Dit huis leeft. Dit huis is dood.
Ik durf niet meer zo goed thuis te zijn. Ik raffel mijn laatste lading stukjes af, doe de mail de deur uit. Zonder jas snel ik naar buiten, het brute zonlicht in. De logica van mijn eigen emoties ontgaat me. Dat huis is mijn eigen huis, met mijn eigen spullen. Ik kan alle boeken blindelings vinden, al zijn ze volgens geen enkel aanwijsbaar systeem geordend.
Valse aangifte. Dát had ik moeten doen. Ze zou zijn meegenomen, gekeurd, verzorgd. Stempel erop: defect mens, s.v.p. behandelen met zus pilletje of zo drukcompres.
Eddie woont tien minuten lopen bij mij vandaan - ik heb de sleutel van zijn huis, maar bel bijvoorkeur aan. Gelukkig verschijnt hij al snel bovenaan het trappenhuis. De deur heeft hij losgetrokken met een touw dat naar boven is gespannen. ‘Toni Macaroni! U hier?’
Een tijdje zitten we computerspelletjes te spelen. Argentinië - Brazilië. Halverwege een aanval pakt Eddie mijn mobiel van tafel en begint te zoeken in de recente oproepen. Ik wil hem het ding uit handen rukken, maar hij duwt me moeiteloos weg. Hij kiest een nummer en projecteert een boze blik de ruimte in. Zijn stem is van stortpuin wanneer hij zegt: ‘Hé! Hallo! Jij daar! Mag ik je adviseren als de sodemieter op te houden met dit geëikel? Stop calling this fucking number! Niemaals nogmaals telefonieren... Om kort te gaan: kappen met die handel!’ Hij verbreekt de verbinding.
‘Hij ging nog steeds over, Eddie. Ik hoorde de kiestoon.’
Met enig misbaar gooit hij het toestel terug op de salontafel en gaat in één beweging door richting koelkast. Zonder te kijken tovert hij een biertje uit het inwendige. Hij kijkt zorgelijk en verkoopt de koelkast een schop. ‘Rotding.’
Hij ploft op de bank, fluit een wijsje en kijkt wat voor zich uit. Dan begint hij plompverloren Star Wars te citeren. Ik speel het spelletje niet mee door te vragen of de donkere kant van de kracht te leren valt, en dat hij dan zegt: jawel, maar niet van een Jedi. Ik heb wel wat anders aan mijn hoofd.
Die avond loop ik naar huis door het park. Het is een uur of elf - iemand draait het licht uit boven de huizen. Hier heb ik Amber voor het eerst gekust, in de winter, onder een viaduct dat het park doorsnijdt. Het lelijke licht deed niets af aan onze begeerte, de graffiti evenmin. We sloten een geheim huwelijk waaraan geen papieren of woorden te pas kwamen, al klinkt dat in retrospectief nogal pathetisch.
En tegelijk denk ik aan een ander park, in een ander land. Århus, het Rådhusparken. Omringd door duizenden waren we helemaal alleen, en Ane Brun zong voor ons, een klein meisje met blond haar, een akoestische gitaar en wat woor-