlijcke wet voor Leecken oft clercken
veel Liever den tijtelijcken doot te smaecken
Coninck
Ghij sijt so straff als Leuwen off draecken
men wil u met genadige oogen aensien
975[regelnummer]
maer machmen u niet bemoruwen met schoon spraecken
so en sult ghij dan den doot niet ontvlien
Eleaser.
Die wil des heeren die moet gheschien
boven al moet men godt altijt vreesen
Schijn van recht
Wat conimck ter werrelt mach u schoonder bien
Eleaser
Die wil des heeren diet moet gheschien
Verkeerde waerheijt
985[regelnummer]
Kiest doch het Leven want so ick mien
sult ghij selff doorsaeck van u eijgen doot wesen
Eleasar.
Die wil des heeren die moet gheschien
boven al moetmen godt altijt vreesen
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
De een dienar gaet met Eleaser een weijnich aen deen sijde ende spreeckt
Ick bid u vriendlijck mijn vrint gepresen
995[regelnummer]
wilt doch wadt doen om int tleven te blijven
veijnst u slechs te eeten als nu mits deesen
met al ons vermogen willen wij u gerijven
.2. dienaer
Ga naar margenoot+Wij sullen u vleijs geven om druck uuijt te wrijven
1000[regelnummer]
dat ghij wel eeten moet dus maeckt geen geschil
en doet ghijt niet men sal u onttlijven
dus wilt doch eeten den Coninck te wil
Eleasar.
Eij wilt daer van doch swijgen stil
1005[regelnummer]
want tot sulckx can ick mijn niet maecken bereijt
ten is niet dan een verblinden bril
dien ghij mijn op wilt setten sonder verbeijt
maer als ick overdencke met goet bescheijt
mijn grauwe hooft en mennichte van Jaeren
1010[regelnummer]
en mijn goeden wandel dien ick heb geleijt
van mijn Joncheijt an / hoort mijn verclaeren
en overeen quam met die wet sonder beswaeren
dies spreeck ick recht vrij sonder blamen
sent mijn slecht voort / int graff wilt mijn niet spaeren
1015[regelnummer]
want het wil mijn ouderdom qualijck betamen
also te huijchgelen dies mocht ick mijn wel schaemen
dat de Jonge Jeucht mocht dencken sonder verbeijden
eleasar die out is alsomen ramen
tnegentich Jaer is gheworden een heijden
1020[regelnummer]
en datmen de Jonge Jeucht dan sou verleijen
door mijn beveijnstheijt hier in des werrelts crijt
voor den menschen die mijn tleven toe seijden
hier opter aerden twelck is een cleijnne tijt
die ick noch te Leven hebbe want mijn Leven slijt
1025[regelnummer]
dat waer mijn een eeuwighe schande voor cleijn en groot
en off ick vanden menschen straffing al worden bevrijt
goods hant can ick niet ontgaen tsij Levent oft doot
also ick nu ben in dit wederstoot
wil ick vromelijck sterven en laeten mijn Leven
1030[regelnummer]
als dat mijn ouderdom wel betaemt in desen noot
sal mijn godt helpen en behoen voor sneven
op dat ick de Jonge Jeucht een goet exempel mach geven
waerom ick den doot sal moeten verwerven
dat is om die heijlige wets willen hier beneven
1035[regelnummer]
oock willichlijck en vrijmoedich sterven
.1. dienaer.
Wel Eleasar wilt ghij enckel het Leven / derven
macht al niet helpen watmen u doet
wilt ghij met fortse den doot beerven
1040[regelnummer]
ghij sijt selffs den geen dit besueren moet
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
.2. dienaer.
1045[regelnummer]
Eelasar ick bid u vrientlijck met woorden soet
laet onse reden doch u hart ontfoncken
op dat ghij u doch voorden doot behoet
anders moet den bitteren kelck van u sijn gedroncken
Schijn van recht
1050[regelnummer]
Compt hier met Eleasar wilt niet lang staen proncken
mij donckt dat hij den Coninck niet en acht
Verkeerde waerheijt
Dat dunckt mijn oock wat Laet hij hem doncken
compt hier met eleasar wilt niet lang staen proncken
.1. dienaer.
Ick weet wel het leven had u wel werden geschoncken
daer ghij nu om den halss sult werden gebracht
Coninck
Compt hier met eleasar wilt niet lang staen proncken
Schijn van recht.
Mijn dunckt dat hij den coninck niet en acht
Coninck.
Hier flucx handelt met eleaser onsacht
want ick sie dat hij wil hartneckich blijven
Verkeerde waerheijt.
Mijn dunckt dat hij schier om ons reden Lacht
oftmen met hem smeeckt dan oftmen op hem kijven
Coninck
Wilt nu strackx Eleaser ontlijven
1070[regelnummer]
Ga naar margenoot+op staende voet hier in dit perck
mach men hem met gheen vrientschap gerijven
levert hem in handen van Loon na werck.
Schijn van recht
Alsmen op de saeck wel slaet merck
1075[regelnummer]
so dunckt mijn is Eleasar sijn Leven sadt
Verkeerde waerheijt
Hij blijft in sijn voornemen al even sterck
hij is tijt uuijt de werrlt ick seg u dat
1 dienaer
1080[regelnummer]
O eleasar nu moet ghij wandelen het pat
der droeffenissen voor waer geseijt
wij hebbent u wel gespelt met reden plat
maer ghij hebt ons woorden aen deen sij geleijt
.2. dienaer
1085[regelnummer]
Eleasar men seijden u wel met goet bescheijt
dat u Leven was op een endt
en nu salt u niet baten oft ghijt beschreijt
watmen u seijden ghij bleeft al verblent
Eleaser.
1090[regelnummer]
O godt almachtich u sijn alle dingen bekent
wilt mijn nu doch inden noot bijstaen
u geest o heer is van mijn niet gewent
dus weet ick u eewich danck sonder waen
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Dit Lijden datmen mij nu aendoet
mocht ick wel hebben ontgaen // al sonder spaeren
maer om mijn siele wil ickt het gaern ontfaen
en Lijden om uus naems willen seer gaeren
1100[regelnummer]
o' heer wilt mijn siel in u rijck bewaeren
als ick nu moet scheijen uuijt swerelts foreest
dan ben ick verlost van alle beswaeren
dus roep ick tot u die altijt bij mijn heeft geweest
o' heer in uwe handen beveel ick mijn geest
Verkeerde waerheijt
Blijft nu niet schuijl // maer compt uuijter muijten.
daer is noch wadt te ontsluijten // dus niet te Laet // beijt
Schijn van recht.
1110[regelnummer]
Wadts dat voor een vuijl // die ick daer hoor guijten
Verkeerde waerheijt.
Blijft nu niet schuijl // maer compt uijter muijten
Schijn van recht
Meent ghij dat ick pruijl // wat wilt ghij uuijten
1115[regelnummer]
mijn ooren tuijten // ick peijns dat hij van mijn quaet // seijt
Verkeerde waerheijt.
Blijft nu niet schuijl maer compt uuijter muijten
daer is noch wadt te ontsluijten // dus niet te laet // beijt
Schijn van recht
1120[regelnummer]
Mijn dunckt dat ghij schier sonder beraet // schreijt
seght sonder smaetheijt niet als den bangen // baert
Verkeerde waerheijt
Sijtghij daer ick meenden dat ghij al gehangen // waert
want so eel als een slangen // staert sijt ghij van binnen soet
Schijn van recht
Wel mijn dunckt dat ghij weer beginnen // moet
spreeckt doch met minnen // vroet u mening Laet weten pladt
Verkeerde waerheijt
Maer ick heb thans vergeten // wadt
1130[regelnummer]
nu moet ick uuijtmeeten // dat // u wel huegen // sel
Schijn van recht
Spreeckt dat ghij wilt maer spaert den Luegen // snel
so sel den saeck duegen wel // sonder bedwanck // plaen
maer ghij slacht Achab wilt aen beijden sijden manck // gaen
1135[regelnummer]
en wilt over al danck staen // en gaet met elck seer smeecken
Verkeerde waerheijt
Jae begint ghij eerst so mach ick wel eerst spreecken
en met alsulcken speer steecken // dat ghij moet schromen
nu schijn van recht heest Achab den wijnberch niet genomen
1140[regelnummer]
van / nabot / ten sijn geen dromen // twert nu ontknocht
Schijn van recht
Eij verkeerde waerheijt wat en List hebt ghij gesocht
en Naboth om hals gebrocht door valsche getuijgen
So meenden ghij oock te doen / Susanne ick segt uijt den ruijgen
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+men behoort u te doen buijgen en thooft aff te houwen
Verkeerde waerheijt
1150[regelnummer]
Weet ghij wel wadt ghij hebt gaen brouwen
so mannen en vrouwen // dat wel is indachtich
in schijn van recht waert ghij over daniel clachtich
als hij den draeck onsachtich met Coninckx oorloff verbranden
doen most hij inden cuijl om vander Leuwen tanden
1155[regelnummer]
verscheurt te worden ter schanden // vanden Conimck siet
maer die Leeuwen en misdeden Daniel niet
maer sij raeckten selff int verdriet // die hem hadden beclaecht
Schijn van recht
Ghij spreeckt het geen dat u selffs behaecht
1160[regelnummer]
maer alsmen den sin wel gewaecht // met soeten spraeck
so sijt ghij verkeerde waerheijt // van dien selff d'oorsaeck.
dus ick u weer raeck // nu hier beneven
ghij seijden men most d'affgod Bel .12. molder taruwe geven
om te behouwen het Leven // verstaet wel mijn
1165[regelnummer]
en alle daech 40. schaepen en drie aem wijn
met u reden fijn // hebt ghij sulckx ontwonnen
en die Bels priesters hebben den spijs selffs verslonnen
was dat qualijck gesponnen // maer ghij deet tvlas aenden rock
Verkeerde waerheijt
1170[regelnummer]
Ick en gelooff niet off ghij moet met mij Jocken
Al sloegemen u met stocken // ghij hadts wel verdient
Schijn van recht
Eij verkeerde waerheijt hoe waert ghij Israels vrient
ghij hebt haer wat vreemts aengedient // met valscheijt ontloocken
1175[regelnummer]
ghij seijden dat ghijt tjock vanden coninck had gebroocken
tot babilon dus ghijnck ghij stoocken // al sonder spaeren
en sout de gevangenen verlossen binnen .2. Jaeren
dit ginck ghij haer verclaeren // algemeen
en twas al verkeerde waerheijt wat ghij haer ginck verbreen
1180[regelnummer]
met u valsche reen // hebt ghij sonder flouwen
het volck op u valsche logenen doen betrouwen
men macht aenschouwen // dat ghijt so hebt beschickt
Verkeerde waerheijt.
