Tirade. Jaargang 56 (nrs. 442-446)(2012)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 73] [p. 73] Tjarda Eskes Gedichten 1 helena heette zij die op de rampenwerke, parapets van troje wachtliep van hector snoepte, paris' tepels hardde erotiek ik ken je niet zoals zij van badlakens de speld ontpinde en mijn beteutering op het trage vijfde uur in het kleine schrijvershuis met rieten dak wahnfried, de macht der dingen zat hij met poes op schoot geneverkelk op taboeret of schoorsteenmantel a.r. holst in het dorp h. gorter in knickerbocker op de fiets drop your knickers madam gebreide wollen trui, leren pet daguerrotype van piet moeskops hoog in de bocht op de houten wielerbaan van versailles van fausto coppi's ketting lik ik stof in het aangezicht van dood, verderf haarspeldbochten op de mont ventoux of was het mont victoire de steenslaghelling laatste rustplaats van cézanne [pagina 74] [p. 74] dit is mijn wereld, wereldvangewonemensen geschiedenis, tijd, mijn wereld, aardbol windstreken, wind en golven ontkiemend graan van nieuwe generaties wereldsteden ook mijn wereld ik ver daar buiten reizend onophoudelijk door werkelijkheid en geest zij vulde vroeg mijn broodtrommel in de verweerde aktentas onder zelfbinders zelfgebonden voor in de middagpauze gebarsten rubber, liflaf, omafiets, vetvrij papier met reumavingers tederlijk de dode blaadjes uit de plantenbak gevist geen krokodillen hier klimop een gesloten jas van veiligheid om mijn kleine huis nog peppels staan reisjes op de rijn naar drachenfels en lorelei germania nog steeds non cantat ben aangezegd bij doodkistman, begraafgemeente lepel doodleuk soep onder vliegenstrip in de werkplaats houtboor en zaag al hoorbaar geen hoop in duistere dagen van verval de litanie [pagina 75] [p. 75] 5 mijn lichaamspijn als treurnis in de mist bomen waaien dicht de einder in eerste restjes winterkou naasten sneven in het kreupelhout met dichtgegroeide tenen najaarsdonderkoppen weggedompeld in al dikbevroren vijvers de verdronken schaatser glazig onder bellenblazend ijs visjes zwemmend in de oogbol en wat nou, een elfstedentocht in de schrale leegte van het universum plak ik kauwgom onder het verweerde schoolbankblad wie staart dit aan deze nieuwe spertijd, verbogen prikkeldraad vlucht naar vrijheid nog voor het vallen van de muur greppels vol met oude lucht? ik mis je je verpleegstersschort gesteven galgjes de walm van stijfsellucht uit volle borst je keel gesloten door het rode kruis de lange leren jas over schouders losjes voor op de brommer in de wijk en in de zijzak nagelschaar, pincet en krammen [pagina 76] [p. 76] zo waren duitse generaals guderian, rommel en von moltke (germania non cantat) wie begrijpt het aangeslibde zitvlees de hammen, dijen en het gat er tussen? Vorige Volgende