De ton vol vrolykheid(1803)–Anoniem Ton vol vrolykheid, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Een aangeaaame Herders Minneklagt. Eenzaam Bos aanhoort myn klagten, Pluimgedierte kweel niet meer, Echo wilt myn druk verzagteu, Terwyl ik nu eerst liefde leer; Philis, Philis, hoort myn klagten. Gy alleen kunt myn versagten: Philis, Philis, komt dog weer. Ik ga nu heen om haar te ontmoeten, Onder de schaduwe van het groen: Ik wil my buigen voor haar voeten, Bidden haar met goet fatsoen; Of zy my wil weder minnen, [pagina 6] [p. 6] Veranderen haar stuurze zinnen, En my geven wil een zoen. Maar ach zy gaat voor my aan 't vlugten! Het windje dryft haar derwaards heen, Moet ik dan nog langer zugten? En versmelten in 't geween: Philis, Philis waarom vlugt gy, Ach ontrouwe waaron zugt gy, Of is u hert gelyk een steen. Het scheind zy stopt voor my haar ooren, Philis vind ik geen gena Zal ik dan van droefheid sinooren, Strafheid zonder wederga: Het hart scheind my van rouw te breken! Ik zal niet meer van liefde spreeken, Terwyl zy nu aan 't vlugten gaat, Het droef herdenken van myn leiden, Baart myn aldergrootste smart: Philis gy kont my bevreiden? Dus te leeven valt myn hart: Zal ik u niet langer derven, Moet ik duizent doode sterven, Heb dog deernis met myn smert. Weste windje houd u binnen, My dunkt ik hoor een soet geluit, Ach was dat myn herderinne! Speelen op haar herders fluit, Maar ach my dunkt ik zie haar naaderen, Zagjes door de Else bladeren, Ach het is myn waarde bruid. Philis ach myn hert en leven, Wellekom ô zoete Maagd; Wilt my doch u trouw nu geven: Daar ik lang heb om gevraagd? Wilt myn minnebrand nu blussen, [pagina 7] [p. 7] En laat u maar een kussen: Gy zyt die myn ziel behaagd. Herder houd op van klagen, Ik offer u terstont myn trouw, Slyt niet meer u lente dagen, Kiest my voor u echte vrouw: Ik wil myn hert u overgeven? Ik wil met u in vreugde leven, Tot de dood ons leven slyt. Ach damon u zoete klagten, Kan ik langer niet weerstaan, Ik wil u droefheid nu versagten; Wilt dees kus op trouw ontfaan, Laaten wy malkaar omhelzen, Tusschen dichten van dees Elzen; En ons zaam verbinden gaan. Veel geluk gy echte liedeu? In dit huwelyks verbond, Smert en druk wilt van u vlieden; Leef in vreugde lang gesont, Boud de aarde met veel spruiten, Met dien wensch wil ik het sluiten, Zet den beker aau u mond. Die dit liedje heeft gezonge, Vrienden dit ook well aanhoort, Want het is een Slypers jonge; Digte by de leidse poort: Fris van lyf en fris van leden, En van tronie wel besneeden, Kiddige beentjes zoo 't behoord. Wat is de Liefde? wat de lust? Al zugten/ duchten zonder rust/ Als groot verdriet en kleine vreugd/ Een regte Doolhof voor de Jeugd. Vorige Volgende