Hoe meer ze praat hoe meisjesachtiger het wordt. Dat is het: haar lichaam, de verhoudingen zijn die van een mollig kind. De grote borsten lijken opeens een bizarre toevoeging. Haar wangen kleuren, ze heeft gezien dat ik naar haar borsten keek.
‘Kun je de ramen opendoen en de luifels neerlaten’, vraag ik.
‘Ja, mevrouw.’
Ik leg de schroevendraaier op het kastje aan het voeteneind en trek de bovenste lade open; zoek een paar kousen uit. Terwijl ik de zijde over mijn kuiten rol stapt Nadia op haar doffe witte klompjes van raam naar raam. Ik ga voor de spiegel zitten, veeg het rood van mijn lippen en stift ze met de Chanel, de rouge 58, die bijna op is.
‘Beter’, besluit ik terwijl ik mijn sjaaltje omknoop. ‘Veel, veel beter.’
‘Mevrouw?’
‘O, ik had het niet tegen jou, Nadia.’
‘Dan ga ik nu verder met stofzuigen in de keuken?’
‘Nadia?’
Ze moet terugkomen van de overloop. ‘Ja, mevrouw?’
‘Welke schoenmaat heb jij?’
Weer die kinderlijke uitdrukking. Wie beschermde haar op school? Tijdens de gymles? ‘Achtendertig, mevrouw.’
Ik sta op en loop naar de kast. De bruine doos, linksachter. Julie Dressen. Als ik me, met de doos in mijn handen, omdraai gaapt ze me nog steeds aan.
‘Kom’, zeg ik. ‘Waar wacht je op?’
‘Mevrouw?’
‘Hup, doe die klompen eens uit.’ Ze gehoorzaamt, duidelijk zonder te begrijpen wat er aan de hand is. ‘Je sokken ook.’
Ik haal de deksel van de doos, vouw het papier opzij. Daar liggen ze, de schoenen waarvan ik alleen maar kon dromen toen ik twintig was. De schoenen waarvoor ik te oud ben: rode Dressens met een bandje. Nadia's mond valt open.
‘Nou?’, zeg ik, en houd er een voor haar op. ‘Kom op dan. Ga eens zitten.’
Ik zet haar op het bed, de Dressens aan weerszijden van haar voeten.
‘Dat is niet mijn maat’, zegt ze.
‘Achtendertig, toch?’
‘Jawel, maar daar pas ik toch nooit in?’
Ik zet mijn handen in mijn zij. ‘Er is maar één manier om daar achter te komen.’
Nadia's hoofd lijkt nog groter te worden, maar haar kuiten, die verrassend zacht en haarloos zijn, eindigen in dunne enkels en smalle voeten. De Dressens