Eij schijn van recht eerst hebt ghij Jerijmijas verclickt
1185[regelnummer]
alsmer wel opmickt // en gaet doorgronden
doen Jeremijas al tvolck gestraft had van haer sonden
door goods geest oorconden // seer nnennichvuldich
doen grepen hem die priesters en propheten onverduldich
en seijden hij was den doot schuldich // met verstrangen
1190[regelnummer]
so dat hij van haer doen werden gevangen
dus ginckt ghij u gangen // sonder wederstoot
en smackten hem in een cuijl dits immers naeckt en bloot
om dat hij den doot daer soude sterven
maer ebadmelech deet hem tleven verwerven
1195[regelnummer]
och ghij hebter so veel doen swerven in schijn van recht
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Schijn van recht
1200[regelnummer]
Eij verkeerde waerheijt ghij en waert niet slecht
nu hem den saeck so toedrecht // moet ick het seggen
Ga naar margenoot+watte Liste ginck hamman na Merdicheum leggen
over Loose breggen // wist ghij te kuijeren
met u verkeerde waerheijt meenden ghij te muijeren
1205[regelnummer]
datmen hem sulcke sluijeren sout binden voor d'ogen
om gehangen te worden al sonder Loogen
maer somen can betoogen // raeckter hij selffs int net
Verkeerde waerheijt
Eij schijn van recht alsmer wel op Ledt
1210[regelnummer]
so hadt ghij wel en bet // met u soete spraecken
den Coninck Asswerius veel diets gaen maecken
maer dat sijn cleijne saecken // sulcke dingen
maer ghinckt ghij altmenschelijck geslacht niet int lijen bringen
als ghij quaempt geringen // en ginckt uuijtmeten
1215[regelnummer]
dat eva vanden boom des Levens soude eeten
en sij heefter affgebeten al sonder mijen
en so brocht ghij alt tmenschelijck geslacht int lijen
ist niet tot dien tijen // also geschiet
Schijn van recht
1220[regelnummer]
Wel ick en Loochen dat niet......
maer alsmen doorsiet // wadt ghij doen hebt bedreven
eij verkeerde waerheijt ghij hebtet haer ingegeven
te eeten sonder sneven // oft eenich beswijck
dan souden haer oogen open gaen en weesen godt gelijck
1225[regelnummer]
doen quamen door u practijck // alle menschen in swaericheijt
want sij doen vanden appel adt // door u verkeerde waerheijt
doen naempt ghij haer die claerheijt door u valsche treecken
en doen is goods gramschap over haer gestreecken
soot wel is gebleecken // dat ghij sulckx hebt ghewracht
1230[regelnummer]
doen creech den doot heerschappij over alle geslacht
so dat elck noch onsacht // den doot moet besueren
Verkeerde waerheijt.
Mijn dunckt dit sou al den dach wel dueren
ghij weet u kueren wel te degen
1235[regelnummer]
vintmen een gadt ghij weeter een naegel tegen
want ghij hebtet Lang gaen plegen // en gaet voor geen schant beven
Schijn van recht
Och broertgen compt wilt mijn de handt geven
ghij doet alt tlant sneven door u voorstel roos
1240[regelnummer]
Ja prinssen en Coningen brengt ghij int gequel boos
door u reden snel en / loos // weet ghijse te bedriegen
Verkeerde waerheijt.
Dat moet ghij Liegen..........
ick wou dat ick u sach vliegen // en bleeft onder wegen // vast
Schijn van recht.
Dat en waer seecker niet te degen // gast
ghij nae u oude plegen tast // al siende blint
en verkeerde waerheijt is noch overal bemint
ghij hoerekint // weetet te backen met een praet
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Verkeerde waerheijt.
Eij ghij schijn van recht socht altijt u eijgen baet
1255[regelnummer]
vroecht en laet // ghinck ghij sulckx brouwen
Schijn van recht
Dat moet ghij flouwen.......
Verkeerde waerheijt
Ghij cont het volck wel bedouwen....
Schijn van recht.
Ghij bedroocht mannen en vrouwen....
ick hebt wel onthouwen
dat ghij wonder hebt gaen bedrijven
Verkeerde waerheijt
1265[regelnummer]
Maer seecker ghij slacht die qua wijven
ghij sout u wel gerijven alden dach te kijven
ick wil hier niet blijven // maer stracks gaen Lopen
Schijn van recht.
Beij seght mij eerst waer ghij mijn om hebt geropen
1270[regelnummer]
wilt mijn de saeck ontcnopen haestich met vlijt
Verkeerde waerheijt.
Ick meen dat ghij den saeck wel seecker sijt
want nu op dese tijt // verstaet wel dit
een moeder met seven soonen gevangen sit
1275[regelnummer]
so swart als een git // moeten wij daer sijn princepalijck
Schijn van recht
Daer verkeerde waerheijt regeert daer gaettet qualijck
certeijn dit verhael ick // om dat het wel geschiet
Verkeerde waerheijt
1280[regelnummer]
Daer oock schijn van recht domineert daer en deuchtet niet
daer raeckt het volck int verdriet // so elck wel is bekent
maar Laet ons reden maecken een endt
wij moeten daer sijn omtrent met goeder advijsen
om te helpen ons Coninck het vonnis wijsen
1285[regelnummer]
dus wil ick het ons wel prijsen // te maecken haest op de bien
Schijn van recht
Sal d'examinacij so haest geschien
seecker ick mieen // eerst noch na huijs eens te treden.
Verkeerde waerheijt
1290[regelnummer]
Ontbeijt dat en waer bescheijt noch reden
want opten dach van heden // ist also beslooten
dat sij te recht sullen werden gestelt cleijn metten grooten
dus onverdrooten / moeten wij daer wesen voor al
en hooren wadt recht en antwoort sij ons Cominck geven sal
1295[regelnummer]
oock haer seven soonen int getal // dus moeten wij ons rassen
Schijn van recht
Trouwen ist so beslooten so moetmen daer op passen
voor drincken oft brassen // moet sulckx sijn volbrocht
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Verkeerde waerheijt
Wel gaen wij dan heen met sinnen verdocht
op dat mach worden gebrocht // des Conimckx begeren
1305[regelnummer]
want den coninck moetmen altijt eeren
Schijn van recht. Verkeerde waerheijt
Wel gaet dan voor heen Neen gaen wij gelijck.
Schijn van recht Verkeerde waerheijt.
Wel waerom dat..... Ick begeert also...
Schijn van recht Verkeerde waerheijt
Daer toe seg ick neen..... ghij sijt mijn te rijck...
Schijn van recht Verkeerde waerheijt
Wel gaet dan voor heen..... Neen gaen wij dan gelijck
Schijn van recht Verkeerde waerheijt.
1315[regelnummer]
Ick gae Liever alleen.... Dat doet u pracktijck..
Schijn van recht. Verkeerde waerheijt
Ghij soeckt gelt en schadt So doet ghij bij lo.....
Schijn van recht Verkeerde waerheijt
Wel gaet dan voorheen.... Neen gaen wij gelijck..
Schijn van recht Verkeerde waerheijt.
Wel waerom dat.... Ick begeert Also...
Schijn van recht Verkeerde waerheijt.
Ghij cont het pat.... En ghij cruijt den cro
Verkeerde waerheijt.
1325[regelnummer]
Al Laecht ghij int stroo // en begont te branden // siet
om u te helpen sou ick uuijtsteecken mijn handen // niet
Pausa.
De moeder met haer seven worden utgebrocht van .2. dienaers allegaer aen malcander gebonden gaen sitten op een banck de Moeder int midden
De Moeder spreeckt.
Met groote droeffheijt so is mijn hart doorsteecken
Ga naar margenoot+dat mach ick met de waerheijt recht wel spreecken
mijn oogen die Leecken van droeffheijt certeijn
1335[regelnummer]
O groote godt tot u so moet ick smeecken
want ghij sijt in desen noot mijn toevlucht alleijn
want sonder u hulp o godt is onse macht seer cleijn
sonder u so is gants niet in ons vermogen
ghij hebt noijt niemant besweecken in swerrelts pleijn
1340[regelnummer]
die op u betrouwen ghij hebt met haer medogen
ghij weet o' heer hoe wij sijn getogen
en vast gebonden dies maeck ick geruchten
o' heer slaet op ons u barmhertige oogen
want dese benautheijt en conen wij niet ontvluchten
1345[regelnummer]
heer versterckt ons met uwen geest verhoort ons suchten
en ons kermen want het is nu tijt
en ghij mijn Lieve kinderen slacht niet den beduchten
blijft doch volstandich met mijn in desen strijt
De outste soon.
