De ton vol vrolykheid

De Droomende Minnaar over zyn beminnelyke Rosemond.

Stem: Kom Orpheus.

Ik lag laatst op een morgenstond

Te droomen op myn bed

Dat naast myn zy lag Rosemond,
Gantsch poesel, blank en vet;
Haar oogjes waren als vergit,
Haar kaakjes als een roos,
Geplant op zilver lelywit,
Geplant op zilver lelywit,
Die ik voor 't beste koo...s,
Die ik voor 't beste koos.

Haar tandjes als een paerlemoer,

Een klofje in haar kin,
Verdubbelt met een paerelsnoer
Van venus mingodin;
Haar borsjes waren appelrond
Gelyk als melk en room,
Op ieder een robyntje stond,
Op ieder een robyntje stond,
Die kuste ik zonder schroo...m,
Die kuste ik zonder schroom.

[p. 18]

 

Het schoone lighaam nederwaards

 

Was net als een albas,

 

Niet laager als twee spaanen ras

 

Een aardig kloofje was;

 

Haar buikje my een kruidberg scheen

 

Voor Venus tempel staan,

 

Op elpe liever tempelbeen,

 

Op elpe liever tempelbeen,

 

Een plant van lelybaa...n,

 

Een plant van lelyblaan.

 

De tempel daar men 't offer doet

 

Van 't beste dat men heeft,

 

En dat men van zyn vleesch en bloed,

 

Ja al ten beste geeft,

 

Daar vroeg ik of ik in mogt gaan,

 

En doen myn offerhand,

 

Zy lonkte my zo vriendelyk aan,

 

Zy lonkte my zo vriendelyk aan,

 

En drukte my myn han...d,

 

En drukte my myn hand.

 

Gestrengeld kusten wy elkaar,

 

Met zugies vol van min.

 

Maar toen myn offer was volbragt

 

Was 't vuurig in 't begin,

 

Maar in het einde Cupido

 

Zyn beste schigt verloor,

 

Ontwaakten ik heel onverwagt,

 

Ontwaakten ik heel onverwagt,

 

Myn schoonste ik verloo...r,

 

Myn schoonste ik verloor.

 

Wiens hart is oversielpt met zinnelijhe luften

 

Draagt een gednurig pak / hoc zou hy kunnen rusten.