De ton vol vrolykheid
(1803)–Anoniem Ton vol vrolykheid, De– Auteursrechtvrij
[pagina 40]
| |
Phebus glans Blonk tot aan de hemeltrans.
Maar toen ik buiten kwam in 't riet
Heb ik haar zo ras verspied,
En door min, hoe een maagd haar baden ging.
Haar schoen en koussen heeft zy eerst uitgedaan,
En hoort aan. En haar boezem losgedaan;
Zy heeft haar rok es opgeschort,
Voor en agter even kort,
Wilt verstaan, Om zo in de beek te gaan;
Met zo trapt, zy met haar voet
In de kristallyne vloed.
Myn gemoed Brandde als een Etna's gloed,
Ik lag gedoken in het riet daar neer,
Myn begeer Kykte nog wel eens zo veer,
Zy keek zo dikwils heen en weer
Of haar niemand zag van veer,
Maar ik was, Stilder als een muis in 't gras.
Ik had in 't kyken veel plaizier
Van dat zoere Venu dier;
Hert en nier, Branden van het minnevier.
Zy ging wassen haar leden blank en glad.
Dat het nat, Schier tot aan haar midden spat.
Zy wasten haar lieve zwaane hals,
En haar boesem, blank en mals.
Bors es bloor, als twee apprikoosen rond.
Zy streek laager als haar knien,
Doen was ik verheugd door het zien,
'k Dogt alleen, ik zal niet klappen wat ik meen.
Ik kon niet langer beide, trapte na haar kant,
Maar de kwant Stapte uit de beek op 't land.
Zy greep fluks haar kous en schoen,
Die zy spoedig aan wou doen
Maar ik sprak, schoon kind houd dog u gemak,
Ik heb lang genoeg alleen
Uw geneugte aagezien,
Wilt niet viten U en zal geen leed geschien.
Zy scheen bezweeken, 'k sprak liefje zyt geruft,
| |
[pagina 41]
| |
'k Heb uit lust, Eens haar roodermond gekust,
Ik sprak, u zal hier in 't veld
Niets geschieden met geweld.
Schoone blom, Kiest my voor uw Bruidegom.
Want Godin uw zoet gezigt
Is myn deel en zonneligt.
Venus wigt Heeft myn hert tot min verpligt.
Zy sprak verheven, frisse jonge kwant,
Daar 's myn hand. Trekt daar af een diamant,
Maar zwyg 't geen by hebt gezien,
Ik en zal nooit van u vlien.
't Is geschied, maar het krenkt myn maagdom niet,
Maar als gy zyt een braaf jonkman
Zo wilt het myn betoon en,
'k Neem u dan Voor myn byslaap en myn man.
Wy gingen treeden te zamen na de stad.
Wy dronken zamen lustig wyn
Van den Moesel of den Rhyn,
Met geneugt. Dat ons here en ziel verheugt.
t' Sa neemt een glas ten volle uit,
Drink 't op myn gezo dheid uit,
Tot besluit Van dees Bruidegom en Bruid.
|
|