1350[regelnummer]
Och mijn Lieve moeder doch niet en schreijt off crijt
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+om dat wij in dees banden sijn geset
wij verhopen door onsen godt gebenendijt
1355[regelnummer]
vromelijck te strijen voor ons vaderlijcke wet
.2. soon.
Al waert dat ons Lichaem mocht worden verplet
so willen wijt om goodswillen gaern verdraegen
3 soon.
1360[regelnummer]
Ja al mosten wij met daniel inder Leuwen pet
al waert dat ons Lichaem mocht worden verplet
.4. soon.
O Heer ghij hebt altijt op u volck gelet
diemen om uus wedts wille gingen plagen
.5. soon.
Al waert dat ons lichaem moch worden verplet
so willen wijt om goodswillen verdraegen
.6. soon.
Om ons vaderlijcke wedt willen wij Lijden veel slaegen
1370[regelnummer]
want na Lijen // compt verblijen // so elck wel weet
.7. soon.
O eeuwige godt ist u behaegen
dat wij Lijen om u wedt wij sijn gereet
De Moeder.
1375[regelnummer]
Hoort mijn Lieve kinderen ick bidt u een beedt
merckt wel op mijn reden die u werden vertelt
den tijt is voorhanden tis ons Lieff off Leedt
dat wij voorden Coninck sullen worden gestelt
om verckenvleijs te eeten sullen wij worden gequelt
1380[regelnummer]
wij sullent oock moeten doen / oft den doot sterven
dus elck sij voordachtich twerdt u vermelt
ghij moet sijn volstandich wilt ghij goods rijck beerven
Doutste soon.
Veel Liever hier den tijtlijcken doot te verwerven
1385[regelnummer]
om hier naemaels met godt te mogen Leven
want het Lichaem moet inder aerden doch bederven
dus willen wij ons in goods handen geven
De Moeder
Ga naar margenoot+Mijn Lieve kinderen altsaemen die hier sijn beneven
1390[regelnummer]
laet ons altsaemen nu doch sijn bereijt
en bidden ootmoedich onsen godt verheven
dat hij ons will geven volstandicheijt
o' onse groote godt van Jisrael
eeuwich / crachtich / machtich in u voorstel
1395[regelnummer]
wij roepen tot u snel // o' heer der heeren
sijt ons eendrachtich // gedachtich en bewaert ons wel
met uwen geest versterckt ons tot uwer eeren
dat is uuijt scharten gront al ons begeren
dat ghij u wilt keeren // bij ons tot alderstont
1400[regelnummer]
met den geest der vrijmoedicheijt wilt ons regeren
op dat wij mogen blijven in u verbont
sonder u hulp o' heer moeten wij gaen te gront
want onse cracht is niet meer dan een doot Lichaem
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Dus moeten wij bekennen geseijt goet ront
dat wij sonder u hulp geheel sijn onbequaem.
daerom versterckt ons o' heer om te behouwen u naem
1410[regelnummer]
dat ghij almachtich sijt inden hemel en op ter aerden
straft haer die willen benemen uwen faem.
en ander neffens u eeren o' godt vol waerden
weest doch met ons als den vermaerden
ghelijck ghij bij Moijsij altijt geweest
1415[regelnummer]
want sonder u so en ... konen wij niet volhaerden
dus bestellen wij ons betrouwen op u minst en meest
Doutste soon
O heer versterckt ons met uwen geest
als ghij daniel en meer anderen hebt gedaen
1420[regelnummer]
op dat wij voor geen menschen sijn bevreest
die als gras op het velt mede moeten vergaen
2. soon.
O heer inden noot wilt ons doch bijstaen
want op u allen staet ons betrouwen
1425[regelnummer]
u barmhartichge ogen wilt op ons slaen
met uwen heijligen geest wilt ons bedouwen
3/ soon.
Met u genade o' heer wilt ons aenschouwen
sonder u hulp comen wij volhaerden niet
1430[regelnummer]
met uwen geest versterckt ons uuijt uuijterste te benouwen
als ons met wreetheijt aenvechtinge geschiet
.4. soon
O heer wilt bij ons wesen in sulck verdriet
gelijck ghij u kinderen oock hebt belooft
1435[regelnummer]
altijt bij te wesen dus u cracht ons biet
op dat wij inder euwicheijt niet werden bedrooft
.5. soon
O heer haer voornemen doch bedooft
die ons met wreetheijt daer toe willen dwingen
1440[regelnummer]
dat wij u wedt souden Laeten maer onvertooft
wilt ons doch behoeden voor sulcke dingen
.6. soon.
O heer om u bevel doch te volbrengen
en can ick niet doen sonder u hulp voorwaer
1445[regelnummer]
u Levendich woort Laet in mijn ontspringen
tot een exempel voor alle menschen int openbaer
.7. soon.
O Licht alder werlt suijver en claer
met den geest uwer claerheijt wilt mijn beschijnen
1450[regelnummer]
op dat ick mach blijven volstandich inden noot swaer
om den croon des Levens tontfangen als den fijnen
die met gewelt ons souden willen pijnen
om uwe wetten te beswijcken
alsulcken haer voornemen Laet doch verdwijnen
1455[regelnummer]
Ga naar margenoot+dat bijdden wij o' godt van hemelrijcken
versterckt ons met uwen geest doch algelijcken
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
De Moeder.
Mijn kinderen altsaemen acht op geen practijcken
Ga naar margenoot+daer sij u mede mogen aencomen
al souden wij daerom comen int versijcken
Ja al sou dleven ons daerom werden benomen
1465[regelnummer]
ten Joncxten dach salt worden geloont tonser vromen
Coninck uuijt als te voren.
Hoort mijn raetsheren merckt wel op mijn woort
neijcht daer na u ooren op dat ghij wel hoort
ende verstaet mijn begeerten oprecht
1470[regelnummer]
ende oock volbrengt nu rechte voort
al ttgeen dat u van mijn sal worden ontvlecht
die Jootsche vrou den saeck hen so toedrecht
dat sij gevangen sit met haer seven sonen
Laetse hier voor mijn brengen en acht niet slecht
1475[regelnummer]
maer wiltet strackx doen en haer voor mijn vertonen
Verkeerde waerheijt.
Wadt den Coninck gebiet al sonder honen
moet dat sijn gedaen op staende voet
so wije sconinckx wil doet die can hem verschonen
1480[regelnummer]
die mach wel sijn fraij en Lustich van gemoet
Schijn van recht
En wie tegen den Conimck op staet die costet goet en bloet
dat heeft so vant begin tot allen tijen geweest
om dan te volbrengen al metter spoet
1485[regelnummer]
des Cominckx bevel het minst met het meest
Verkeerde waerheijt
Hoort ghij dienaers gaet onbevreest
beschickt die gevangens hier van stonden aen
voorden coninck te brengen int dit foreest
1490[regelnummer]
sonder verdrach Laetet werden gedaen
.1. hellebardier
Wij sullen dat bestellen al sonder beraen
midts dat den Coninck also begeert
.2. hellebardier.
1495[regelnummer]
Ga naar margenoot+Ja nu rechtevoort wij derwaerts gaen
om de gevangens te doen brengen ongefaelgeert
.1. hellebardier
Ga naar margenoot+Hier comen wij tot u twelck ons seer deert
van wegen den bootschap die wij moeten doen
1500[regelnummer]
ons is van des coninckx wegen veradverteert
om u wadt te seggen maer hebt op ons geen quaet vermoen
2 hellebardier
Ga naar margenoot+Ghij moet u altsaemen naden Coninck spoen
aldus ghij mannen u daer toet stelt
1505[regelnummer]
om haer daer te brengen wij bevelent u coen
van sconinckx wegen werdt het u vertelt
.1. dienaer
Om sulckx te doen twert u gespelt
sijn wij gereet so dat wel betaempt
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Op dat wij door een ander niet worden gequelt
en oock daer door mochten worden beschaempt
.2. dienaer.
1515[regelnummer]
Staept op altsaemen hoe ghij sijt genaempt
Jongen en ouwen den een metten aer
en oock ghij vrouwe ick segt u ongeblaempt
ghij moet stracks voorden Coninck sijn voorwaer
De Moeder.
1520[regelnummer]
Die wil des heeren moet geschien in ons allegaer
en op des Cominck begeerte moet sijn gepast
al ist dat de saeck ons sal vallen swaer
godt die can ons helpen uuijt allen Last
heer geeft ons water der wijsheijt eer wij worden getast
1525[regelnummer]
in onse concientie om uw gebodt
en broot der starckheijt op dat wij staen vast
op uwe beloften o' godt ons burch en ons slodt
ghij die hemel en aerdt gemaeckt hebt sijt alleen ons godt
wilt doch ons tong regeren in desen tijen
1530[regelnummer]
op dat wij toch niet en comen tot
affwijckinge van u gebodt in onse Lijen
ï hellebardier.
U begeert is volbrocht al sonder mijen
alsoot oock wel betaempt sonder vertragen
1535[regelnummer]
siet hier sijn de gevangens waer salmense vlijen
waer wiltse ghij hebben secht u behaegen..
Schijn van recht
Brengtse bijden Coninck hoort mijn gewaegen
en stelt den moeder oock daer beneven
1540[regelnummer]
so mach hij dan elck bijsonder vraeghen
en sij oock wederom antwoort geven
Verkeerde waerheijt.
