De ton vol vrolykheid(1803)–Anoniem Ton vol vrolykheid, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Vermakelyke Zamenspraak, tusschen een Prins en een Harderinne. Op een Aangenaame Wys. Daar reed 'er een heertje uit ryden. En op een zoo'n keuring paard, Zo vermaaklyk en fraai van leden, Hy was wel honderd kroonen waard. Hy droeg een rok van goude kanten, Hy had pluimen op zyn hoed, En een pluimen op zyn hoed, En een ring van diamanten, Hy had laarsen aan zyn voet. Het gevest van zyn rapiertje Was niet als goud al wat 'er blonk, Daar hoorden by een plaiziertje, Een herderinne die nooi zong, Al de beesjes in de weide Maakte daar zoo'n bly gelag, Dit jong heertje met verblyden Bood dees maaget goeden dag. Goeden dag, schoon herderinne, [pagina 48] [p. 48] En tot u neem ik myn gang, Ik zoek u opregt te mionen Om uw lieffelyk gezang. Ik kom u vraagen om uw trouwtje, Ik ben een jong heer wel geleerd, Wilt ge weezen myn huisvrouwtje Dan wordt ge als Pinses geëerd. Myn vader heeft veel landsdouwen, En hy woond op een kasteel, Zoet lief daar zal ik u trouwen, Hy heeft maagden en knegts zeer veel. Gy zult alie dagen ryden In een overschoon karos, Met een Prins al aan uw zyde, En gekleed gaan in goud damast. Wel myn Heer gy moet vertrekken, Want gy staat my gansch niet aan. Ziet gy komt maar met my gekken, Gy moet op een ander gaan. Maar doen wou hy haar verkragten, Ik wil hebben dat gy 't doet. Deeze maaget vol gedagten Haaren raad die was wel goed. Ze sprak, myn Heer wil eerst uittrekken, Waut uwe laarsen zyn veel te vuil, Om in hem geen gramschap te wekken, En te misleiden dien blinde uil. Ach riep ze, ik word moê van 't scheuren, Uwe laarsen en schieten niet, Dat 'er dees malle zot deed treuren, Want het meisje hem straks verliet. Hy meende dees maaget te vervo'gen, Maar uit zyn oogen was die Bruid, Hy zat verblind en gansch verolgen, Zo dat hy maakte een groot geluid, Ieder een bekeek dees jonker En jouwde hem wel dapper uit, [pagina 49] [p. 49] Met blaauw scheenen moest dien pronker Vertrekken straks ten velde uit. Oorlof liefhebbers van de vrouwen, Als gy hoort zoo'n nagtegaals klank, Wilt u van het minnen onthouwen, Verzet die liever met Bachus drank. Want de liefde komt u baaren Veel smerte en groot verdriet. De jonkers tot veel bezwaaren, Gelyk u meld dit minnelied. Vorige Volgende