ren, een jong echtpaar met twee kinderen en een hypotheek waarmee ze hun vrijstaande huis hebben betaald.
Joey vraagt: Papa, zullen we morgen voetballen in het park?
Mijn vrouw zegt: Papa moet morgen werken, liefje.
Dat is alles. Ze vraagt niet hoe mijn werkdag was, daar is ze al jaren geleden mee gestopt.
Na het eten drinken we koffie, de kinderen krijgen chocolademelk met slagroom. We kijken met zijn allen toe hoe de zon ondergaat en er een lichtrode gloed over de tuin neerdaalt. Peter valt in slaap terwijl hij op mijn schoot zit. Ik til hem naar zijn kamer, waar ik hem voorzichtig in bed leg en door zijn blonde haren aai. Met Joey kijk ik nog het staartje van een actiefilm op televisie, dan moet hij ook naar bed. Zoals iedere avond loop ik met hem mee naar boven en kijk hoe hij zijn tanden poetst. Ik geef hem een zoen op beide wangen en trek zijn dekbed over hem heen, een paars landschap met oranje dinosaurussen erop.
Hij vraagt of ik nog even bij hem wil blijven.
Natuurlijk, zeg ik. Ik ga op een kruk naast het bed zitten. Natuurlijk blijf ik je.
Had je een leuke dag, papa?
Ik knik en vraag: Zal ik iets voorlezen?
Zonder zijn reactie af te wachten pak ik een strip van de stapel naast zijn bed.
Niet die, zegt Joey. Die zijn veel te kinderachtig. Wil je zelf een verhaal vertellen? Jouw verhalen vind ik altijd het leukst.
Ik denk na. Goed, zeg ik. Waar wil je een verhaal over horen?
Over een held. Een heel sterke held van wie iedereen houdt.
Ik schraap mijn keel, kijk achterom en begin aarzelend te praten. Een vijftig jaar oude, vriendelijke man die zomerkampen organiseert. Elk jaar weer, samen met tientallen kinderen in een herberg. En hij weet precies hoe hij het leuk moet maken. Hij neemt veel snoep mee, hij organiseert speurtochten en vertelt mooie verhalen, natuurlijk heeft hij ook mindere dagen, dat hebben we allemaal, soms kan hij het nauwelijks nog opbrengen te luisteren en staat hij op het punt weg te lopen, maar uiteindelijk blijft hij altijd bij de kinderen, en 's avonds beschermt hij ze tegen gevaren. Hagelbuien, bliksem, maar ook wolven uit het bos, aanvallen van piraten, de man houdt alles tegen, in zijn eentje, en hij is heel geliefd, dat blijft hij ook, tot hij op een dag... Om een of andere reden merk ik dat het me geruststelt, de man een verhaal geven, een kans die hij in werkelijkheid niet meer zal krijgen. Maar voor ik heb verzonnen hoe het afloopt, is Joey in slaap gevallen. Ik hoor het aan zijn vredige ademhaling. Op zijn gezicht staat een zorgeloze glimlach. Ik blijf een tijdje naar hem kijken. Dan knip ik het bedlampje uit en loop naar beneden.