Ghenadighe heer Coninck seer hooch verheven
hier sijn de gevangens so ghij hebt geset
1545[regelnummer]
wilt ghij haer nu vraegen nae haeren wandel en Leven
op datse u van als moogen doen bescheijt
Coninck
Hoort ghij Jootsche vrouwe wilt sonder verbeijdt
mijn antwoort geven ick doe u weten
1550[regelnummer]
om verckenvleijs te eeten moet ghij sijn bereijt
ende oock alle u seven soonen ick gae u uuijtmeten
off ghij sult worden gegeesselt en dapper gesmeten
dus sijt wel bedacht wadt ghij spreeckt oft seckt
dit vercken vleijs sult ghij moeten eeten
1555[regelnummer]
off tsal u Leven costen ick seght u perfeckt
De Moeder.
O heer cominck het gheen dat ghij daer ondeckt
dat en sal van ons niet worden volbrocht
ons vaderlijcke wedt is suijver en onbvleckt
1560[regelnummer]
die hopen wij te beleven so wij sijn bedocht
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
doutste soon.
O heer Coninck tgeen dat ghij daer hebt versocht
1565[regelnummer]
op ons dat en sult ghij aen ons verwerven
dat werdt met sinnen voordachtich als u ontcknocht
ick Liet mijn veel Liever die handen affkerven
Ja oock noch Liever den doot te sterven
dan sulckx te doen tegen ons vaderlijcke wedt
1570[regelnummer]
veel Liever hier dit Leven te derven
dan tegen gods wet te doen hier wel op let
Coninck
Wilt u wel bedencken eer ghij werdt verplet
geheel en al dat sal u gebeuren
1575[regelnummer]
u sal sulcken Lijen worden aengeset
so dat ghij wel sult suchten en treuren
Schijn van recht
blijft niet so vast bij u voornemen tsijn niet dan leuren
dat ghij daerom u Leven sout willen Laeten
1580[regelnummer]
sout ghij den Cominck wel wederstaen deuren
dat waer onmaenierlicheijt boven maten
Verkeerde waerheijt.
Ga naar margenoot+Ick moet u seggen tverstant wilt vaten
ende oock mijn reden wel smaeckt
1585[regelnummer]
Abraham was sulcken man wadt wilt ghij praeten
en die heeft immers sijn eijgen wijff versaeckt
uuijt vreese van sijn Leven tmach niet sijn gelaeckt
daer godt immers selver bevolen heeft
sijn wijff lieff te hebben suijver en naeckt
1590[regelnummer]
als sijn eijgen Leven dees reden aencleeft
dits immers oock gods bevel wie hier in sneeft
die overtreet gods wil wilt mijn wel verstaen
dits immers waerachtich hier mijn antwoort op geeft
en hier in heeft hem abraham immers ontgaen
doutste soon
Abraham heeft godt geweeft onderdaen
Jae oprecht gehoorsaem verstaet het bloot
uuijt een vast betrouwen reijn sonder waen
soude abraham sijn soon hebben gedoot
1600[regelnummer]
waerom sijt ghij doch so vals en so snoot
en seght dat Abraham gedaen heeft tegens gods gebodt
eij verkeerder waerheijt met u Loogens groot
meucht ghij u wel schamen voorden levenden godt
Conimck
1605[regelnummer]
Mijn dunckt dat ghij gheheel met ons spot
wilt ghij immers u niet Laeten raeden
so sal op u vallen dat quade Lodt
want in geensins sult ghij comen tot genaden
ghij sult certeijn u selven beladen
1610[regelnummer]
en een groot verdriet haelen over u hals
Ga naar margenoot+maeckt pannen en ketelen gereet doet sulcke daeden
aen hem dat hij mach vreesen van als
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
doutste soon
Ten sal u niet baeten u wreetheijt valsch
die ghij althans wilt doen aen mijn
ick hoop daerom te maecken niet veel geschalsss
maer op godt te betrouwen Loutter en fijn
loon nae werck
Wel hoe sijt ghij so hartneckich mijn Lieve cousijn
moocht ghij niet Liever doen des Cominckx wil
dat ick u nu moet aendoen smert en pijn
dats Coninckx believen dus moet ick swijgen stil
Schijn van recht.
Nu en salt u niet baeten al maeckt ghij geschil
den bitteren noot moet ghij nu craecken
om dat ghij noch blijft bij sulcken qua gril
daerom sult ghij dees tormenten moeten smaecken
1630[regelnummer]
snijt hem tong ten neck uuijt so is snappen en caecken
met hem gedaen Jaet waerachtich
hout hem handen en voeten aff dit sijn de saecken
en Coninckx believen ick beveelt u crachtich
doutste. soon.
1635[regelnummer]
O eeuwijghe wijsheijt o' godt almachtich
ghij die alle dingen weet ende oock aansiet
sterckt mijn met uwen geest aenhoort mijn reden clachtich
op dat ick volstandich blijff in dit verdriet
moeder.
1640[regelnummer]
Mijn Lieve kint en twijffelt doch niet
aen de goetheijt godts maer wilt hem vast betrouwen
want sonder goods verhengen dit niet en geschiet
dus wilt in dit torment doch niet verflouwen
.2. soon.
1645[regelnummer]
Mijn Lieve broeder hier nae sult ghij aenschouwen
die stadt die met geen menschen handen is gemaeckt
.3. soon.
Dus blijft doch volstandich in u benouwen
mijn Lieve broeder hier na sult ghij aenschouwen
4. soon
Die eeuwige vreucht en claerheijt die niet en sal verouwen
maer eeuwich blijven staen dese vreucht u genaeckt
.5. soon.
Mijn Lieve broeder hier nae sult ghij aenschouwen
1655[regelnummer]
Ga naar margenoot+die met gheen menschen handen is gemaeckt
.6. soon
In die stadt is altijt vrede hier na doch haeckt
men sluijter geen poorten tisser fraij en oprricht
daer schijnt son noch maen dit mach niet sijn gelaeckt
1660[regelnummer]
want godt is in die stadt selffs het Licht
.7. soon
Mijn broeder doch niet en swicht
in u groote Lijen datmen u willen aendoen
ghij sult godt sien met dit selffde gesicht
1665[regelnummer]
dus betrout op hem vast met moeden coen
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
doutste. soon
1670[regelnummer]
Mijn broeders daer voor wilt mijn godt behoen
dat ick van hem soude wijcken hier in dit aertsche dal
maer om vromelijck te sterven sal ick mijn spoen
want het moet nu so wesen wie heeft sijn wil al
die heer sal dat recht aensien van ons groot en smal
1675[regelnummer]
so ons moijsis betuijcht vroech ende laet
dit Lijden hier een cleijne tijt dueren sal
Ga naar margenoot+maer godt sal sijn knechten cronen met sijn eeuwige genaet
Coninck
Compt brengt den tweden haest metter daet
1680[regelnummer]
om te sien hoe dat hij hem oock sal aenstellen
ist dat hij op sijn voornemen mee so vast staet
Ga naar margenoot+so salmen oock me strassen en dander gesellen
.2. dienaer.
Om u Majesteijts bevel te doen gaen wij ons versnellen
1685[regelnummer]
want tot des Coninckx bevel moet hem elck rassen
loon nae werck
Ga naar margenoot+Sal ick u oock moeten martelen en quellen
watt den coninck gebiet / daer moeten wij op passen
Schijn van recht
1690[regelnummer]
Ten baet hem niet off hij sal crijssen oft crassen
en op sijn tanden bijten off hij waer van sinnen berooft
al sout ghij u handen in sijn bloet wassen
gaet treckt het haer metten huijt al van sijn hooft
Verkeerde waerheijt.
1695[regelnummer]
O mijn Lieve vrient mijn hart bedrooft
dat u sal aendoen alsulcken Lijen
wilt ghij verckenvleijs eten so wort u belooft
het Leven oft men sal u martelen sonder mijen
de .2. soon
1700[regelnummer]
Neen ick wils niet doen om mijn Leven te vrijen
maer ick stel mijn gantschelijck in goods handen
tverdriet dat ghij mijn aendoet dat stel ick besijen
al waert dat ghij mijn Lichaem oock wilden verbranden
de moeder.
1705[regelnummer]
Mijn kint al sijt ghij inder Leuwen tanden
wilt dit Leven vrijmoedich waegen
al doetmen u aen smaetheijt en schanden
hier na compt verblijdinghe ten eeuwigen daegen
de .2. soon
1710[regelnummer]
Ga naar margenoot+Mijn Lieve moeder ick en gae niet vraegen
dat ick nu Lijden moet beneven
en ick hoop voorden doot niet te versaegen
maer ghij vervloeckte mensch ghij moocht wel beven
ghij beneempt ons wel dit tijtelijcke leven
1715[regelnummer]
maer die godt alder werlt sal sonder respijt
ons die om sijns wedts wille tleven overgeven
weder vanden doot opwecken des seecker sijt
tot een eeuwich leven om den eeuwigen tijt
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Met hem te wesen in een eeuwich verhogen
Ga naar margenoot+met alle volmaecktheijt sullen wij werden verblijt
en die tranen sullen gewassen sijn van onsen oogen
Schijn van recht
1725[regelnummer]
Ga naar margenoot+Groot Lijden sulck ghij nu oock moeten gedooghen
ist dat ghij bij u opijnij blijft so vast
aldus ist nu in uwe vermogen
vrijgelaten te worden oft blijven in de Last
Verkeerde waerheijt
1730[regelnummer]
Ist dat ghij op ons reden niet en past
so moecht ghij certeijn oock wel vreesen
siet toe al eer datmen u mede verrast
wilt ghij // ghij condt u selffs genesen
moeder.
