iemand vanuit een toren ‘Actie!’ heeft geschreeuwd. Een paar kapucijner monniken gaan als eerste; ze laten geen enkele omhelzing achter. Kinderen drukken zich tegen hun begeleiders aan. Een paar grijze mannen lopen naar gate nummer 2 met hun aktetassen, een aantal vrouwen begeeft zich naar gate nummer 2 met hun vele en noodzakelijk armen.
Nu is Liliana aan de beurt.
Ze is een mooie, lange vrouw. Het is niet moeilijk om te bedenken hoe de mannen in de scène naar haar kijken, maar ook de vrouwen, want als Liliana op een feest verschijnt of op straat loopt, richten alle blikken zich op haar. Juan vleit zich met die gedachte, die inmiddels, door de tijd die ze nu met elkaar getrouwd zijn, een zekerheid is geworden. Hij prijst zich gelukkig dat die beeldschone vrouw van hem is, dat hij daarom benijd wordt. Juan kust haar en Liliana laat zich kussen, een kus die je kunt verwachten bij een afscheid in de schijnwerpers. Zij gaat zo vliegen en hij blijft achter op de grond. Hij blijft staan met zijn hand in de lucht, maar wat kan een man ook anders, nu zijn vrouw er opeens beter en mooier uitziet dan ooit. De vrouw staat op het punt te verdwijnen door het gat dat naar de nacht leidt, naar een deel van de atmosfeer hoger dan de hoogste bergketens. In de wereld van de luchtvaart zorgt het overvloedige licht ervoor dat alles veiligheid uitstraalt, en Liliana loopt verder, vol zelfvertrouwen, zoals ze is geboren en zoals ze altijd heeft geleefd. Slechts een toevallige botsing (of het lot, dat is niet te zeggen), en de hele waaier van tijdschriften valt uit die zo goed verzorgde en zekere handen van Liliana.
‘Ik zal u wel even helpen.’
‘Oh, het spijt me, maar laat u zich door mij niet ophouden.’ Dat soort beleefdheden.
De reisgenoot van Liliana heet misschien Gerardo, of Alberto, of beter nog Roberto. Na die haastig geboden hulp draait Roberto zich nog één keer om voor een vluchtige groet. Vanuit het solidaire groepje achterblijvers wordt Roberto's gebaar beantwoord door een onopvallende vrouw die een zakdoek omhoog houdt, net zo onbeduidend als zijzelf, laten we haar Maria noemen.
De gate gaat definitief dicht. Gate of porte nummer 2 is dicht. De achterblijvers hebben even het gevoel van afwijzing en ervaren een vreemd soort vermoeidheid, de kater na het feest. Langzaam lopen ze de vertrekhal uit en al snel zijn ze elkaar weer vergeten. Buiten klinkt het gebulder van een straalvliegtuig in de nacht.
De auto's stonden op de grote parkeerplaats en waren inmiddels met een laagje rijp bedekt. In een oogwenk waren de taxi's verdwenen.
‘Als u wilt, kunt u met mij meerijden naar het centrum...’