ringen van zijn grootvader, dan moest hij daar toch een getrouw beeld van geven. Hij moest zijn fabulerende neigingen onderdrukken.
Het authentieke, niet-aanstellerige van de herinneringen bleef lang een hindernis, gewend als Hertmans was aan de vigerende postmoderne idee dat authenticiteit niet meer bestaat: ‘Ik moest eerst genezen van het authentieke verhaal, het loslaten, om het op mijn manier terug te kunnen vinden.’ Hij moest voor Oorlog en terpentijn terugkeren naar authentieke, pure emoties.
In het doorwrochte essay ‘Locus amoenus’, over het ‘eeuwige ontbreken’ van de arcadische ‘aangename plek’, schrijft Hertmans: ‘Niet dat de literatuur het eeuwige ontbreken zélf kan helen, maar ze kan wel blijven getuigen van het gemis aan de locus amoenus.’
Het leven van Hertmans' grootvader vertegenwoordigt voor hem een locus amoenus, een aangename plek in het landschap van mentaliteiten en emoties. De figuur van Urbain Martien is in Oorlog en terpentijn een herinnering aan de verdwenen authenticiteit. Hoe ouderwets hij ook was, hoe kwezelachtig godsvruchtig soms ook, hoe groot zijn afkeer van de ‘roden’ ook was, hoe gezagsgetrouw hij ook kon zijn, Hertmans kwam onder de indruk van zijn moed in de Eerste Wereldoorlog, van zijn gevoel voor kunst, van zijn eigenzinnigheid en van zijn in het zwart geklede waardigheid, gesierd met een flamboyante strik en glanzende wandelstok.
Dat Hertmans eerst moest ‘genezen’ van het authentieke verhaal van zijn grootvader wil zeggen dat hij een toon moest vinden om over zijn sympathie en genegenheid te schrijven. Het moest een niet-sentimentele, maar wel bewonderende en inlevende toon zijn. Dat is hem glansrijk gelukt. Aan de hand van zijn grootvaders herinneringen in ‘standvastig handschrift’ roept hij in het eerste deel van Oorlog en terpentijn de tijd vóór de Eerste Wereldoorlog op, de jaren van bittere armoe waarin de jonge Urbain al op zijn dertiende in een ijzergieterij moet werken. In zijn ‘poging hem trouw te blijven en toch zijn verhaal te vertalen naar mijn eigen ervaring’ lukt het Hertmans om uitgesproken betrouwbaar te blijven. Wat hij er noodzakelijk bij verzint om het beeld compleet te maken blijft trouw aan de werkelijkheid (zover we dat kunnen beoordelen). Hij bezoekt de plaatsen, de straten en de huizen waar zijn grootvader het over heeft. Er ontstaat een wisselwerking tussen toen en nu, gelardeerd met zijn eigen herinneringen aan de schermlessen die hij van hem kreeg, en aan tochtjes die ze samen maakten naar musea, boekwinkels en de ijswinkel Veneziana: ‘ik bekijk de stad anders sinds ik zijn herinneringen met me meedraag.’
Oorlog en terpentijn is een hommage aan zijn grootvader. Het is ook een geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog door diens ogen. Hertmans gebruikt de