1735[regelnummer]
Mijn Lieve kint alst aldus moet wesen
sterft om u vaderlijcke wedt vrijmoedich
die schepper alder dingen moet sijn gepresen
die sal u inder eeuwicheijt sijn behoedich
.3. soon.
1740[regelnummer]
Mijn lieve moeder daer toe ben ick spoedich
om vromelijck te sterven voor mijn vaderlijcke wedt
al handeltmen mijn met wreetheijt overvloedich
dese Litmaeten sijn malcanderen aen geset
van godt inden hemel hier wel op let
1745[regelnummer]
daerom wil ickse weer overgeven voorwaer
om sijns wedts wille te werden verplet
want ick hoope hij salse mijn wedergeven daer
sij eeuwich sullen sijn in vreugden claer
blinckende als de son opden rechten michdach
1750[regelnummer]
Ga naar margenoot+daermede beveel ick god mijn droeffheijt swaer
want hij is alleen die mijn helpen mach
Coninck
Ga naar margenoot+Ick moet mijn verwonderen om dat ick sach
dat den jongelinck so vrijmoedich was
Schijn van recht
Hij en maeckten gantschelijck geen gewach
watmen hem deden hij was wel te pas
loon nae werck
1760[regelnummer]
Nu salt u beurt wesen haestich en ras
want den selffden beecker moet ghij oock drincken
u verlossinge is te soecken al inde as
dat can ick bij mijn selffs wel dincken
de moeder.
1765[regelnummer]
Mijn beminden soon al wildemen u tleven schincken
so betrout op godt blijft bij u propoost
het Jammert mijn datmen u aen tleven crincken
maer sterft om goodes wil hoe wel dattet mijn noost
4 soon.
1770[regelnummer]
Dit is ons eenen grooten troost
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+dat wij op godt wel vastelijck mogen hoopen
1775[regelnummer]
wanneer ons de menschen / doon / tsij int twest oft oost
dat de deure des Levens weer voor ons staet oopen
en godt ons opwecken sal nae schrift ontcnoopen
maer ghij moecht wel suchten en beven certeijn
die gods wedt beminnen gaet ghij tleven aff stroopen
1780[regelnummer]
Ga naar margenoot+dus sult ghij niet werden opgeweckt tot het leven reijn
Coninck
Ga naar margenoot+Nu sult ghij een beurt hebben seer pleijn
hebt ghij geen exempel aen u broeders genomen
segt ghij oock dat godt u troost is alleijn
1785[regelnummer]
so meucht ghij certeijn wel beven en schromen
de moeder
O mijn waere kint en wilt doch niet dromen
om tleven te kiesen voor u vaderlijcke wedt puer
maer sterfft oock vrijmoedich het sal u vromen
1790[regelnummer]
al ist dat den doot om goods wil u valt suer
de 5 soon.
O moeder ick wil mijn Leven gaeren stellen int avontuer
en om mijn vaderlijcke wet mildelijck sterven
en ghij heer coninck tot welcker uuijr
1795[regelnummer]
alst godt belieft moet ghij oock den doot verwerven
ghij hebt den macht ons van dit Leven te bederven
overmidts dat ghij geweldich sijt op aerden
so doet ghij wadt ghij wilt en wij moeten beerven
om desen tijtelijcken doot aen te vaerden
1800[regelnummer]
maer ghij en sult u niet Laeten duncken als den vermaerden
dat ons godt gantschelijck heeft verlaeten
maer verwacht eenen cleijnen tijt ghij die ons niet spaerden
so sult ghij benimen tverstant wilt vaeten
hoe machtich dat godt is boven alle maeten
1805[regelnummer]
wilt dit vrij nemen in u gedachten
die u niet alleen strassen sal tot uwer onbaeten
Ga naar margenoot+maer u ende oock al u geslachten
Cooninck
Ga naar margenoot+Om niet Langer te hooren clachten
1810[regelnummer]
Laet ons de saeck nu voort maecken een endt
Schijn van recht
Laet sien wadt wij vanden sesten verwachten
oft hij mee so vrijmoedich sal Lijden torment
Cooninck
1815[regelnummer]
Nu haestich met hem harwarts went
om te besien wadt hij oock ontwint
moeder
O mijn Lieve soon mijn uuijtvercooren kindt
mijn dunckt dat ghij oock den drinckbeecker moet smaecken
1820[regelnummer]
die u broeder gedroncken hebben nu dan oock bemindt
u vaderlijcke wet en nae gods rijck wilt haecken
de .6. soon
O mijn Lieve eerbaere moeder sou ick versaecken
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Mijn vaderlijcke wedt om dit Leven tijtelijck
hier nae hoop ick de eeuwige vreucht te genaecken
dus wil ick mijn Leven / overgeven / vlijtelijck
1830[regelnummer]
o' heer coninck ghij moecht mijn wel sijn verwijtelijck
dat ick mijn als een kindt so liet wiegen
te verlaeten goods wet om u wreetheijt spijtelijck
maer ghij en sult mij also niet bedriegen
Cooninck
1835[regelnummer]
Ick en weet van geen bedriegen off liegen
wilt ghij oock geen verckenvleijs eeten
so en sult ghij oock niet ontvliegen
maer met den selfden roeden werden gesmeten
de .6. soon.
1840[regelnummer]
Ja heer Cominck dat heb ick wel geweten
Ga naar margenoot+dat ick oock sou drincken den selfden beecker
en mijn Leven door u wreetheijt sal worden versleten
so wil ick nochtans voor u sijn geen smeecker
want wij hebben dit Lijden wel verdient dat is seecker
1845[regelnummer]
om dat wij ons dickmael hebben ontgaen
en tegen godt gesondicht dies is hij een wreecker
en handelt verschrickelijck met ons tis plaen
maer heer Cominck wilt wel verstaen
mijn reden want ten sijn geen vijse vasen
1850[regelnummer]
tsal u altijt so niet gelucken ick segt sonder waen
dat ghij tegen godt also sult rasen
Ga naar margenoot+ghij sult bedroeft staen als de basuijnen ten Joncxsten dach sal blasen
de moeder. op haer knien
O hemelschen vader en godt almachtich
1855[regelnummer]
Loven moet ick u met sinnen voordachtich
want ghij waerachtich mijn hebt bewaert
en mijn versterckt door uwen geest crachtich
en hebt mij gegeven vrij ongespaert
een manlijck hart dies wert ghij verclaert
1860[regelnummer]
een heer van hemel en aert en al watter Leeft
en alle creatueren ghij u cracht openbaert
want al wadt Leven ontfankt ghij sijt den geen diet geeft
o' heer met u goetheijt mijn nu voort aencleeft
op dat ick voortaen mach blijven vrijmoedich
1865[regelnummer]
want wie hier werdt vernedert ghij die weder verheeft
dus voor eenich vertsaechtheijt weest mijn behoedich
so sal ick u prijsen u goetheijt overvloedich
die ghij aen mijn tot noch toe hebt bewesen
ghij sijt alleen selff so die schrift seijt spoedich
1870[regelnummer]
dije ons meucht en wilt van allen druck genesen
dies wil ick voor geen menschen verschricken noch vresen
Ga naar margenoot+want ghij sijt mijn sterckt mijn cracht o' heer gepresen
Och mijn alderlieffste kint vermaert reijn
ick ben immers u moeder en heb u gebaert pleijn
1875[regelnummer]
met grootte smarte hier ter werrelt beneven
maer ick bekenne met de waerheijt voor groot en cleijn
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||||||||
1880[regelnummer]
Ga naar margenoot+den aemfocht en dat leven heb ick u niet gegeven
maer dat hebt ghij ontfangen vanden heer verheven
noch u Litmaecken en heb ick oock niet gemaeckt
daerom die geene wilt dit doch aencleven
door wien de weerlt en alle dingen aen malcander sijn geraeckt
1885[regelnummer]
die sal u tleven wederom geven mijn reden smaeckt
gelijck ghij dat om sijns wedts willen waecht
nu tegenwoordich doch dit tijtelijck leven versaeckt
en verhoopt nae dat eeuwich Leven twelck godt behaecht
en geeft u Leven over vrijmoedich en onversaecht
de .7. soon.
O mijn Lieve moeder dus doch niet en claecht
ick wil gelijck mijn broeders den doot Liever smaecken
dan dit Leven te kiesen daer thart veeltijts knaecht
op dat ick dat eeuwige Leven mach genaecken
Cooninck
Hoort mijn heeren sijn dit niet vreemde saecken
dat de moeder van harten is so stout
dit doorsnijt mijn hert haer vijleijnich caecken
aenhoort mijn reden wadt u sal worden ontfout
1900[regelnummer]
brenght hier voor mijn den soon op datmen hem becout
met goede vermaninge en soete reden
op dat sijn hert mach worden bedout
en hij tleven mach behouwen hier beneden
Schijn van recht
1905[regelnummer]
Ghenadige Cominck al u verbreden
moet sijn gedaen alsoot betaemt
Verkeerde waerheijt
Brengt hier den Joncxsten soon op dat hij in vreden
mach geraecken vrijmoedich ongeblaemt
.1. dienaer
Ga naar margenoot+Om des Majesteijts wil te volbrengen vrij onbeschaemt
so sullen wij comen van stonden aen
.2. dienaer.
