in het gezicht had gehad, zoveel mogelijk in de rug te houden, al was dat lastig omdat hij soms van alle kanten leek te komen. Voorzover ik om me heen kon zien was er een ongeschonden wit dek waar een dun laagje sneeuw als stuifzand door de wind overheen werd geblazen, in merkwaardige, kronkelende patronen.
Toen ik na een half uur nog altijd niet bij de weg was, begreep ik dat ik de verkeerde kant op was gelopen. Mijn eigen sporen had ik nergens meer gezien. Ik knielde neer en tastte in mijn jaszak naar mijn mobieltje.
‘Hoi, met mij...’
‘Hoi... Waar ben je, wat is dat voor geluid?’
‘De wind... Ik ben verdwaald, ergens in de velden voor het huis...’
‘Wat?’
‘Verdwaald... Ik heb het spoor van de haas gevolgd maar toen begon het te sneeuwen en nu sneeuwt het nog steeds en ik zie niets en heb geen idee waar ik ben en het is stervenskoud...’
‘Oj då... En nu?’
‘Daarom bel ik je. Ik weet niet wat ik moet doen... Moet ik me ingraven in de sneeuw of zo? Of moet ik juist blijven lopen?’
‘Geen idee...’
‘Maar jij bent toch Zweeds?’
‘Ik ben ruim twaalf jaar weggeweest, weet ik veel...’
‘Misschien moet ik de politie bellen?’
‘Ja, misschien... Maar wat kan de politie doen? Een zoektocht organiseren?...’
‘God kolere... Hollander doodgevroren in sneeuwstorm... Ik zie de koppen al...’
‘Wacht, ik kijk even naar de weersverwachting...’
‘Ja, doe dat... Zonnig, temperaturen van rond de vijftien graden, nauwelijks wind, kortom, een heerlijke lentedag...’
‘Hier... Op de site van SMHI hebben ze zo'n neerslagradar. Zo te zien blijft het niet lang sneeuwen. Ik denk dat je het beste kunt blijven lopen, zodat je warm blijft, en als het opklaart zie je vanzelf waar je bent... Je kunt onmogelijk echt verdwalen want er zijn aan alle kanten wegen...’
‘En het bos van Kila...’
‘Ja, maar dan ben je dus in Kila.’
‘Blijven lopen dus?...’
‘Ja, dat denk ik, dan komt het wel goed...’
‘Godverdomme... Ik ging alleen maar even een wandelingetje maken... Altijd die omwegen...’