Het fragment van de Limburgse 'Tristant en Ysolt'
(2013)–Anoniem Tristan– Auteursrechtelijk beschermd3 Tristants vermeende dood50[regelnummer]
Hi wel mîs líves roven Ga naar voetnoot50
di mí dat versten duot, Ga naar voetnoot51
dar na so quelt mín muot. Ga naar voetnoot52
Tristant, di liet ongerne.
Dat ware na of verne,
55[regelnummer]
híne ware tehant geriede. Ga naar voetnoot55
Nu si, dar Got gebiede,
sín lieve suote siele.
His manegen man tonhiele
van derre werlt geschieden.
60[regelnummer]
An spellen und an lieden
klaget man noch sínen dot.
Dies werd dier werlde not. Ga naar voetnoot62
Mar of hi levede heden,
hi ware nu gereden
65[regelnummer]
dor mín erkoverunge’. Ga naar voetnoot65
Do sprac echt unse junge: Ga naar voetnoot66
‘Mach u mín ilen vromen,
ic dů mín harnas komen, Ga naar voetnoot68-69
mín ors unde míne wapen, Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
dat wi noch er wi slapen
maken uns dar hene’.
‘Dat wold ic’, sprac di gene,
‘mar íne kan níet gedienGa naar voetnoot73-74
íne hebbe míne amien’.
[Vertaling] 50[regelnummer]
Wie op de lange baan schuift
waarnaar mijn hart verlangt,
wil mij van het leven beroven.
Tristant zou er niet graag vanaf gezien hebben.
Of het nu dichtbij of ver weg geweest zou zijn,
55[regelnummer]
hij zou direct bereid zijn geweest om te helpen.
Nu moge zijn lieve, zoete ziel,
daar zijn waar God gebiedt.
Hij heeft, tot ongeluk van menigeen,
deze wereld verlaten.
60[regelnummer]
In verhalen en in liederen
klaagt men nog steeds over zijn dood.
Dit wordt de treurnis van deze wereld.
Maar indien hij thans nog in leven was,
zou hij nu uitgereden zijn
65[regelnummer]
om mij van mijn leed te verlossen’.
Toen antwoordde onze jongeling:
‘Als het voor u nuttig is, dat ik me haast,
laat ik mijn harnas halen,
mijn paard en mijn wapens,
70[regelnummer]
zodat we nog voordat we gaan slapen
ons daarheen begeven’.
‘Dat zou ik wensen’, sprak de andere,
‘want ik kan niet leven
als ik mijn vriendin niet heb’.
|
|