Hier comen wij met hem ghij heeren befaemt
1915[regelnummer]
want so de majesteijt begeert moet sijn gedaen
Coninck
Hoort ghij Jongelinck wilt mijn reden verstaen
en daer nae so neijcht wel u ooren
ist dat ghij wilt doen nae mijn vermaen
1920[regelnummer]
so en sal u geen dinck comen te vooren
want wilt ghij mijn geboden nae sporen
en verckenvleijs eeten hier int openbaer
een genadich Coninck sal ick u sijn voorwaer
over u dat sweer ick u met mijnen eet
1925[regelnummer]
ick sal u rijck maecken so dat ghij hier en daer
een heer bij mijn sult sijn int wijt en breet
de sevende soon.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+O heer Cominck dat waer mijn van herten leet
dat ick om tijtelijcke goet het Leven sou kiesen
al waert dat ghij mijn alde werlt gaeft gereet
so wil ick Liever om goods wet dit Leven verliesen
Schijn van recht
O dit edele Leven sijn geen ijdele biesen
want die werlt is so Liefflijck om te aenschouwen
Laet u hert niet geheel bevriesen
doet doch sconincks bevel ten sal u niet rouwen
Verkeerde waerheijt.
O ghij Jongelinck wadt meucht ghij doch brouwen
dat ghij u Leven so lichtvaerdich stelt
als u den noot aencompt dan salt u hart benouwen
wadt moecht ghij toch doen eij Jonger helt
Coninck
Certeijn mijn hert in mijn Lijff schier smelt
dat ick sulcken hertneckicheijt sie gheschien
laet den moeder hier comen twert u vermelt
om haer met reden wel te bedien
1950[regelnummer]
datse haer soon wil bewegen om aff te vlien
van sijn hertneckicheijt en quaet voornemen
hem int Leven te houwen so ick gaern sien
condmen hem brengen slech van sijn temen
Schijn van recht
1955[regelnummer]
Op dat alle vrientschap niet en soude vervremen
so brengt den moeder voorden Coninck sonder geschal
.1. dienaer
Ga naar margenoot+Des Conincks begeerte men gaern doen sal
op staende voet sonder eenich discoort
.2. dienaer
Siet hier is nu de moeder al....
Ga naar margenoot+wadt ghij wilt moecht ghij doen met een woort
Coninck
Ghij moeder des kindts mijn reden doch hoort
1965[regelnummer]
u Joncxsten soon wilt doch bepraeten
beweecht hem met soete reden ongestoort
op dat hij tleven mach behouwen en tsal u oock baeten
want als hij tleven sal moeten Laeten
wadt sult ghij daer van hebben tot profijt
1970[regelnummer]
Jae niet altoos tverstant wilt vaeten
dus wilt hem becouten ick bids u met vlijt
De Moeder.
Ga naar margenoot+Wel heer coninck ick wilt besoecken op desen tijt
en besien off ick sulckx soude conen doen
1975[regelnummer]
Aenhoort mijn Lieve kint al sonder respijt
mijn reden en verstaet wel mijn sermoen
dat ick mijn tot uwaerts nu gaen spoen
dat geschiet uijt lieffden sonder vertsaegen
sijt ghij niet mijn Lieve kint dat ick avont en noen
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+negen maenden onder mijn hart heb gedraegen
en bij drie Jaeren Lang gesoecht met suchten en claegen
1985[regelnummer]
en met groote moeijten hebbe opgevoet
ontfermt u over mij doch sonder vertraegen
aensiet hemel en aerde al metter spoet
en al wadt daer in is suer en soet
dit heeft godt altemael uuijt niet gemaeckt
1990[regelnummer]
en wij menschen sijn oock also van gods hant seer goet
dus vreest u niet mijn reden smaeckt
voor desen tijran maer suijver en naeckt
so sterft gaern gelijck u broeders sijn voor getreden
op dat u den genadigen godt vrij ongelaeckt
1995[regelnummer]
met uwen broederen verstaet dees reden
wederom Levendich maeckt hoort mijn verbeden
suijver en claer reijn sonder sneven
en u door sijn bermherticheden
in deeuwighe vreden mijn wederom mach geven
.7. soon.
O mijn alderlieffste moeder nu hier beneven
en wilt niet dencken verstaet wel mijn
dat ick voor desen Tiran sal schromen off beven
maer ick wil de wedt houden Louter en fijn
2005[regelnummer]
die onsen vaderen is gegeven so claer als wijn
door moijsis also wij dat weten siet
maer ghij die den Jooden dat seg ick dijn
sijt aendoende dus grooten verdriet
denckt vrij certeijn dat ghij sult niet
2010[regelnummer]
onse heere godt connen ontlopen
wij lijden om ons sonden willen vaet dit bediet
maer op den Levenden godt gaen wij verhoopen
al moeten wij goods toornicheijt een weijnich bekoopen
dat hij ons straft en castijt nae sijn begeert
2015[regelnummer]
so staet sijn genade nochtans voor ons open
maer ghij god loosse vervloeckte mensche verkeert
verheft u nietste veel op dat u niet en faeijlgeert
want u gewelt ijs niet dan ijdelheijt waerachtich
om dat ghij goods kinders vervolcht en streng trackteert
2020[regelnummer]
so sult ghij het oordeel niet ontlopen van godt almachtich
Schijn van recht
Wel hoe spreeckt ghij so onverdachtich
tegen onsen Cominck seer hooch vermaert
Verkeerde waerheijt.
2025[regelnummer]
Hoe vallen u reden also onsachtich
hoe compt dat ghij u tong niet bedt en bewaert
.7. soon
Mijn broeders die een cleijnen tijt hier waeren beswaert
en hebben haer Laeten martelen door u verkeertheijt pladt
2030[regelnummer]
die verwachten nu altsaemen twert u verclaert
het eeuwighe Leven so wij weten dat
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+nae de beloften gods dat eeuwighe schadt
2035[regelnummer]
maer ghij sult nae dat oordeel / goods straff niet ontvlieden
als ghij met u hoochmoet wel verdient hebt / wadt
goods wille moet nu oock aen mijn gheschieden
en ick wil mijn Lijff en Leven hier op ter aerden
om mijnder vaderen wetten overgeven hoort dit bedieden
2040[regelnummer]
ghelijck mijn broeders die ghij niet en spaerden
en tot god roepen als den vermaerden
dat hij sijn volck geringen wil genadich wesen
maer ghij sult noch selver als den vervaerden
door groote martelije acht wel op desen
2045[regelnummer]
ende uwe ellendicheijt bekennen moeten met vresen
dat hij alleen den rechten god is claer en puere
maer goods toorne sal aen mij door sijn goetheijt gepresen
en aen mijn broederen ophouwen tot deser uure
den welcken is gegaen over sulcks seer suere
Coninck
Ick werd schier dul ende uuijt mijnen sinnen
dat ick sulcke reden moet hooren spreecken
Schijn van recht
Waer soutmen oijt ter werelt sijns gelijck vinden
2055[regelnummer]
ick werdt schier dul ende vint mijn sinnen
Verkeerde waerheijt.
Heeftet u moeder gerockent ghij sultet spinnen
u hartneckicheijt sal u nu opbreecken
Coninck
2060[regelnummer]
Ick werdt schier dul en uuijt mijn sinnen
dat ick sulcke reden moet hooren spreecken
Ga naar margenoot+nu en salt u niet baeten eenich claegen off smeecken
ghij sult den doot nu oock moeten smaecken
Jae meerder als u broeders sal ick mijn aen u wreecken
2065[regelnummer]
door u stoutheijt sult ghij daer toe geraecken.
.loon nae werck.
Cont ghij u vaderlijcke wedt niet versaecken
so hadt ghij int Leven mogen blijven
.7. soon
2070[regelnummer]
O neen op goods wet moetmen altijt waecken
Ga naar margenoot+die sal ons met sijn goetheijt weer gerijven
Schijn van recht
O ghij Jootsche vrou watt gaet ghij bedrijven
ghij sijt den oorsaeck van uwen kinderen doot
Verkeerde waerheijt
Men soude niemant van u sonen gaen ontlijven
hadden sij den cominck gehoorsaem geweest int cleijn oft groot
maer ghij sijt den oorsaeck dat weten wij bloot
dat u sonen om tleven sijn gecomen
2080[regelnummer]
Ga naar margenoot+alsment wel overleijt isset niet te snoot
dat ghij u sonen so hebt gerockent tot haerder onvromen
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
De moeder.
Ick en gelooff niet off ghij moet al dromen
2085[regelnummer]
dat ick van haer doot sou wesen een oorsaeck
alsmen te recht spreecken sal sonder schromen
so is godt den oorsprong acht wel op mijn spraeck
off ghij heer coninck maer als ick u raeck
met de waerheijt so wilt niet quaelijck spreecken
2090[regelnummer]
want ick salt u wel bewijsen onbesweecken
dat den Coninck den oor oorsaeck is off godt
Ick en sal niet gebruijcken vreemde treecken
maer ghij sultet selffs moeten bekennen sonder spot
hebben wij niet ontfangen het gebodt
2095[regelnummer]
vanden eeuwighen godt wilt hier op achten
gheen verckenvleijs te eeten dit isset slot
van hem die daer weet smenschen doen en gedachten
en ghij comt en verbiettet ons bij dach en bij nachten
dat wijt moeten eeten tegens goods bevel
2100[regelnummer]
off ghij gaet ons dooden dies maeck ick clachten
dat ghij doorsaeck van ons doot sijt door u valsch opstel
ist datmen nu na gods wil hem gehoor geven sal
soot wel behoort dat gaet ghij ons ontlijven
en gaeffmen u gehoor verstaet mijn wel
2105[regelnummer]
dan souden wij wel int Leven blijven
maer gods gramschap sou dan over ons verstijven
Ja den eeuwigen doot souden wij op ons Laen
oordeelt nu selven wadt ghij gaet bedrijven
Ja wilt mijn reden noch bedt verstaen
2110[regelnummer]
most Eva en Adam uuijt het paradijs niet gaen
om dat sij god ongehoorsaem waeren
en dat selfde oordeel souden wij oock ontfaen
en souden oock comen int beswaeren
oordeelt nu recht wilt de waerheijt niet spaeren
2115[regelnummer]
offmen god niet behoort ghehoorsaem te sijn
en issmen god ghehoorsaem als den vermaerden
so wert ghij so bitter als fenijn
wilt nu antwoort geven mijn
off ghij den oorsaeck van ons doot niet en sijt
2120[regelnummer]
en deet mijn kinderen dooden met grooten pijn
door u eijghen hoochmoet uuijt haet en nijt
Coninck
U reden certeijn mijn hert doorsnijt
souden wij sulcke woorden van u Langer hooren
Schijn van recht
Laeten wij desen vrou ons maecken quijt
sij souder certeijn wel hondert verstooren
Verkeerde waerheijt.
