In het uitgebreide voorwoord wijst Tettamanzi op het belang van een goede annotatie. De teksten moeten in het juiste perspectief worden gezien. Zo zegt hij dat, hoe schokkend dat vandaag de dag ook mag over komen: ‘il faut la rappeler: avant la Seconde Guerre mondiale, l'antisémitisme est perçu moins comme un délit que comme une opinion’, ofwel: men moet bedenken dat voor de Tweede Wereldoorlog het antisemitisme meer als een mening, een opvatting, dan als een delict, een strafbaar feit, werd gezien. Antisemitisch was zoiets als anticommunistisch, anti-Engels of anti-Duits. Céline is ook nooit formeel aangeklaagd vanwege zijn racistische teksten. Hij werd na de oorlog aangeklaagd voor verraad en collaboratie, niet voor racisme, al heeft dit wel als verzwarende omstandigheid gewerkt.
Tettamanzi zegt dat je Céline's antisemitisme wel kunt verklaren maar niet begrijpen. Er is het bekende rijtje met verklaringen: het milieu van middenstanders waarin hij is opgegroeid, de Dreyfus-affaire, zijn ervaringen met joden bij de Volkerenbond en in de artsenpraktijk op Clichy, het afwijzen van de opvoering van een van zijn toneelstukken en het verliezen van zijn vriendin Elizabeth Craig aan een jood.
Het zijn allemaal verklaringen, maar het blijft uiteindelijk een mysterie hoe hij tot zijn racistische pamfletten is gekomen. In de woorden van Tettamanzi: ‘Het lijkt erop dat bepaalde kanten van het racisme in het werk van Céline onherleidbaar zijn, dat wil zeggen onbegrijpelijk in de strikte zin van het woord.’ Hij is ook van mening dat Céline nooit pro genocide is geweest. In de pamfletten wordt wel meermaals over deportatie gesproken, naar Palestina of naar de Caraïben.
Het meest schokkend vindt Tettamanzi dat Céline na de oorlog nooit spijt heeft betuigd tegenover de slachtoffers, terwijl hij maar bleef zwelgen in zelfmedelijden: ‘Het schokkendste is zonder twijfel zijn onverschilligheid tegenover de uitroeiing van de Joden. Céline heeft nooit de minste spijt getoond, noch medeleven betuigd met de slachtoffers. Het ontbreken daarvan, gekoppeld aan het overdreven zelfmedelijden, geeft aan hoe verfoeilijk zijn houding en publieke optreden waren.’ Tettamanzi wijst er nog eens op dat de morbide titels Bagatelles pour un massacre en L'École des cadavres niet slaan op de joden maar op de Fransen zelf.
De pamfletten maken onlosmakelijk deel uit van Céline's oeuvre. De kale opruiende teksten, zonder toelichting, die op internet circuleren zijn nog altijd ‘gevaarlijk’, licht ontvlambaar materiaal en om die reden was een kritische uitgave zoals Écrits polémiques dringend gewenst. Afgezien van de informatieve, zevenendertig pagina's lange introductie bevat het boek bijna tweehonderdvijftig pagina's met annotaties. In de annexen is verder onder andere nog een zeer gestructureerde synopsis van de pamfletten gegeven, alsmede twintig pagina's met toe-