Ja dat docht ick wel te vooren
2130[regelnummer]
datse onse hooft wel sou maecken cranck
neijcht niet nae haer reden u ooren
maer als haer sonen Laetse oock gaen den selffden ganck
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Coninck
Dats recht want sij soud ons weten geen danck
offmen tleven haer al wel Liet houwen
Ga naar margenoot+wilt haer doen singen den selffden sanck
die haer sonen gesongen hebben Jongen en ouwen
Schijn van recht
Ghij Loon nae werck hoort des conincks ontfouwen
om dees om tleven te brengen so wilt u spoen
Verkeerde waerheijt.
Haest u geringen dattet elck mach aenschouwen
2145[regelnummer]
op staende voet met moeden coen
loon nae werck.
Om ras en naerstich u bevel te doen
so ben ick bereijt tot allen stont
hier hadt ghij wel voor mogen behoen
2150[regelnummer]
hadt ghij slech willen houwen u mont
De Moeder
O godt om u heijlighe wet en verbont
so sal ick het Leven oock moeten overgeven
2155[regelnummer]
dat ick oock gaern doe geseijt goet ront
o heer wilt mijn doch sijn beneven
op dat ick met u mach eeuwich Leven
wanneer ghij ten Joncsten dach sult comen ten oordeel
dus beveel ick u Lijff en ziel o' heer verheven
2160[regelnummer]
want van u alleen o' heer verwacht ick voordeel
Ga naar margenoot+binnen.....
Schijn van recht sinneken uuijt
Waer blijft ghij // oft kijst ghij // ist nu tijt om slaepen
compt voort // ongestoort // en wilt ontwaecken
Verkeerde waerheijt sinneken uuijt
Wie gerijft gij // wadt bedrijft ghij // wadt maecht ghij staen gaepen
schijn van recht
Waer blijft ghij // oft kijst ghij // ist nu tijt om slaepen
Verkeerde waerheijt.
2170[regelnummer]
wie ontlijft ghij // druck verstijft ghij // slacht ghij die aepen
oft wordt ghij vermoort // aen een koort // wadt sijn de saecken
Schijn van recht
waer blijft ghij oft kijst ghij ist nu tijt om slaepen
compt voort ongestoort en wilt ontwaecken
Verkeerde waerheijt.
Mijn dunckt discoort // door u woort // wilt ghij nu maecken
dus spreeckt sonder veel kaecken // wadt wilt ghij ontfouwen
Schijn van recht
Men mach u wel Laecken // want ghij hebt gaen brouwen
2180[regelnummer]
dat Jongen en ouwen // en den moeder eerbaer
met haer seven sonen moeten sterven alle gaer
is die saeck niet swaer // dat ghij sulcks hebt gewrocht
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Verkeerde waerheijt
Ist mijn schult dat sij omden hals sullen worden gebrocht
alst wel werdt overdocht // so ist haer eijgen schult
hadden hij vercken vleijs gegeten wadt staet ghij en brult
den coninck was gedult // om haer tleven te schencken
Schijn van recht
Dats doch de waerheijt als ick mijn wel gaen bedencken
al gaet hij haer crencken // en tleven beroven
met bidden en smeecken ginck hij tleven beloven
al sonder toven // en sij hebbent veracht
2195[regelnummer]
nu ist daer toe gecomen dat sij om werden gebracht
want den Coninck moet sijn cracht // immers tonen
Verkeerde waerheijt.
Dats recht niemant can haer nu verschonen
al bootmen thien duijsent cronen // voor elckx leven
2200[regelnummer]
het is te laet nu dattet so verd is gedreven
so daer is geschreven // so moettet gheschien
en den Coninck wil den Justijcij oock selffs sien
opentlijck voor allen Lien // salmen executeren
Schijn van recht
2205[regelnummer]
En veel volcks ghaet hem daer oock bij keeren
maer off hij met begeeren sulcks aensiet
Ga naar margenoot+en met verblijen dat en weet ick niet
dan oft hem verdriet // dit spreeck ick int claer
en dat ick als onsen Coninck waer
2210[regelnummer]
ick segt openbaer nae mijn vermeten
ick sou doen dat veel volcks oock verckenvleijs sou eeten
off tsou oock werden versleten // op staende voet
Verkeerde waerheijt.
Jae dat waer oock seecker wel also goet
2215[regelnummer]
dan sou hij metter spoet // veel volckx crijgen
en wat hij geboot oft verboot elck sou wel swijgen
Ga naar margenoot+maer dat Laet ick sijgen // twert u gespelt
siet daer nu is alle dinck al toe gestelt
nu moet elck vroom helt den doot verwachten
Schijn van recht.
Ga naar margenoot+Daer staet oock den moeder en schijnt te maecken clachten
o die daerom Lachten dat waere groote schanden
siet hoe deerlijck staet de moeder en wringt haer handen
in alle Landen // mach ment wel verhaelen bloot
2225[regelnummer]
dat een moeder moet sien brengen haer kinderen ter doot
dits immers smarte groott alsment wel overdencken
Verkeerde waerheijt
Oft den coninck den moeder niet sal tleven schencken
want dit haer sinnen gaet crencken // dats wel te geloven
2230[regelnummer]
een redelijck mensch diet siet moet hem bedroven
van onder tot boven // moet hem tbloet veranderen int Lijff
schijn van recht.
Ja tis waer deerlijck om sien voor een wijff
alsulcken bedrijff // sou tleven verminderen
2235[regelnummer]
en dat een moeder te sien van haer kinderen
al gaetet mijn niet hinderen // het deert mijn waerachtich
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Verkeerde waerheijt
2240[regelnummer]
Ja sij worden dapper gehandelt onsachtich
en sij sijn niet clachtich // dit mijn verwondert
Schijn van recht
Ick wed men sou geen vier vinden onder thienhondert
die uuijtgesondert // so souwen sterven ongetreurt
Verkeerde waerheijt.
En nu salt mischien noch vallen des moeders beurt
die thert aen tween schuert want een moederlijck hart
te sien aen haer kinderen alsulcken smart
Ga naar margenoot+smenschen sin wordt verwart // al gaettet hem niet aen
Schijn van recht
Daer mede ist met de sonen gedaen
off die moerder nu sal aenstaen // als de Jonge boeven
Verkeerde waerheijt.
Om dat te weten Laet ons een weijnich vertoeven
2255[regelnummer]
wadt ist van behoeven // so haest te gaen van hier
Schijn van recht
Wel ick blijft noch een weijnich in dit quartier
want het is u manier // het volck te bedriegen
Verkeerde waerheijt. Schijn van recht
2260[regelnummer]
Dat moet ghij Liegen..... men macht betoghen
Dat en is niet waer.... men cant bewijsen
ghij ginckt de Coninck wiegen... ghij hebt hem bedrogen
Dat moet ghij Liegen..... men macht betogen
ghij wilt hooch vliegen... ghij toont u vermogen
2265[regelnummer]
Ick spreeck de waerheijt claer.. ghij gaet u selffs prijsen
Dat moet ghij Liegen..... Men mocht betogen
Dat en is niet waer... Men cant bewijsen
Schijn van recht
Met goeder Advijsen // al sonder trueren
Verkeerde waerheijt.
Ghij condt kijven als sommghe procurueren
maer sulck moet niet gebueren // bij ons altoos
Schijn van recht
Neen seecker dat waer altoos boos
2275[regelnummer]
maer seght mijn den Loos // alsonder chij
oft den moeder sal sterven ofte gaen vrij
seght dat toch mij // al sonder Lang te mallen
Verkeerde waerheijt
Ick weeter seecker aff niet met allen
2280[regelnummer]
maer sonder veel te kallen // weet ick wel te bedieden
sal sij oock sterven so salt haest geschieden
voor allen Lieden // tot deser percken
Schijn van recht
Ga naar margenoot+Het sal nu oock haer beurt vallen somen can bemercken
2285[regelnummer]
wilt u verstercken te comen hier ontrent
want wij mogent hier sien seer pertijnent
dus u herwaerts wendt // en wilt u spoen
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Verkeerde waerheijt.
Dat wil ick wel doen // om alle quaet vermoen
te shchouwen bloot...
certeijn sij wert mede gebracht ter doot
dat is benautheijt groot // somen can besporen
Schijn van recht
Dat se oock sterven sou docht ick wel te voren
twas goet te hooren // al op die tijen
sij sprack so stout tegens den Coninck sonder mijen
nu isse in groot Lijen // soot wel ist te duchten
Verkeerde waerheijt.
Jae tis nu te Laet sij cant nu niet ontvluchten
sij maeckt oock geen geruchten // voor Leecken oft clercken
Schijn van recht
Alsment wel bedenckt tsij wonderlijcke wercken
2305[regelnummer]
tot eenighen percken // ist niet veel geschiet
Verkeerde waerheijt.
Dat en Loochen ick niet
sij is int verdriet nu rechtevoort
hoe mennich isser door schijn van recht wel vermoort
2310[regelnummer]
Ga naar margenoot+die met water vier en koort // sijn omgebrocht
Schijn van recht
Ja toch alle dingen heb ick gewrocht
wie wast die Abel socht // om met hem te kuijeren
op het velt maer wadt ghijnck hij doen muijeren
2315[regelnummer]
ghij bondt hem sluijeren // voor doogen wel te degen
en als hij opt tvelt was hebdij hem doot geslegen
wadt baetet verswegen // dits immers waer
Verkeerde waerheijt.
Ick peijns al wist ghij moort ghij brochtet int claer
2320[regelnummer]
en int openbaer // met u Loose spraeck
maer waert ghij van dese kinderen niet die oorsaeck
al ist dat ick u Laeck // tgheschiet uijt geen haet
want ghij wist den coninck te geven een praet
hoe dattet dan gaet tot elcken spatie
2325[regelnummer]
ghij schijn van recht koent blijven in de gracije
Ga naar margenoot+al moetent veel veel eijlacije // becoopen met bedroven
Schijn van recht
Jae watmen besluijten in sommighe hoven
dat gae ick geloven voorwaer geseijt
Verkeerde waerheijt.
Jae door schijn van recht geschieter menich feijt
ende oock groot Leijt // so elck moet kennen
hoe menich onnosel mensch hebmen aent tleven gaen schennen
waer sij haer ginnen wennen // sij quamen inden strick
2335[regelnummer]
schijn van recht dat weet ghij beter dan ick
ghij gaeftse so dick // met bedwanck // pruijmen
Schijn van recht
Ghij slacht den duijvel en wilt met een stanck ruijmen
ghij gaet het vleijsch cranck // schuijmen dits u bedrijven
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Verkeerde waerheijt
Laet ons seecker niet meer kijven
2345[regelnummer]
maer malcander gerijven // met vrientschap goet
Schijn van recht
Wel gaen wij dan metter spoet
met vrientschap soet // oorloff neemen aen malcaer
Verkeerde waerheijt.
2350[regelnummer]
Dat dunckt mijn oock goet voorwaer
dat elck naer huijs gaet treden
ick seg adieu
Schijn van recht
Wel dat waer gheen reden....
2355[regelnummer]
hoort mijn verbreden tsal u sijn geen Last
ick noot u tavont tot mijnent te gast
daer wordt op Ons gepast // dat weet ick wel
Verkeerde waerheijt
Ick weet nau wadt ick doen sel
2360[regelnummer]
u vriendelijck voorstel staet mijn wel aen
dus sal ick uuijt vrientschap met u gaen
en sonder beraen met u vroech en laet // Leven
wie ons dan van doen heeft mogen wij raet // geven
Hertelijck medogen spreeckt nu
2365[regelnummer]
Eijlaes nu ben ick met druck seer belaen
en bedroeft van herten dat seg ick plaen
want ick coom hier gaen als nu midts desen
en ick vind hier niemant op desen baen
dies werdt sonder waen // mijn hert vol vresen
2370[regelnummer]
mijn goede vrient hadt gheseijt hier te wesen
op dese tijt en is hij hier niet
hij mach al doot sijn die goede man gepresen
des mach ick wel gaen eer ick coom int verdriet
dat waer certeijn wel haest gheschiet
Redelijck mensch
Ontbeijt den tijt is innmers verlopen
dien wij tegen malcander hadden gaen ontcnopen
eijlaes al mijn hoopen Leijt schier ter neer
ick mach wel weer gaen en sien om mijn open
2380[regelnummer]
want ick en sie hier niemant na bij oft veer
nu ben ick bedroeft mijn hert wordt seer
om dat ick niet en bevin soot was geseijt
des mach ick met droefheijt wel neemen mijn keer
ende gaen van hier weer // sonder verbeijt
2385[regelnummer]
eer dat mijn hier geschiet enich groot Leijt
Hertelijck medogen
Och sijt ghij daer ick verwacht bescheijt
ick heb alsulcken verdriet geleden
mijn hert heeft certeijn van droeffheijt geschreijt
2390[regelnummer]
want ick heb hier al geweest verstaet mijn reden
ende heb ick u gesocht al hier beneden
en ick vonde u niet doen ginck ick weder heen
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||||||||
2395[regelnummer]
Ga naar margenoot+Maer nu wordt mijn hert een weijnich te vreen
om dat ick u nu vinde ick segt u certeen
Redelijck mensch
Ja wadt noot waert quam hier nu toch een
die ons den saeck ginck openbaeren
2400[regelnummer]
en die ons de rechte waerheijt wilde verbreen
hoet met die gevangens al is gevaeren
oft sij noch sitten al int beswaeren
dan off sij daer uuijt mogen sijn geraeckt
och quamer doch een die ons dit ging verclaeren
2405[regelnummer]
want mijn hert hier in seer vierich blaeckt
Hertelijck medogen
Ontbeijt daer compter een mijn dunckt hij ons genaeckt
Laet ons hier noch een weijnich blijven
Redelijck mensch
2410[regelnummer]
Dat dunckt mijn certeijn oock niet gelaeckt
want mijn hert seer gierich na tijdinge haeckt
tis misselijck oft hij ons mocht gerijven
Hertelijck medogen.
Ick hoop hij en sal op ons niet kijven
2415[regelnummer]
noch onsen druck hoop ick sal door hem niet verstijven
maer dat hij ons sal vertroosten met woorden soet
Redelijck mensch
Mijn dunckt hij ons genaeckt dus metter spoet
Laet ons hem toespreecken sonder beraen
Hertelijck medogen.
Dat dunckt mij certeijn te wesen goet
want mijn dunckt hij ons genaeckt dus metter spoet
als wij bij hem comen ghij hem dan groet
ick peijns goet bescheijt sal ons werden gedaen
Redelijck mensch
Mij dunckt hij ons genaeckt dus metter spoet
Laet ons hem toe spreecken sonder beraen
goeden dach mijn vrient wilt ons reden verstaen
en belcht u niet wij moeten u wadt vraegen
2430[regelnummer]
ten sal certeijn u in geensins wadt schaen
ist dat ghij ons tbescheijt van dien weet te gewaegen
Goet Jonstich hert
Wadt is u begeerte spreeckt sonder vertraegen
ick sal u bescheijt doen ist in mijn vermogen
Redelijck mensch.
Onse herten sijn inwendich geheel verslaegen
Goet Jonstich hert
Wadt is u begeerte spreeck sonder vertraegen
Redelijck mensch
2440[regelnummer]
Onsen noot sullen wij u moeten claegen
en dat bij na met schreijende oogen
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+
Goet Jonstich hert
2445[regelnummer]
Wadt is u begeerte spreeckt sonder vertraegen
ick sal u bescheijt doen ist in mijn vermogen
ick heb veel vlecken en steden doorgetogen
veel ghehoort en gesien en sonderlingen
een moeder met seven soonen al sonder Loogen
2450[regelnummer]
waeren in een stadt gevangen die heb ick sien ombrengen
Redelijck mensch
Och vrient dat sijn voorwaer die dingen
die wij u souden hebben gevraecht
van droeffheijt soud ick schier mijn hangen wringen
2455[regelnummer]
als ick hoor dat ghij alsulckx gewaecht
Goet Jonstich hert
Jae vrient oft u niet wel en behaecht
nochtans heb ick geweest daer ontrent
Ga naar margenoot+dan noch een man hiet Eleazar / wat baet ist geclaecht
2460[regelnummer]
die is oock omgebrocht sijt dit bekent
Hertelijck medogen.
Wel so is alle droeffheijt nu van haer gewent
maer noch moet ick wadt vraegen wilt ons bedien
bleven sij oock volstandich al tot den endt
2465[regelnummer]
als sij den doot niet en mochten ontvlien
Goet Jonstich hert
Jaese in in trouwen ick hebbet gesien
dat sij vrijmoedich gingen ter doot
allegaer gingmen haer tleven wel bien
2470[regelnummer]
hadden sij verckenvleijs willen eeten verstaet het bloot
maer sij wildent niet doen cleijn nochte groot
dus mosten sij den doot altsaemen smaecken
en sij sturven vrijwillich sonder wederstoot
niemant wilde sijn vaderlijcke wedt versaecken
Hertelijck medogen.
Wel wij weten hier nu niet meer te maecken
wij bedancken u vrindelijck sonder beswijcken
Redelijck mensch.
Hoe onversiens quaempt ghij ons genaecken
2480[regelnummer]
wel wij weten hier nu niet meer te maecken
Goet Jonstich hert
Ick hoop wij sullen wel meer bij malcander raecken
en goods geest hoop ick sal in ons oock noch strijcken
Hertelijck medogen.
2485[regelnummer]
Wel wij weten hier nu niet meer te maecken
wij bedancken u vriendlijck sonder beswijcken
en neempt doch danckelijck ons selechte practijcken
tgheschiet uuijt Jonste van Trou moet blijcken
fijnis EEN NIEU SPEL
2490[regelnummer]
Gemaeckt door pieter Aelbertz factoor van doude
Camer van TROU MOET BLIJCKEN
Wie heeft sijn wil al
Het spel is lang in dicht 1823 Regulen
Ende is gespeelt tot haerlem op de groote merckt den 11 en Junij
2495[regelnummer]
Als wesende pincxsterdach maendach anno 1590
Bij den broeders van Trou moet blijcken
G T B O
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||||||||||||||
|